GEROEPEN EN GEZONDEN
Vandaag, op deze vijfde zondag door het jaar (C) horen wij van de profeet Jesaja en van de apostelen Petrus en Paulus dat zij zich alle drie zondige mensen wisten en daardoor niet in staat om voor God te verschijnen en zijn opdracht te vervullen. Maar alle drie kregen zij te horen dat hun zonden waren vergeven en ontvingen zij de kracht om hun zending te vervullen. Alle drie begrepen zij dat zij zonder God tot niets in staat waren, maar zij wisten ook alle drie dat voor hen met de hulp van Gods genade niets onmogelijk zou zijn.
Zoals het ging bij de profeten in het Oude Testament en in het begin van de Kerk, zo gaat het ook nu. Zondige en zwakke mensen worden door God geroepen en gezonden om de zending van zijn Zoon in deze wereld voort te zetten. Dat zijn niet alleen de gewijde ambtsdragers in onze Kerk, degenen die delen in de zendingsopdracht van de apostelen om te verkondigen, de sacramenten te bedienen en de christelijke gemeenschappen te leiden. Nee, al degenen die zijn gedoopt en gevormd, hebben krachtens deze sacramenten de taak om met woorden en daden te getuigen van de liefde van God, zoals die in Jezus aan ons bewezen is. Petrus herhaalt in zijn eerste brief de woorden uit het Oude Testament: “Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk, bestemd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht: gij, vroeger geen volk, nu Gods volk; vroeger van genade verstoken, nu begenadigd.” (1 Petr. 2,9-10)
De Kerk, het héle Volk van God dus, onder leiding van haar ambtsdragers, mag zich zwak en zondig weten en vóór het communiceren de woorden van de Romeinse honderdman herhalen: “Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mijn komt, maar spreek slechts een woord en mijn ziel zal gezond worden.” (vgl. Mt. 8,8). Maar de Kerk, het héle Volk van God inclusief haar ambtsdragers, mag ook weten dat zij leeft van de genade van God, die altijd bereid is alle zonden te vergeven en voor wie niets onmogelijk is.
Laten wij dan ook de Kerk en haar plaats in deze wereld niet alleen met menselijke ogen bezien, maar vanuit Gods bedoelingen: een heilige natie, Gods eigen Volk. Werden vroeger de gewijde ambtsdragers nogal eens op een voetstuk geplaatst als “heilige mannen Gods”, die niets verkeerds konden doen; nu wordt vaak de menselijke zwakheid en zondigheid voor het voetlicht geplaatst. Beide kanten zijn al te menselijk, eenzijdig en beperkt. Jezus verwijt zijn tijdgenoten dat zij zowel Johannes de Doper als Hem zelf al te menselijk bekritiseren. Maar, zegt Hij, Gods wijsheid vindt rechtvaardiging in zijn werken. (Mt. 11,16-19) Blijven wij bidden tot Onze Vader dat zijn Rijk mag komen en dat zijn wil mag geschieden op aarde zoals in de hemel.
Pater Gerard Wijers s.s.s., Amsterdam
Nieuwste overwegingen
Hij komt!
november 30, 2024
Christus Koning
november 25, 2024
Een keten van gebed
november 15, 2024