DE DOOP VAN DE HEER

DE DOOP VAN DE HEER

Deze zondag sluiten we de Kersttijd af met het feest van de Doop van de Heer. We maken een sprong in de tijd van ongeveer dertig jaar. Speelde tot nu toe alles zich af rond de geboorte van de Heer; nu staat Hij als jongeman van ongeveer dertig jaar onder de duizenden die zich door Johannes de Doper laten dopen in de Jordaan tot bekering en vergeving van hun zonden. Ook Jezus treedt toe om gedoopt te worden. Johannes wilde Hem tegenhouden, maar Jezus verklaarde dat het passend was om het zo te doen. Jezus wil zich verbonden weten met ons, zondaars. Als Jezus opstijgt uit het water klinkt er een stem uit de hemel: “Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb Ik mijn behagen gesteld.” En de heilige Geest daalde neer in de gedaante van een duif. De drie-ene God openbaarde zich voor duizenden mensen.

De verbondenheid van Jezus met ons, zondaars, gaat tot het uiterste toe. Kort voor zijn kruisdood zal Hij namelijk zeggen: “Ik moet een doopsel ondergaan, en hoe beklemd voel Ik Mij totdat het volbracht is.” (Lc. 12,50) Maar als Jezus door zijn kruisdood is afgedaald tot de chaos van de wateren van de onderwereld wordt Hij vervolgens opgeheven uit deze wateren, en tot de verrijzenis geroepen door de stem van de Vader die zegt: “Gij zijt mijn Zoon , Ik heb U heden verwekt … Ik zal een vader voor Hem zijn en Hij zal mijn Zoon zijn.” (Ps. 2,7 en Heb. 1,5) Dit tafereel van dood en verrijzenis is een meesterwerk, dat geschreven en geleid is door de heilige Geest. De stem van de Heer over de grote wateren van de dood richt zijn Zoon met kracht en macht weer op uit de dood. De apostel Paulus zal het later zo zeggen: “Hem die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden.” (2 Kor. 5,21)

De Doop van de Heer heeft inderdaad alles te maken met ons eigen doopsel. Ook wij dalen met Christus af in het water van de dood, waar onze zonden worden afgewassen. En na ons met Hem te hebben ondergedompeld, stijgen wij weer met Hem op uit het water en horen wij − sterk en machtig – de stem van de Vader die zich ook tot ons richt in de diepte van onze harten, en voor ieder van ons een nieuwe naam verkondigt: “Beminde! In wie Ik mijn welbehagen vind.” Wij vernemen deze naam als de onze, niet op grond van de goede werken die we deden, maar omdat Christus in zijn grenzeloze liefde intens heeft verlangd zijn relatie met de Vader met ons te delen. (Homiletisch Directorium, 137)

Laten we ons bewust blijven van de grote geloofsschat van ons Doopsel, waardoor wij toetraden tot de gemeenschap van gelovigen in de drie-ene God: Vader, Zoon en heilige Geest, en waardoor wij met Christus delen in het kindschap van de éne Vader in de hemel, en herboren werden tot eeuwig leven.

Pater Gerard Wijers s.s.s., Amsterdam

Delen

Lid van de congregatie van Sacramentijnen is pater Wijers woonachtig in de in Amsterdam bij de Begijnhof en assisteert heel regelmatig op het heiligdom.

Nieuwste overwegingen