Als gij u niet bekeert…

lam-gods

Wij worden regelmatig opgeschrikt door oorlogen, rampen en aanslagen, nu hier dan daar. Afgelopen maandag 18 maart was het raak in Utrecht. In het evangelie van vandaag spreken mensen Jezus ook aan over rampen en aanslagen met veel slachtoffers.

Het valt op dat Jezus in zijn antwoord niet rechtstreeks ingaat op die verschrikkelijke gebeurtenissen (de aanslag op de Galileeërs door Pilatus en het omvallen van de toren bij de Silóam), maar dat Hij zich richt tot de mensen zelf die Hem aanspraken. Hij wijst op de bron van al deze ellende: de zonde, het afwijzen van God en zijn geboden, met alle gevolgen van dien: de mens die zich zijn eigen ondergang berokkent en die van zijn medemensen. Daarom roept Hij zijn toehoorders op zich te bekeren tot God en zijn geboden te onderhouden. De redding van ons mensen en van heel de schepping komt namelijk van God alleen.

In de eerste lezing horen we dat God zich openbaart aan Mozes in de brandende braamstruik. Hij maakt zich kenbaar als “Degene die is” en die persoonlijk zal ingrijpen om zijn eigen volk, het volk Israël, te bevrijden uit de slavernij in Egypte. Vervolgens leidt Hij zijn volk door de woestijn naar het Beloofde Land. Maar, zegt de apostel Paulus in de tweede lezing: In de meesten van hen heeft God geen welbehagen gehad omdat zij slechte dingen begeerden en morden tegen God. Zij vonden de dood in de woestijn. Deze gebeurtenissen hadden een diepe zin, en zijn een waarschuwing voor ons, aldus Paulus.

Welke is de diepe zin en de waarschuwing voor ons van de tragische gebeurtenissen die wij nu in onze tijd meemaken, die wij uiteindelijk niet kunnen verklaren, en die wij met eigen inzicht en op eigen kracht ook niet kunnen afwenden? Het antwoord is hetzelfde als Jezus bijna tweeduizend jaar geleden aan zijn toehoorders gaf: “Als gij u niet bekeert …” Het gaat dus niet direct om de feiten en achtergronden, maar het gaat om onszelf! Wij worden uitgenodigd ons eerlijk af te vragen: Neem ik mijn toevlucht tot God, erken ik zijn aanwezigheid in mijn leven, heb ik eerbied voor mijn eigen leven en dat van anderen, en erken ik het onontbindbaar huwelijk als de bron van telkens nieuw, door God te geven menselijk leven, enz. enz.? Erken ik mijn zwakheid en zondigheid en keer ik mij telkens opnieuw tot God? Geef ik Hem de kans om telkens weer opnieuw zijn oneindige barmhartigheid te betonen voor mij?

Met andere woorden: Ben ik mij ervan bewust dat God in zijn Zoon Jezus persoonlijk heeft ingegrepen om mij te verlossen uit de slavernij van de zonde en mij te voeren naar het Beloofde Land in de hemel? En niet allen mij: Hij is het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt, zoals wij zeggen vóór wij te communie gaan. Mogen wij ons in deze Veertigdagentijd opnieuw bewust worden van deze Goddelijke almacht, die juist in zwakheid volkomen wordt?

Pater Gerard Wijers s.s.s., Amsterdam

Delen

Lid van de congregatie van Sacramentijnen is pater Wijers woonachtig in de in Amsterdam bij de Begijnhof en assisteert heel regelmatig op het heiligdom.

Nieuwste overwegingen