DAGELIJKS BROOD LEZINGEN VAN 3 – 9 OKTOBER 2021

adam-eva-god-paradijs

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Gebed tot de heilige Jozef

Tot U, Heilige Jozef nemen wij onze toevlucht in onze noden. En na de hulp van uw zeer heilige Bruid te hebben ingeroepen smeken wij met vertrouwen ook uw bescherming af.

Wij bidden U ootmoedig: zie met goedheid neer op het erfdeel dat Jezus Christus door zijn bloed heeft verworven en help ons in onze noden door uw machtige bijstand.

Dat vragen wij U omwille van de liefde die U heeft verbonden met de onbevlekte Maagd en Moeder van God en omwille van de vaderlijke tederheid waarmee Gij het Kind Jezus hebt aanvaard zorgzame bewaarder van het heilig Huisgezin bescherm de uitverkoren kinderen van Jezus Christus.

Liefdevolle vader, houdt ons ver van dwaling en zedenbederf.

Machtige beschermer, sta ons vanuit de hemel genadig bij in de strijd tegen de machten van de duisternis.

En zoals Gij weleer het Kind Jezus uit het grootste levensgevaar hebt gered zo verdedig nu ook de heilige Kerk van God tegen vijandelijke aanslagen en alle tegenwerking neem ieder van ons in uw blijvende bescherming opdat wij naar uw voorbeeld en gesteund door uw hulp heilig leven, zalig sterven en het eeuwig geluk in de hemel verkrijgen.
Amen

Dagelijks Brood, Lezingen van zondag t/m zaterdag 3 – 9 oktober 2021

26e week door het jaar

Zondag 03 oktober

Eerste lezing (Gen. 2, 18-24)

En zij zullen volkomen één worden
De Heer God sprak: “Het is niet goed dat de mens alleen blijft. Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past.” Toen boetseerde de Heer God uit de aarde alle dieren op het land en alle vogels van de lucht en bracht die bij de mens om te zien hoe hij ze noemen zou: zoals de mens ze zou noemen, zo zouden ze heten. De mens gaf dus namen aan al de tamme dieren en aan al de vogels van de lucht en aan al de wilde beesten; maar een hulp die bij hem paste vond de mens niet. Toen liet de Heer God de mens in een diepe slaap vallen; en terwijl hij sliep, nam hij één van zijn ribben weg en zette er vlees voor in de plaats. Daarna vormde de Heer God uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, een vrouw en bracht haar naar de mens.
Toen sprak de mens: “Eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees! Mannin zal zij heten want uit een man is zij genomen.” Zo komt het dat een man zijn vader en moeder verlaat en zich zo aan zijn vrouw hecht dat zij volkomen één worden.

Tussenzang (Ps. 128, 1-2.3.4-5.6)

Refrein: U zegene de Heer uit Sion zolang uw dagen duren.

Gelukkig die godvrezend zijt, de weg des Heren gaat. Ge zult de vrucht van eigen arbeid eten, tevreden en voorspoedig zult ge zijn.
Uw vrouw daarbinnen in uw huis is als een rijkbeladen wijnstok. En als olijventakken rond de stam, zo staan uw zonen om uw tafel.
Ja, zo wordt elke man gezegend die eer geeft aan de Heer. Moogt gij Jeruzalem welvarend zien zolang uw dagen duren; moogt gij de zonen van uw zonen nog aanschouwen, en vrede over Israël.

Tweede lezing (Hebr. 2, 9-11)

Hij die heiligt en zij die geheiligd worden hebben een en dezelfde oorsprong

Broeders en zusters, wij zien hoe Jezus die voor een korte tijd beneden de engelen was gesteld nu met luister en eer gekroond is, omdat Hij de dood heeft verduurd. Door Gods genade kwam zijn sterven aan allen ten goede. God, einddoel en oorsprong van alle dingen, wil vele kinderen tot hemelse heerlijkheid leiden; was het dan niet passend dat Hij de aanvoerder die hen redt niet dan door lijden tot de voleinding bracht? Want Hij die heiligt en zij die geheiligd worden, hebben een en dezelfde oorsprong; daarom schrikt Hij er ook niet voor terug hen zijn broeders te noemen.

Vers voor het evangelie (Joh. 15, 15b)

Alleluia. Ik heb u vrienden genoemd, zegt de Heer, niemand komt tot de Vader, tenzij door Mij. Alleluia.

Evangelie (Mc. 10, 2-16)

Wat God heeft verbonden mag een mens niet scheiden

In die tijd kwamen er Farizeeën die Jezus vroegen: “Staat het een man vrij zijn vrouw te verstoten?” Daarmee wilden zij Hem op de proef stellen. Hij antwoordde hun met een wedervraag: “Wat heeft Mozes u voorgeschreven?” Zij zeiden: “Mozes heeft toegestaan een scheidingsbrief op te stellen en haar weg te zenden.” Doch Jezus antwoordde hun: “Om de hardheid van uw hart heeft hij die bepaling voor u neergeschreven. Maar in het begin, bij de schepping, heeft God hen als man en vrouw gemaakt. Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen één vlees worden. Zo zijn zij dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn. Wat God derhalve heeft verbonden mag een mens niet scheiden.” Thuis ondervroegen de leerlingen Hem nogmaals daarover. Hij sprak tot hen: “Wie zijn vrouw wegzendt en een andere huwt maakt zich tegenover haar schuldig aan echtbreuk. En wanneer zij haar man verlaat en een andere huwt begaat zij echtbreuk.” De mensen brachten kinderen bij Hem met de bedoeling dat Hij ze zou aanraken. Maar bars wezen de leerlingen ze af. Toen Jezus dit zag zei Hij verontwaardigd: “Laat de kinderen toch bij Mij komen en houdt ze niet tegen. Want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods. Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan.” Daarop omarmde Hij ze en zegende hen terwijl Hij hun de handen oplegde.

Maandag 4 oktober H. Franciscus van Assisi

Eerste lezing (Jona 1, 1 – 2, 1.11)

Jona stond op, maar om te vluchten, weg van de Heer

Het woord van de Heer werd gericht tot Jona, de zoon van Amittai: “Sta op, ga naar Nineve, de grote stad Nineve, en zeg haar aan, dat haar verdorvenheid is doorgedrongen tot Mij in den hoge.” En Jona stond op, maar om te vluchten naar Tarsis, weg van de Heer. Hij begaf zich naar Jaffa en hij vond daar een schip dat op het punt stond naar Tarsis te varen. Hij betaalde voor de overtocht en ging aan boord om mee te varen naar Tarsis, weg van de Heer. Maar de Heer smeet hevige wind op de zee en er brak op de zee een hevige storm los, dat het schip dreigde te breken. De zeelieden werden bevreesd en ieder van hen riep tot zijn eigen god. Om het schip lichter te maken, smeten ze de lading in zee. Jona echter was afgedaald tot in het diepst van het ruim, had zich daar neergelegd en was in een diepe slaap gevallen. De kapitein kwam naar hem toe en zei tot hem: “Hoe kunt u zo diep slapen? Sta op en bid tot uw god; dan denkt die god misschien aan ons en gaan wij niet te gronde!” De mannen zeiden tot elkaar: “Kom, laten we het lot werpen om te zien, aan wie het ligt, dat deze ramp ons treft.” Zij wierpen het lot en het lot viel op Jona. Zij vroegen hem: “U, aan wie het ligt, dat ons deze ramp treft, vertel ons eens: Waarom zijt u op reis en waar komt u vandaan? Wat is uw land en tot welk volk behoort u?” Jona antwoordde: “Ik ben een Hebreeër en ik vrees de Heer, de God van de hemel, die de zee en het land gemaakt heeft.” Toen werden de mannen zeer bevreesd en ze zeiden tot Jona: “Hoe hebt u zoiets kunnen doen?” Ze hoorden namelijk dat hij, om weg te komen van de Heer, op de vlucht was gegaan; dat vertelde hij hen. Zij vroegen hem: “Wat moeten wij met u doen om door de zee met rust gelaten te worden?” De zee werd namelijk steeds stormachtiger. Hij antwoordde: “Neem mij maar op en smijt mij in zee. Dan zal de zee u met rust laten. Ik weet: het ligt aan mij, dat deze hevige storm u heeft getroffen.” De mannen deden nog een poging om terug te roeien naar het land, maar zij slaagden daar niet in, omdat de zee om hen heen steeds stormachtiger werd. Toen riepen zij tot de Heer: “Ach Heer, laat ons niet te gronde gaan, wanneer wij deze man om het leven brengen, en reken ons dit niet aan als het vergieten van onschuldig bloed; het heeft u, Heer, toch immers behaagd, dit te laten gebeuren!” Nu zond de Heer een grote vis om Jona te verzwelgen. En Jona was in de buik van de vis, drie dagen en drie nachten. Toen sprak de Heer tot de vis en de vis spuwde Jona op het droge.

Tussenzang (Jon. 2, 2.3.4.5.8)

Refrein: Uit het graf hebt Gij mij doen verrijzen, mijn Heer en mijn God!

In mijn ellende heb ik tot de Heer geroepen en Hij heeft mij verhoord. Vanuit de krochten van de dood riep ik tot U, mijn stem drong tot U door.
Gij had mij in de diepe zee geworpen, de golven sloegen neer over mijn hoofd. Ik sprak: nu ben ik voor uw oog verborgen, nooit zal ik meer uw tempel zien.
Want toen mijn ziel in mij verstikte dacht ik aan U. En mijn gebed is tot U doorgedrongen, tot in uw heiligdom.

Vers voor het evangelie (Hebr. 4, 12)

Alleluia. Het woord van God is levend en krachtig, en het dringt door tot het raakpunt van ziel en geest. Alleluia.

Evangelie (Lc. 10, 25-37)

Wie is dan mijn naaste?

In die tijd trad een wetgeleerde naar voren om Jezus op de proef te stellen. Hij zei: “Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” Jezus sprak tot hem: “Wat staat er geschreven in de wet? Wat leest ge daar?” Hij gaf ten antwoord: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf.” Jezus zei: “Uw antwoord is juist, doe dat en ge zult leven.” Maar omdat hij zijn vraag wilde verantwoorden sprak de wetgeleerde tot Jezus: “En wie is dan mijn naaste?” Nu nam Jezus weer het woord en zei: “Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in de handen van rovers. Ze plunderden en mishandelden hem en toen ze aftrokken, lieten ze hem half dood liggen. Bij toeval kwam er juist een priester langs die weg; hij zag hem wel, maar liep in een boog om hem heen. Zo deed ook een leviet: hij kwam daar langs, en hij zag hem, maar liep in een boog om hem heen. Toen kwam een Samaritaan die op reis was bij hem, hij zag hem en kreeg medelijden; hij trad op hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze; daarna tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. De volgende morgen haalde hij twee tienlingen te voorschijn, gaf ze aan de waard en zei: Zorg voor hem, en wat ge meer mocht besteden zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden. Wie van deze drie lijkt u de naaste te zijn an de man, die in de handen van de rovers gevallen is? Hij antwoordde:  “Die hem barmhartigheid betoond heeft.”  En Jezus sprak:  “Ga dan en doet gij evenzo.” 

Dinsdag 5 oktober H. Faustina Kowalska, maagd 

 Eerste lezing (Jona 3, 1-10) 

De inwoners van Nineve kwamen terug van hun heilloze wegen,  en God kreeg spijt dat Hij hen met onheil bedreigd had 

Het woord van de Heer werd voor de tweede maal  tot Jona gericht:  “Sta op, ga naar Nineve, de grote stad Nineve,  en zeg haar aan  wat Ik u te zeggen heb gegeven.”  En Jona stond op en ging naar Nineve,  zoals de Heer bevolen had.  Nineve was een geweldig grote stad;  drie dagen had men nodig om er doorheen te trekken.  Jona begon de stad in te gaan, één dagreis ver.  Toen riep hij:  “Veertig dagen nog,  en Nineve wordt met de grond gelijk gemaakt!”  Maar de Ninevieten zochten hun steun bij God;  zij riepen een vasten uit en allen,  van groot tot klein, trokken zij boetekleren aan.  Het woord van Jona kwam ook  de koning van Nineve ter ore;  hij stond op van zijn troon,  legde zijn staatsiegewaad af,  trok een boetekleed aan en zette zich neer in het stof.  Hij liet in Nineve omroepen:  “Op last van de koning en van zijn rijksgroten!  Mensen en dieren, grootvee en kleinvee,  zij mogen niets eten,  zij mogen niet grazen en geen water drinken.  Mensen en, dieren moeten zich in boetekleren hullen  en uit alle macht tot God roepen;  ieder moet terugkomen van zijn heilloze wegen  en van de ongerechtigheid, die aan zijn handen kleeft.  Wie weet of God dan niet terugkomt op zijn besluit  en daar spijt van krijgt;  wie weet of Hij niet terugkomt op zijn vlammende toorn,  zodat wij niet te gronde gaan.”  En God zag wat zij deden;  Hij zag hoe zij terugkwamen van hun heilloze wegen.  En God kreeg spijt,  dat Hij hen met dat onheil bedreigd had.  Hij bracht het niet ten uitvoer. 

 

Tussenzang (Ps. 130, 1-2.3-4ab.7-8) 

Refrein: Als Gij zonden blijft gedenken,  Heer, wie houdt dan stand?

Uit de diepte roep ik, Heer,  luister naar mijn stem.  Wil aandachtig horen  naar mijn smeekgebed? 

Als Gij zonden blijft gedenken,  Heer, wie houdt dan stand?  Maar bij U vind ik vergeving,  daarom zoekt mijn hart naar U. 

 Want de Heer is steeds barmhartig,  zijn genade onbeperkt.  Hij zal Israël verlossen  van zijn ongerechtigheid. 

 

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 105) 

Alleluia.  Uw woord is een lamp voor mijn voeten, Heer,  het is een licht op mijn pad.  Alleluia. 

 

Evangelie (Lc. 10, 38-42) 

Marta ontving Jezus in haar woning;  zij heeft het beste deel gekozen 

In die tijd kwam Jezus in een dorp  waar een vrouw, die Marta heette, Hem in haar woning ontving.  Ze had een zuster, Maria die  – gezeten aan de voeten van de Heer –  luisterde naar zijn woorden.  Marta werd in beslag genomen door de drukte van het bedienen,  maar ze kwam er een ogenblik bij staan en zei:  “Heer, laat het U onverschillig,  dat mijn zuster mij alleen laat bedienen?  Zeg haar dan, dat ze mij moet helpen.”  De Heer gaf haar ten antwoord:  “Marta, Marta,  wat maak je je bezorgd en druk over veel dingen.  Slechts één ding is nodig.  Maria heeft het beste deel gekozen  en het zal haar niet ontnomen worden.” 

 

Woensdag 6 oktober H. Bruno, priester 

 

Eerste lezing (Jona 4, 1-11) 

Gij zijt begaan met die boom, Jona,  en Ik zou dan niet begaan zijn met Ninive? 

Jona vond het besluit van de Heer heilloos en hij werd nijdig. Hij bad tot de Heer: “Ach Heer, had ik het niet gedacht, toen ik nog in mijn land was! Daarom ben ik ook anstonds maar naar Tarsis gevlucht!  Ik wist immers, dat Gij een medelijdende en barmhartige God zijt, lankmoedig en rijk aan liefde, altijd geneigd om spijt te krijgen over aangezegd onheil. Gij kunt nu mijn levensadem wel van mij wegnemen, Heer, de dood is mij liever dan het leven.” Maar de Heer vroeg: “Is er wel reden om zo nijdig te zijn?” Jona ging de stad uit en aan de oostkant van de stad gekomen, ging hij daar zitten. Hij maakte zich een loofdak en ging daaronder in de schaduw zitten uitkijken, wat er met de stad zou gebeuren. Nu liet de Heer God een ricinusboom opschieten, tot boven Jona uit, om zijn hoofd te beschaduwen en hem zo van zijn wreveligheid te genezen. Jona was opgetogen over die boom. Maar toen beschikte God het zo, dat er de volgende dag in alle vroegte een worm kwam, die de boom aanvrat en deed verdorren. Bovendien zond God, zodra de zon was opgekomen, een verzengende oostenwind, en de zon stak zo hevig op Jona’s hoofd, dat hij uitgeput neerzonk. Hij verlangde te sterven en zei: “De dood is mij liever dan het leven.” Maar God vroeg aan Jona: “Is er wel reden om zo nijdig te zijn over die ricinusboom?” Hij antwoordde: “Ja, ik heb reden om door en door nijdig te zijn!” Daarop sprak de Heer: “Gij zijt begaan met die ricinusboom, waarvoor gij niets hebt gedaan en die gij niet hebt opgekweekt, die boom die tussen de ene nacht en de andere is opgeschoten en verdwenen? En Ik zou dan niet begaan zijn met Nineve, de grote stad Nineve, waar behalve de vele dieren, zoveel mensen wonen – meer dan twaalf tienduizendtallen – mensen die het verschil tussen hun rechter- en hun linkerhand niet weten?” 

 

Tussenzang (Ps. 86, 3-4.5-6.9-10) 

Refrein: Gij, Heer mijn God, zijt barmhartig en goed, geduldig, mild en betrouwbaar. 

 Mijn God zijt Gij toch, heb erbarmen met mij, voortdurend roep ik tot U. Verblijd het hart van uw dienaar, Heer, ik richt mij tot U vol vertrouwen. 

 Gij zijt immers goed en genadig, Heer, barmhartig voor elk die U aanroept. Luister dan, Heer, naar mijn bidden, geef acht op mijn smekende stem. 

 Eens komen de volken, uw schepselen, weer, om U te aanbidden, uw Naam te loven. Want groot zijt Gij, Heer, en groot is uw schepping, Gij zijt de enige God. 

 

Vers voor het evangelie (Jak. 1, 21) 

Alleluia. Neemt met zachtmoedigheid het woord van God aan dat in u werd geplant en de kracht bezit uw zielen te redden. Alleluia. 

 

Evangelie (Lc. 11, 1-4) 

Heer, leer ons bidden 

Op een keer was Jezus ergens aan het bidden. Toen Hij ophield zei een van zijn leerlingen tot Hem: “Heer, leer ons bidden, zoals Johannes het ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.” Hij sprak tot hen: “Wanneer ge bidt, zegt dan: Vader, uw Naam worde geheiligd, uw Rijk kome. Geef ons iedere dag ons dagelijks brood, en vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven aan ieder, die ons iets schuldig is. En leid ons niet in bekoring”. 

 

Donderdag 7 oktober Heilige Maagd Maria van de Rozenkrans 

 

Eerste lezing (Mal. 3, 13-20a) 

De dag gaat komen, die brandt als een oven 

 “Uw woorden ergeren Mij”, zegt de Heer. Gij vraagt: “Wat was er in onze gesprekken dan tegen U gericht? Gij hebt gezegd: “Het is zinloos God te dienen. Wat winnen wij ermee, dat wij zijn geboden onderhouden en voor de Heer van de legerscharen in boetekleren lopen? Het is immers zo, dat wij degenen die God trotseren gelukkig prijzen; degenen die kwaad doen, gaat het voor de wind en degenen, die God verzoeken, brengen het er goed af.” Toen spraken degenen, die de Heer vrezen, met elkaar. En de Heer heeft geluisterd en het gehoord. En voor zijn aangezicht werd een gedenkschrift opgesteld aangaande hen, die de Heer vrezen, hen die zijn Naam eerbiedigen. “Zij zullen mijn eigendom zijn, zegt de Heer van de hemelse machten, op de dag die Ik ga maken. Dan zal Ik hen sparen, zoals een man zijn zoon spaart, wanneer die hem dient. Dan zult gij opnieuw het verschil zien tussen de rechtvaardige en de boosdoener, tussen diegene, die God dient en degene, die Hem niet dient. Want weet wel: de dag gaat komen, die brandt als een oven. Al degenen die God trotseren en al degenen die kwaad doen, zij worden dan als kaf. De dag die gaat komen steekt hen in brand – zegt de Heer van de hemelse machten – de dag, die wortel noch tak van hen overlaat. Maar voor u, die mijn naam vreest, gaat dan de zon van de gerechtigheid op, die met haar vleugels genezing brengt.” 

 

Tussenzang (Ps. 1, 1-2.3.4.6) 

Refrein: Gelukkig is de man, die op de Heer zijn hoop stelt (Ps. 40, 5a). 

 Gelukkig de man die weigert te doen wat goddelozen hem raden; die niet de wegen der zondaars gaat, niet zit te midden der spotters; maar die zijn geluk vindt in ‘s Heren wet, haar dag en nacht overweegt. 

 Hij is als een boom, aan het water geplant, die vruchten draagt op zijn tijd; des zomers verdorren zijn bladeren niet, maar al wat hij doet brengt hem voorspoed. 

 De goddelozen vergaat het zo niet: de wind blaast hen weg als kaf. De Heer immers let op de weg der gerechten, de weg van de zondaars loopt dood. 

 

Vers voor het evangelie (1 Petr. 1, 25) 

Alleluia. Het woord des Heren blijft in eeuwigheid; en dit woord is de boodschap die u in het evangelie is verkondigd. Alleluia. 

 

Evangelie (Lc. 11, 5-13) 

Vraagt en u zal gegeven worden 

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Stel dat iemand van u een vriend heeft. Midden in de nacht gaat hij naar hem toe en zegt: Vriend, leen mij drie broden, want een vriend van mij is van een reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten. Zou die ander van binnen uit dan antwoorden: Val me niet lastig; de deur is al op slot en mijn kinderen en ik liggen in bed; ik kan niet opstaan om het te geven? Ik zeg u, als hij al niet opstaat en het hem geeft, omdat hij zijn vriend is, zal hij toch opstaan en hem geven al wat hij nodig heeft, om zijn onbescheiden aandringen. Tot u zeg Ik hetzelfde: Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan. Want al wie vraagt verkrijgt; wie zoekt vindt; en voor wie klopt doet men open. Is er soms onder u een vader, die aan zijn zoon een steen zal geven, als deze hem om brood vraagt? Of als hij om vis vraagt, zal hij hem toch in plaats van vis geen slang geven? Of als hij een ei vraagt, zal hij hem toch geen schorpioen geven? Als gij dus – ofschoon ge slecht zijt – goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan uw Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen.” 

  

Vrijdag 8 oktober  

 

Eerste lezing (Joël 1, 13-15 + 2, 1-2) 

De dag van de Heer is gekomen; een dag van donker en van duisternis 

Omgordt u met rouw, gij priesters, weeklaagt, gij die de dienst van het altaar verricht, komt en brengt in rouwkleren de nacht door, gij die de dienst van mijn God verricht, want aan het huis van uw God zijn meeloffer en plengoffer ontzegd. Kondigt een heilige vastentijd af, roept een plechtige samenkomst bijeen, verzamelt de ouderlingen, verzamelt alle bewoners van het land, in het huis van de Heer, uw God, en roept tot de Heer om hulp. Wee als hij komt, die dag! ja, de dag van de Heer is nabij, hij komt als verwoesting door de Machtige. Blaast de bazuin op de Sion, slaat alarm op mijn heilige berg: al de bewoners van het land moeten beven! ja, de dag van de Heer is gekomen; ja, hij is nabij, een dag van donker en van duisternis, een dag van wolken en verduistering. 

 

Tussenzang (Ps. 9, 2-3.6.16.8-9) 

Refrein: Recht spreken zal God over heel de wereld, en onpartijdig zal zijn oordeel zijn. 

 U wil ik danken, Heer, uit heel mijn hart en al uw wonderen verhalen. Verheugd en opgetogen over wat Gij doet wil ik uw Naam bezingen, Allerhoogste. 

 De heidenen hebt Gij bedreigd, de zondaars neergeslagen, hun naam hebt Gij voor eeuwig uitgewist. De heidenen zijn in hun eigen kuil gestort, hun voet kwam in de strik, die zij mij spanden. 

 Maar God blijft eeuwig op zijn troon gezeten, onwrikbaar staat zijn rechterstoel. Recht spreken zal Hij over heel de wereld, en onpartijdig zal zijn oordeel zijn. 

 

Vers voor het evangelie (1 Joh. 2, 5) 

Alleluia. Wie het woord van de Heer bewaart, in Hem is waarlijk Gods liefde volkomen. Alleluia. 

 

Evangelie (Lc. 11, 15-26) 

Als Ik door de vinger Gods de duivels uitdrijf, dan is inderdaad het Rijk Gods tot u gekomen 

Toen Jezus eens een duivel had uitgedreven zeiden enkelen: “Door Beëlzebub, de vorst der duivels drijft Hij de duivels uit.” Anderen – om Hem op de proef te stellen – verlangden van Hem een teken uit de hemel. Maar Hij kende hun gedachten en sprak tot hen: “Elk rijk dat innerlijk verdeeld is vervalt tot een woestenij; het ene huis valt op het andere. Als nu ook de satan met zichzelf in strijd is, hoe kan zijn rijk dan standhouden? Ge zegt immers dat Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf. Als Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf, door wie drijven uw zonen ze dan uit? Daarom zullen zij uw rechters zijn. Maar als Ik door de vinger Gods de duivels uitdrijf, dan is inderdaad het Rijk Gods tot u gekomen. Wanneer een sterke, welbewapend, zijn huis en hof bewaakt, is zijn bezit veilig. Komt er echter iemand, die sterker is dan hij en die hem overwint, dan rooft deze zijn volle uitrusting, waarop hij zijn vertrouwen stelde, en verdeelt wat hij bezit als buit. Wie niet met Mij is, is tegen Mij, en wie niet met Mij bijeenbrengt, die verstrooit. Wanneer de onreine geest een mens verlaat, gaat hij rondzwerven in dorre streken op zoek naar rust. Vindt hij die niet, dan zegt hij: Ik keer terug naar mijn huis, dat ik verlaten heb. Bij zijn komst vindt hij het schoongemaakt en op orde. Dan gaat hij zeven andere geesten erbij halen, nog slechter dan hijzelf; ze trekken erin en gaan daar wonen. Het laatste is voor die mens nog erger dan het eerste.”  

 

Zaterdag 9 oktober – Maria op zaterdag;  Dionysius, bisschop, en gezellen, martelaren; Johannes Leonardi, priester

 

Eerste lezing (Joël 4, 12-21) 

Slaat de sikkel erin, want de oogst is rijp 

Zo spreekt de Heer: “De volken moeten zich in beweging zetten, optrekken naar het dal van Josafat, want daar zal Ik zetelen om recht te spreken over alle volken rondom. Slaat de sikkel erin, want de oogst is rijp. Begint maar te treden, want de perskuip is vol, de bakken lopen over, zo groot is hun boosheid. Drommen, drommen in het dal van het oordeel, want nabij is de dag van de Heer in het dal van het oordeel. De zon en de maan verduisteren, de sterren verliezen hun licht. De Heer buldert uit Sion, uit Jeruzalem laat Hij zijn stem weerklinken, hemel en aarde sidderen. Maar voor zijn volk is de Heer een toevlucht, voor de zonen van Israël een vesting. Dan zult gij erkennen, dat Ik, de Heer, uw God ben, Ik, die woon op de Sion, mijn heilige berg; dan zal Jeruzalem heilige grond zijn, geen vreemden trekken er meer door. En het zal gebeuren, op die dag, dat de bergen van druivennat druipen, dat de heuvelen stromen van melk, dat al de waterlopen van Juda een overvloed van water hebben, want uit de tempel van de Heer zal een bron ontspringen, die het dal van de accacia’s bevloeit. Egypte wordt een woestijn, Edom een kale wildernis, om hun gewelddaden tegen de mensen van Juda, in wier land zij onschuldig bloed vergoten hebben. Maar Juda blijft altijd bewoond en ook Jeruzalem, van geslacht tot geslacht. Hun bloed zal Ik wreken. Ik laat het niet ongestraft vergieten. Ik, de Heer, blijf wonen op de Sion.” 

 

Tussenzang (Ps. 97, 1-2.5-6.11-12) 

Refrein: Weest blij in de leer, gij vromen.  

De Heer is koning, de aarde mag juichen, blij zijn de landen rondom de zee. Donkere wolken vormen zijn lijfwacht, recht en gerechtigheid dragen zijn troon.  

Bergen smelten als was voor de Heer, de heerser van heel de wereld. De hemel verkondigt zijn heiligheid en alle volken aanschouwen zijn glorie.  

Steeds komt er licht voor de vromen, geluk voor oprechten van hart. Weest blij in de Heer, gij vromen, verheerlijkt zijn heilige Naam. 

 

Vers voor het evangelie (1 Sam. 3, 9 + Joh. 6, 69b) 

Alleluia. Spreek, Heer, uw dienaar luistert; uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. Alleluia. 

 

Evangelie (Lc. 11, 27-28) 

Gelukkig de schoot die U gedragen heeft Veeleer gelukkig die naar het woord van God luisteren 

In die tijd, terwijl Jezus aan het spreken was, verhief een vrouw uit de menigte haar stem en riep Hem toe: “Gelukkig de schoot, die U gedragen heeft en de borsten die U hebben gevoed.” Maar Hij sprak: “Veeleer gelukkig, die naar het woord van God luisteren en het onderhouden.” 

 

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad” (Psalm 119)

Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.

Hartelijk dank voor uw gave.

Noveengebed om bescherming tegen het coronavirus

O goede Moeder, Onze Lieve Vrouw ter Nood, Wij geloven in uw zorg, in uw medeleven en uw voorspraak bij Jezus uw Zoon. Daarom komen wij vol vertrouwen tot u en wij vragen door U aan de Heer:

Bevrijd heel de wereld van de Corona-epidemie, genees en sterk de zieken en zegen hen die zorg voor hen dragen. Sta alle mensen bij die lijden onder de gevolgen van deze crises. Geef wijsheid aan onze bestuurders.

Bevrijd ons van onrust en angst, verlicht ons in pijn en verdriet. Geef ons hoop waar wij het niet meer zien zitten, geef ons kracht als wij er niet tegenop kunnen, geef ons licht waar het donker is en geef dat wij elkaar spoedig weer in vrijheid en vreugde nabij kunnen zijn.
Maria, bescherm ons en onze dierbaren, geef ons overgave aan de wil van de Vader en leid ons veilig naar Jezus, uw Zoon. Amen.

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen.

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verded g ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen.

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi secundum verbum tuum

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus. Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur. Per Christum Dominum nostrum. Amen.

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God, ℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden.

Laat ons bidden. Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis. Door Christus, onze Heer. Amen.