Dagelijks Brood, lezingen van de dag 9 mei – 15 mei 2021

rembrandt-hemelvaart-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag 9 mei – 15 mei 2021

6e week van de Paastijd

Gebed tot de heilige Jozef

Tot U, Heilige Jozef nemen wij onze toevlucht in onze noden. En na de hulp van uw zeer heilige Bruid te hebben ingeroepen smeken wij met vertrouwen ook uw bescherming af.
Wij bidden U ootmoedig: zie met goedheid neer op het erfdeel dat Jezus Christus door zijn bloed heeft verworven en help ons in onze noden door uw machtige bijstand.
Dat vragen wij U omwille van de liefde die U heeft verbonden met de onbevlekte Maagd en Moeder van God en omwille van de vaderlijke tederheid waarmee Gij het Kind Jezus hebt aanvaard zorgzame bewaarder van het heilig Huisgezin bescherm de uitverkoren kinderen van Jezus Christus.
Liefdevolle vader, houdt ons ver van dwaling en zedenbederf.
Machtige beschermer, sta ons vanuit de hemel genadig bij in de strijd tegen de machten van de duisternis.
En zoals Gij weleer het Kind Jezus uit het grootste levensgevaar hebt gered zo verdedig nu ook de heilige Kerk van God tegen vijandelijke aanslagen en alle tegenwerking neem ieder van ons in uw blijvende bescherming opdat wij naar uw voorbeeld en gesteund door uw hulp heilig leven, zalig sterven en het eeuwig geluk in de hemel verkrijgen.
Amen

 

Zondag 9 mei                                                                                          

Eerste lezing (Hand. 10, 25-26.34-35.44-48)

Ook over de heidenen is de gave van de heilige Geest uitgestort

Toen Petrus binnentrad, kwam Cornelius hem tegemoet en eerde hem met een voetval. Maar Petrus deed hem opstaan en zei: “Sta op, ik ben ook maar een mens.” Petrus nam het woord en sprak: “Nu besef ik pas goed, dat er bij God geen aanzien des persoons bestaat, maar dat, uit welk volk ook, ieder die Hem vreest en het goede doet Hem welgevallig is.” Terwijl Petrus nog zo aan het spreken was, kwam de heilige Geest plotseling neer op allen, die naar de toespraak luisterden. De gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus meegekomen waren, stonden verbaasd dat ook over de heidenen de gave van de heilige Geest was uitgestort; want zij hoorden hen talen spreken en God verheerlijken. Toen zei Petrus: “Kan iemand nog het water weigeren, zodat deze mensen niet gedoopt zouden worden, die juist als wij de heilige Geest ontvangen hebben?” En hij beval hen te dopen in de Naam van Jezus Christus. Daarop verzochten zij hem nog enige dagen te blijven.

Tussenzang (Psalm 98, 1.2-3ab.3cd-4)

Refrein:  Zijn weldaden deed Hij ons kennen, de volkeren zijn gerechtigheid.

Zingt voor de Heer een nieuw gezang, omdat Hij wonderen deed.

Zijn hand deed zich krachtig gelden, de macht van zijn heilige arm.

Zijn weldaden deed Hij ons kennen, de volkeren zijn gerechtigheid.

Opnieuw bleek zijn goedheid en trouw ten gunste van Israëls huis.

Geheel de aarde aanschouwde wat onze God voor ons deed.

Verheerlijkt de Heer, alle landen, weest blij, verheugt u en zingt.

Tweede lezing (1 Joh. 4, 7-10)

God is liefde

Vrienden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde komt van God. Iedereen, die liefheeft, is een kind van God en kent God. De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde. En de liefde, die God is, heeft zich onder ons geopenbaard, doordat Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden heeft om ons het leven te brengen. Hierin bestaat de liefde: niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad, en Hij heeft zijn Zoon gezonden om onze zonden uit te wissen door het offer van zijn leven.

Vers voor het evangelie (Joh. 14, 23)

Alleluia. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen. Alleluia.

Evangelie (Joh. 15, 9-17)

Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Zoals de Vader Mij heeft liefgehad, zo heb ook Ik u liefgehad. Blijft in mijn liefde. Als gij mijn geboden onderhoudt, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik, die de geboden van mijn Vader heb onderhouden, in zijn liefde blijf. Dit zeg Ik u, opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden. Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad. Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden. Gij zijt mijn vrienden als gij doet wat Ik u gebied. Ik noem u geen dienaars meer, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord. Niet gij hebt Mij uitgekozen maar Ik u, en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen, die blijvend mogen zijn. Dan zal de Vader u geven al wat gij Hem in mijn Naam vraagt. Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt.”

Maandag 10 mei                                                                                    

Eerste lezing (Hand 16, 11-15)

De Heer maakt het hart van een godvrezende vrouw ontvankelijk voor wat door Paulus gezegd werd

Wij -Paulus en Silas- voeren af van Troas en koersten eerst naar Samotráke, de volgende dag naar Neápolis en vandaar naar Filippi, een stad in het eerste district van Macedonië en een kolonie. In die stad bleven we enkele dagen. Op de sabbat begaven we ons buiten de poort naar de rivieroever, waar we dachten dat een bedehuis was. Wij zetten ons neer en spraken de vrouwen toe die er bijeengekomen waren. Ook een zekere Lydia hoorde toe, die uit de stad Tyatira kwam en purperen stoffen verkocht. Zij was een godvrezende en de Heer maakte haar hart ontvankelijk voor wat door Paulus gezegd werd. Nadat zij en haar huisgenoten gedoopt waren nodigde ze ons uit en zei: “Als ge van oordeel zijt dat ik werkelijk in de Heer geloof, komt dan in mijn huis en neemt daar uw intrek.” En zij drong er bij ons sterk op aan.

Tussenzang (Ps. 149, 1-2.3-4.5-6a.9b)

Refrein:  Onze Heer, die zijn volk bemint, omkranst de verdrukte met zegekransen.

Of: Alleluia.

Zingt voor de Heer een nieuw gezang, zijn lof weerklinke te midden der zijnen.

Israël juiche zijn Schepper toe, laat Sions zonen hun koning begroeten.

Looft zijn Naam in een heilige dans, bespeelt voor Hem harp en citer.

Want onze Heer, die zijn volk bemint, omkranst de verdrukte met zegekransen.

Jubelt dus, heiligen, om uw triomf, viert feest in uw legerplaatsen.

Gaat met het lied van God in uw mond, een taak die zijn vromen tot eer strekt.

Vers voor het evangelie

Alleluia. Christus stond op uit het graf, Hij die voor ons stierf op een kruis. Alleluia.

Evangelie (Joh. 15, 26-16.4a)

De Geest der waarheid zal over Mij getuigenis afleggen

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Wanneer de Helper komt die Ik u van de Vader zal zenden, de Geest der waarheid die van de Vader uitgaat, zal Hij over Mij getuigenis afleggen. Maar ook gij moet getuigen, want vanaf het begin zijt gij bij Mij. Dit heb Ik u gezegd opdat gij niet ten val komt. Zij zullen u uit de synagoge bannen. Ja, er komt een tijd dat ieder die u doodt zal menen een daad van godsverering te stellen. Zij zullen dat doen omdat zij noch de Vader noch Mij erkend hebben. “Dit heb Ik u gezegd opdat, wanneer de tijd hiervan aanbreekt, gij u zoudt herinneren dat Ik het u gezegd heb.”

Dinsdag 11 mei

Eerste lezing (Hand. 16, 22-34)

Geloof in de Heer Jezus, dan zult gij en uw huis gered worden

In die dagen liep het volk van Filippi tegen Paulus en Silas te hoop, waarop de magistraten bevel gaven hun de kleren van het lijf te rukken en hen met roeden te geselen. Nadat men hun een flink aantal slagen had toegediend wierp men hen in de gevangenis en gaf opdracht aan de gevangenbewaarder ze streng te bewaken. Op dit nadrukkelijk bevel zette deze hen in de binnenste kerker en sloot hun voeten in het blok. Rond middernacht waren Paulus en Silas in gebed en zongen Gods lof terwijl de gevangenen naar hen luisterden. Plotseling kwam er een zo hevige schok, dat de gevangenis beefde op haar fundamenten. Meteen vlogen alle deuren open en sprongen de boeien van alle gevangenen los. De gevangenbewaarder schrok wakker, en toen hij zag dat de deuren van de gevangenis open stonden, trok hij zijn zwaard en wilde zelfmoord plegen, omdat hij dacht dat de gevangenen ontsnapt waren. Maar Paulus riep met luide stem: “Doe uzelf geen kwaad, we zijn allen nog hier.” De man vroeg nu om licht, snelde naar binnen en viel sidderend Paulus en Silas te voet. Hij leidde hen naar buiten en zei: “Heren, wat moet ik doen om gered te worden?” Zij antwoordden: “Geloof in de Heer Jezus, dan zult gij en uw huis gered worden.” Daarop verkondigden zij het woord des Heren aan hem en al zijn huisgenoten. Nog in dat nachtelijk uur nam hij hen mee en hij waste hun wonden. Terstond daarna werd hij met al de zijnen gedoopt. Hij bracht ze naar zijn woning en zette hun een maaltijd voor, verheugd, omdat hij met heel zijn gezin nu in God geloofde.

Tussenzang (Ps. 138, 1-2a.2bc-3.7c-8)

Refrein:  Steeds is uw uitgestrekte hand mijn redding, Heer.

Of: Alleluia.

U wil ik prijzen, Heer, uit heel mijn hart, omdat Gij naar mijn bidden hebt geluisterd.

Ik zing voor U en alle hemelmachten en werp mij neer, gebogen naar uw heiligdom.

U prijs ik om uw goedheid en uw trouw, want uw belofte hebt Gij mateloos vervuld.

Wanneer ik tot U riep hebt Gij mij steeds verhoord, Gij hebt mij altijd nieuwe moed gegeven.

Steeds is uw uitgestrekte hand mijn redding: de Heer voltooit voor mij al wat ik onderneem.

Uw goedheid, Heer, blijft duren zonder einde; vergeet het maaksel van uw handen niet!

Vers voor het evangelie

Alleluia. Christus stond op uit het graf en werd een Licht voor allen, die Hij vrijkocht in zijn bloed. Alleluia.

Evangelie (Joh. 16, 5-11)

Als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Thans ga Ik naar Hem, die Mij gezonden heeft, en niemand van u vraagt Mij: Waar gaat Gij heen? Omdat Ik u dit gezegd heb is uw hart vol droefheid. Toch zeg Ik u de waarheid: het is goed voor u dat Ik heenga; want als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen. Nu Ik wel ga zal Ik Hem tot u zenden. Eenmaal gekomen zal Hij de wereld het overtuigend bewijs leveren van wat zonde, gerechtigheid en oordeel is: van wat zonde is, omdat zij niet in Mij geloven; van wat gerechtigheid is, omdat Ik naar de Vader ga, zodat gij Mij niet meer ziet; van wat oordeel is, omdat de vorst dezer wereld geoordeeld is.”

Woensdag 12 mei HH. Nereus en Achillus, martelaren – Pancratius, martelaar

Eerste lezing (Hand. 17, 15.22 – 18, 1)

Wat ge vereert zonder het te kennen dat kom Ik u verkondigen

In die dagen brachten Paulus’ begeleiders hem weg tot Athene en vertrokken met de boodschap voor Silas en Timóteus om zich zo snel mogelijk weer bij hem te voegen. In Athene aangekomen ging Paulus midden op de Areópagus staan en nam het woord: “Mannen van Athene, ik zie aan alles hoeveel ontzag gij hebt voor hogere wezens. Want toen ik rondliep en bekeek wat gij zoal vereert, ontdekte ik zelfs een altaar met het opschrift: Aan een onbekende god. Welnu, wat gij vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen. De God die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is, Hij die de Heer is van hemel en aarde, woont niet in door handen gemaakte tempels. Ook wordt Hij niet door mensenhanden verzorgd alsof Hij iemand nodig had, want zelf geeft Hij aan ieder leven en adem ja alles. Heel het mensengeslacht deed Hij uit één ontstaan, om de gehele oppervlakte van de aarde te bewonen, waarbij Hij de seizoenen vaststelde en de grenzen van hun woongebied; en om God te zoeken, of zij misschien al tastende Hem zouden vinden. Hij is immers niet ver van ieder van ons. Want door Hem hebben wij het leven, het bewegen en het zijn; zoals sommigen van uw eigen dichters hebben gezegd: Want wij zijn van zijn geslacht. Als wij dus tot Gods geslacht behoren, moeten we niet menen dat het goddelijke gelijken zou op goud of zilver of steen, op een voortbrengsel van menselijke kunde en vernuft. Zonder acht te slaan op die tijden van onwetendheid, laat God thans aan de mensen de boodschap brengen, dat zij zich allen en overal moeten bekeren. Hij heeft immers een dag vastgesteld, waarop Hij de wereld naar rechtvaardigheid gaat oordelen door een man, die Hij daartoe heeft bestemd. Aan allen gaf Hij het bewijs daarvan door Hem uit de doden te doen opstaan.” Maar toen zij van de opstanding der doden hoorden, spotten sommigen daarmee terwijl anderen zeiden: “Daarover zullen wij u bij gelegenheid nog wel eens horen.” Zo ging Paulus van hen weg. Toch sloten sommigen zich bij hem aan en kwamen tot het geloof, onder wie Dionysius de Areopagiet en een vrouw, die Dámaris heette en nog anderen. Hierna vertrok Paulus uit Athene en kwam in Korinte.

Tussenzang (Ps. 148, 1-2.11-12ab.12c-14a.14bcd)

Refrein:  Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid.

Of: Alleluia.

Looft de Heer, vanuit heel de hemel; looft Hem, al wat hierboven is.

Looft Hem, al zijn engelenscharen, looft Hem, heel zijn legermacht.

Vorsten der aarde met al uw volken, heren en rechters in heel het land;

jonge mannen en jonge meisjes, grijsaards en kinderen, allen bijeen:

Laat hen nu prijzen de Naam van de Heer, want deze Naam is alleen verheven.

Roemrijk is Hij boven aarde en hemel. Roemvol maakte Hij ook zijn volk.

Hij is de glorie van al zijn getrouwen, van Israëls volk, zijn eigen bezit.

Vers voor het evangelie

Alleluia. Hij die alles riep in het bestaan en zich ontfermde over ons, zijn mensen, Hij is verrezen, Christus, de Heer! Alleluia.

Evangelie (Joh. 16, 12-15)

De Geest der waarheid zal u tot de volle waarheid brengen

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen; Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen aankondigen. Hij zal Mij verheerlijken, omdat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft. Ik zei dat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft, omdat al wat de Vader heeft het mijne is.”

Donderdag 13 mei HEMELVAART VAN DE HEER Hoogfeest

Eerste lezing (Hand. 1, 1-11)

Ten aanschouwen van hen werd Hij omhooggeheven

Het eerste boek, dat ik geschreven heb, Teófilus, ging over alles wat Jezus gedaan en geleerd heeft tot aan de dag waarop Hij zijn opdracht gaf aan de apostelen die Hij door de Heilige Geest had uitgekozen, en ten hemel werd opgenomen. Na zijn sterven toonde Hij hun met vele bewijzen dat Hij in leven was. Hij verscheen hun gedurende veertig dagen en sprak met hen over het Rijk Gods. Terwijl Hij met hen at, beval Hij hun Jeruzalem niet te verlaten, maar de belofte van de Vader af te wachten, “die gij van Mij vernomen hebt: Johannes doopte met water, maar gij zult over enkele dagen gedoopt worden met de Heilige Geest.” Toen zij eens bijeengekomen waren, stelden zij Hem de vraag: “Heer, gaat Gij in deze tijd voor Israël het koninkrijk herstellen?” Maar Hij gaf hun ten antwoord: “Het komt u niet toe dag en uur te kennen die de Vader in zijn macht heeft vastgesteld. Maar gij zult kracht ontvangen van de Heilige Geest die over u komt om mijn getuigen te zijn in Jeruzalem, in geheel Judea en Samaria en tot het uiteinde van de aarde.” Na deze woorden werd Hij ten aanschouwen van hen omhooggeheven en een wolk onttrok Hem aan hun ogen. Terwijl zij Hem bij zijn hemelvaart gespannen nastaarden, stonden opeens twee mannen in witte gewaden bij hen, die zeiden: “Mannen van Galilea, wat staat ge naar de hemel te kijken? Deze Jezus die van u is weggenomen naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkeren als gij Hem naar de hemel hebt zien gaan.”

Tussenzang (Ps. 47, 2-3.6-7.8-9)

Refrein:  God stijgt ten troon onder luid gejuich, de Heer met geschal van bazuinen.

Of: Alleluia.

Alle volkeren, klapt in de handen, jubelt voor God met blij geroep.

Want groot is de Heer en alom geducht, een machtig vorst over heel de aarde.

God stijgt ten troon onder luid gejuich, de Heer met geschal van bazuinen.

Zingt nu voor God, laat klinken uw zang, voor onze koning een loflied!

Koning is God over heel de aarde, zingt dus een psalm voor Hem.

Koning is God over alle naties, zetelend op zijn heilige troon.

Tweede lezing (Ef. 1, 17-23)

God zette Hem aan zijn rechterhand in de hemelen

Broeders en zusters, ik smeek de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u de Geest te geven van wijsheid en openbaring om Hem waarachtig te kennen. Moge Hij uw innerlijk oog verlichten om te zien, hoe groot de hoop is waartoe Hij u roept, hoe rijk de heerlijkheid van zijn erfdeel te midden der heiligen en hoe overgroot zijn macht is in ons die geloven. Dezelfde sterkte en kracht heeft Hij betoond in Christus, toen Hij Hem opwekte uit de dood en zette aan zijn rechterhand in de hemelen, hoog boven alle heerschappijen, machten, krachten en hoogheden en boven elke naam, die genoemd wordt, niet alleen in deze maar ook in de toekomstige tijd. Alles heeft God onder zijn voeten gelegd, en Hemzelf, verheven boven alles, heeft Hij als Hoofd gegeven aan de Kerk, die zijn lichaam is, de volheid van Hem, die het al in alles vervult.

Ofwel:

 Tweede lezing (Ef. 4, 1-13 ofwel Ef. 4, 1-7.11-13)

Tot de gehele omvang van de volheid van de Christus

Broeders en zusters, Ik, de gevangene in de Heer, vraag u met aandrang: leidt een leven dat beantwoordt aan de roeping die gij van God ontvangen hebt, in alle deemoed en zachtheid, in lankmoedigheid, liefdevol elkaar verdragend. Beijvert u de eenheid des Geestes te behouden door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals gij ook geroepen zijt tot één en dezelfde hoop waarvoor Gods roeping borg staat. Eén Heer, één geloof, één doop. Eén God en Vader van allen, die is boven allen, en met allen, en in allen. Maar aan ieder van ons afzonderlijk is de genade verleend naar de maat van Christus’ gave. (Daarom zegt de Schrift: “Hij is opgevaren naar den hoge, Hij heeft gevangenen meegevoerd, Hij heeft gaven gegeven aan de mensen.” Hij is opgestegen: dit betekent dat Hij eerst in de diepte is afgedaald, tot op de aarde. Hij die is neergedaald, is dezelfde die ook is opgestegen, hoog boven alle hemelen, om het heelal te vervullen.) Hij heeft ook gaven gegeven: sommigen maakte Hij apostelen, anderen profeten, anderen evangelisten, weer anderen herders en leraars, om de heiligen toe te rusten voor het werk der bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen tezamen komen tot de eenheid in het geloof en de kennis van Gods Zoon, tot de volmaakte Man, tot de gehele omvang van de volheid van de Christus. 

Vers voor het evangelie (Mt. 28, 19a-20b)

Alleluia. Gaat en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen, zegt de Heer; Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld. Alleluia.

Evangelie (Mc. 16, 15-20)

Hij werd ten hemel opgenomen en Hij zit aan de rechterhand van God

In die tijd verscheen Jezus aan de elf en sprak tot hen: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping. Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen: in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken, slangen opnemen; zelfs als ze dodelijk vergif drinken, zal het hun geen kwaad doen; en als ze aan zieken de handen opleggen, zullen dezen genezen zijn.” Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen en Hij zit aan de rechterhand van God. Maar zij trokken uit om overal te prediken, en de Heer werkte met hen mee en schonk kracht aan hun woord door de tekenen die het vergezelden.

Vrijdag 14 mei H. Mattias, apostel

Eerste lezing (Hand. 1, 15-17.20-26)

Het lot viel op Mattias; Hij werd toegevoegd aan de groep van de elf apostelen

In die dagen stond Petrus op te midden van de broeders -er was een groep van ongeveer honderdtwintig personen bijeen- en sprak: “Mannen broeders, het Schriftwoord moest in vervulling gaan dat de heilige Geest door de mond van David tevoren gesproken heeft over Judas, die de gids is geworden van hen, die Jezus gevangen namen. Hij behoorde tot ons getal en had aan dit dienstwerk zijn deel gekregen. Er staat immers geschreven in het boek der psalmen: Zijn woonplaats worde een woestenij en niemand wone er meer; en ook: Een ander neme zijn ambt over. Dus moet een van de mannen, die tot ons gezelschap behoorden gedurende de tijd dat de Heer Jezus onder ons verkeerde, vanaf het doopsel van Johannes tot de dag waarop Hij van ons werd weggenomen, met ons een getuige worden van zijn verrijzenis.” Men stelde er twee voor: Jozef, ook Barsabbas geheten, bijgenaamd Justus, en Mattias. Toen baden zij als volgt: “Gij, Heer, die aller harten kent, wijs degene aan, die Gij van deze twee hebt uitverkoren om de plaats te bezetten in dit dienstwerk en apostelambt, waaraan Judas ontrouw werd om heen te gaan naar zijn eigen plaats.” Toen liet men hen loten en het lot viel op Mattias. Hij werd toegevoegd aan de groep van de elf apostelen.

Tussenzang (Ps. 113, 1-2.3-4.5-6.7-8)

Refrein: De Heer plaatst de machtelozen te midden der machtigen van zijn volk.

Of: Alleluia.

Verheerlijkt, dienaars des Heren, verheerlijkt de Naam van de Heer

De Naam van de Heer zij geprezen, vandaag en in eeuwigheid.

Van ochtendgloren tot avondrood moet ieder die Naam aanbidden.

Want boven de volkeren troont de Heer, zijn Glorie beheerst de hemel.

Wie is als de Heer onze God, hoog boven de sterren gezeten?

Die van omhoog overziet het hemelgewelf en de aarde.

Die machtelozen tilt uit het stof, van vuilnishopen de armen weghaalt;

om hen in de kring van de vorsten te plaatsen, te midden der machtigen van zijn volk.

Vers voor het evangelie (Joh. 15, 16)

Alleluia. Ik heb u uitgekozen en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn. Alleluia.

Evangelie (Joh. 15, 9-17)

Niet gij hebt Mij gekozen maar Ik u

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Zoals de Vader Mij heeft liefgehad, zo heb ook Ik u liefgehad. Blijft in mijn liefde. Als gij mijn geboden onderhoudt zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik, die de geboden van mijn Vader heb onderhouden in zijn liefde blijf. Dit zeg Ik u: opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden. Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad. Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden. Gij zijt mijn vrienden als gij doet wat Ik u gebied. Ik noem u geen dienaars meer, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord. Niet gij hebt Mij uitgekozen maar Ik u, en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn. Dan zal de Vader u geven al wat gij Hem in mijn Naam vraagt. Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt.”

Zaterdag 15 mei                                                                                     

Eerste lezing (Hand. 18, 23-28)

Paulus bewijst Apollos aan de hand van de Schriften dat Jezus de Messias is

Nadat Paulus enige tijd te Antiochië had verbleven, vertrok hij weer en maakte een rondreis achtereenvolgens door de landstreek Galatië en door Frygië om er alle leerlingen te sterken. Intussen was in Éfeze een Jood aangekomen, Apollos, een Alexandrijn van afkomst en een welsprekend man, die doorkneed was in de Schriften. Hij had onderricht ontvangen in de weg des Heren, sprak vol geestdrift en gaf in bijzonderheden onderricht over alles wat Jezus betrof, hoewel hij alleen het doopsel van Johannes kende. Ook begon hij vrijmoedig in de synagoge op te treden. Nadat Priscilla en Aquila hem gehoord hadden, namen ze hem mee en legden hem de weg van God nauwkeuriger uit. Toen hij wilde doorreizen naar Achaïa, zonden de broeders aan de leerlingen een brief met het verzoek hem goed te ontvangen. Daar aangekomen was hij door zijn genadegave van veel nut voor de gelovigen, want krachtig weerlegde hij in het openbaar de Joden door aan de hand van de Schriften te bewijzen, dat Jezus de Messias was.

Tussenzang (Ps. 47, 2-3.8-9.10)

Refrein:  Koning is God over heel de aarde.

Of: Alleluia.

Alle volkeren, klapt in de handen, jubelt voor God met blij geroep.

Want groot is de Heer en alom geducht, een machtig vorst over heel de aarde.

Koning is God over heel de aarde, zingt dus een psalm voor Hem.

Koning is God over alle naties, zetelend op zijn heilige troon

Vorsten en volkeren komen daar samen, vereend met het volk van Abrahams God.

Aan God komt toe alle macht op aarde, de Allerhoogste is Hij.

Vers voor het evangelie (Joh. 14, 18)

Alleluia. Ik zal u niet verweesd achterlaten, zegt de Heer: Ik ga heen, maar Ik keer tot u terug, en uw hart zal zich verheugen. Alleluia.

Evangelie (Joh. 16, 23b-28)

De Vader heeft u lief omdat gij Mij liefhebt en in Mij gelooft

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wat gij de Vader ook zult vragen, Hij zal het u geven in mijn Naam. Tot nu toe hebt gij niets gevraagd in mijn Naam. Vraagt en gij zult verkrijgen, opdat uw vreugde volkomen zij. In beelden heb Ik hierover tot u gesproken; er komt een uur, dat Ik niet meer in beelden tot u zal spreken, maar Mij onomwonden tegenover u zal uiten omtrent de Vader. Op die dag zult gij bidden in mijn Naam; het is niet nodig te zeggen, dat Ik bij de Vader uw voorspreker zal zijn, want de Vader zelf heeft u lief, omdat gij Mij liefhebt en omdat gij gelooft dat Ik van God ben uitgegaan. Ik ben van de Vader uitgegaan en in de wereld gekomen; weer verlaat Ik de wereld en ga naar de Vader.”

 

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad” (Psalm 119)

 

Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.

Hartelijk dank voor uw gave.

Noveengebed om bescherming tegen het coronavirus

O goede Moeder, Onze Lieve Vrouw ter Nood, Wij geloven in uw zorg, in uw medeleven en uw voorspraak bij Jezus uw Zoon. Daarom komen wij vol vertrouwen tot u en wij vragen door U aan de Heer:

Bevrijd heel de wereld van de Corona-epidemie, genees en sterk de zieken en zegen hen die zorg voor hen dragen. Sta alle mensen bij die lijden onder de gevolgen van deze crises. Geef wijsheid aan onze bestuurders.

Bevrijd ons van onrust en angst, verlicht ons in pijn en verdriet. Geef ons hoop waar wij het niet meer zien zitten, geef ons kracht als wij er niet tegenop kunnen, geef ons licht waar het donker is en geef dat wij elkaar spoedig weer in vrijheid en vreugde nabij kunnen zijn.
Maria, bescherm ons en onze dierbaren, geef ons overgave aan de wil van de Vader en leid ons veilig naar Jezus, uw Zoon. Amen.

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen.

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen.

Regina Caeli

℣. Regina caeli, laetare, alleluia.
℟. Quia quem meruisti portare, alleluia.

℣. Resurrexit, sicut dixit, alleluia.
℟. Ora pro nobis Deum, alleluia.

℣. Gaude et laetare Virgo María, alleluia.
℟. Quia surrexit Dominus vere, alleluia.

Oremus:
Deus, qui per resurrectionem Filii tui, Domini nostri Iesu Christi, mundum laetificare dignatus es: praesta, quaesumus; ut, per eius Genetricem Virginem Mariam, perpetuae capiamus gaudia vitae. Per eundem Christum Dominum nostrum. Amen.

Gloria Patri, et Fili, et Spiritui Sancto. Sicut erat in principio, et nunc et semper, et in saeccula saeculorum. Amen. (3x)