Dagelijks Brood, Lezingen van de dag 21 – 27 november 2021

christus-koning-pomnik-chrystusa-krola-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Gebed tot de heilige Jozef

Tot U, Heilige Jozef nemen wij onze toevlucht in onze noden. En na de hulp van uw zeer heilige Bruid te hebben ingeroepen smeken wij met vertrouwen ook uw bescherming af.

Wij bidden U ootmoedig: zie met goedheid neer op het erfdeel dat Jezus Christus door zijn bloed heeft verworven en help ons in onze noden door uw machtige bijstand.

Dat vragen wij U omwille van de liefde die U heeft verbonden met de onbevlekte Maagd en Moeder van God en omwille van de vaderlijke tederheid waarmee Gij het Kind Jezus hebt aanvaard zorgzame bewaarder van het heilig Huisgezin bescherm de uitverkoren kinderen van Jezus Christus.

Liefdevolle vader, houdt ons ver van dwaling en zedenbederf.

Machtige beschermer, sta ons vanuit de hemel genadig bij in de strijd tegen de machten van de duisternis.

En zoals Gij weleer het Kind Jezus uit het grootste levensgevaar hebt gered zo verdedig nu ook de heilige Kerk van God tegen vijandelijke aanslagen en alle tegenwerking neem ieder van ons in uw blijvende bescherming opdat wij naar uw voorbeeld en gesteund door uw hulp heilig leven, zalig sterven en het eeuwig geluk in de hemel verkrijgen.
Amen

Dagelijks Brood, Lezingen van zondag t/m zaterdag 24 – 30 oktober 2021

34e week door het jaar

Zondag 21 november                              Christus, koning van het heelal     Hoogfeest

 

Eerste lezing (Dan. 7, 13-14)

Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij

In die tijd nam Daniël het woord en zei: “In mijn nachtelijk visioen zag ik met de wolken des hemels iemand aankomen, die op een mens geleek. Hij ging naar de Hoogbejaarde en werd voor Hem geleid. Toen werd Hem heerschappij gegeven, luister en koninklijke macht; alle volken, stammen en talen brachten Hem hun hulde. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die nooit vergaat, zijn koninkrijk gaat nooit ten gronde.”

 

Tussenzang (Ps. 93, 1ab, 1c-2, 5)

Refrein:  De Heer is koning, met luister omkleed.

De Heer is koning, met luister omkleed, met macht heeft de Heer zich omgord.

Zo vast als de aarde, onwankelbaar, zo vast staat uw troon door de eeuwen.

De golven rijzen steeds hoger, Heer, de golven met dreunend geweld.

Maar machtiger dan het geraas van de golven, is de macht van de Heer daarboven.

Betrouwbaar is alles wat Gij betuigt, uw huis zij heilig in lengte van dagen.

 

Tweede lezing (Apok. 1, 5-8)

De vorst van de koningen der aarde heeft ons gemaakt tot een koninkrijk van priesters voor God

Broeders en zusters, genade zij u van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene van de doden en de vorst van de koningen der aarde. Aan Hem die ons liefheeft en die ons van de zonden heeft verlost door zijn bloed, die ons gemaakt heeft tot een koninkrijk van priesters voor zijn God en Vader, Hem zij de heerlijkheid en de macht in de eeuwen der eeuwen!

Amen.

Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem aanschouwen, ook zij die Hem doorstoken hebben; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, Amen! Ik ben de Alfa en de Omega

– zegt God de Heer – Hij die is en die was en die komt, de Albeheerser.”

 

Vers voor het evangelie (Mc. 11, 10)

Alleluia. Gezegend de Komende in de Naam des Heren. Geprezen het komend Koninkrijk van onze vader David. Alleluia.

 

Evangelie (Joh. 18, 33b-37)

Gij zegt dat Ik koning ben

In die tijd riep Pilatus Jezus bij zich en zei tot Hem: “Zijt gij de koning der Joden?” Jezus antwoordde hem: “Zegt gij dit uit uzelf of hebben anderen u over Mij gesproken?”

Pilatus gaf ten antwoord: “Ben ik soms een Jood? Uw eigen volk en de hogepriesters hebben U aan mij overgeleverd. “Wat hebt Gij gedaan?”

Jezus antwoordde: “Mijn koningschap is niet van deze wereld. Zou mijn koningschap van deze wereld zijn, dan zouden mijn dienaars er wel voor gestreden hebben, dat Ik niet aan de Joden werd uitgeleverd. “Mijn koningschap is evenwel niet van hier.” Pilatus hernam: “Gij zijt dus toch koning?” Jezus antwoordde: “Ja, koning ben Ik. Hiertoe werd Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Alwie uit de waarheid is luistert naar mijn stem.”

 

Maandag 2 november                          H. Cecilia, maagd en martelares

 

Eerste lezing (Dan. 1, 1-6.8-20)

Niemand bleek zich te kunnen meten met Daniël, Chananja, Misaël en Azarja

In het derde jaar van de regering van Jojakim, de koning van Juda, trok Nebukadnessar, de koning van Babel, naar Jeruzalem en sloeg het beleg om de stad. De Heer leverde Jojakim, de koning van Juda, aan de koning van Babel uit, en ook een deel van het tempelvaatwerk, dat Nebukadnessar plaatste in de schatkamer van de tempel van zijn god.

Aan Aspenaz, zijn hofmaarschalk, gaf de koning bevel uit de Israëlieten enkele jongemannen te kiezen, die van koninklijken bloede waren of van voorname afkomst, zonder enig lichaamsgebrek, welgevormd, veelzijdig ontwikkeld, met uitgebreide kennis en een scherp verstand, geschikt om dienst te doen in het paleis van de koning.

Hij moest hen de taal en het schrift van de Chaldeeën leren. De koning bepaalde dat hun dagelijks menu moest bestaan uit de gerechten van de koninklijke tafel en de wijn, die hij zelf dronk. De opleiding zou drie jaar duren; daarna zouden zij bij de koning in dienst treden. Tot deze jongemannen behoorden ook Daniël, Chananja, Misaël en Azarja, allen uit Juda. Daniël echter nam zich voor, zich niet te verontreinigen aan de gerechten van de koninklijke tafel en aan de wijn, die de koning schonk. Daarom vroeg hij de hofmaarschalk om voedsel waaraan hij zich niet verontreinigen zou.

En God stemde de hofmaarschalk welwillend en goedgunstig jegens Daniël. De hofmaarschalk zei tot Daniël: “Ik vrees dat mijn heer, de koning, die uw spijs en drank bepaald heeft, zal vinden dat u er niet zo goed uitziet als de andere jongemannen van uw leeftijd en dan krijg ik door uw schuld moeilijkheden met de koning.” Daarop wendde Daniël zich tot de kamerdienaar aan wiens zorgen de hofmaarschalk Daniël, Chananja, Misaël en Azarja had toevertrouwd, met het verzoek: “Probeer het eens met uw dienaren en geef ons tien dagen lang alleen groenten te eten en water te drinken; vergelijk daarna ons uiterlijk met dat van de jongemannen, die de gerechten van de koninklijke tafel eten en handel dan met uw dienaren naar uw bevindingen.”

De kamerdienaar stemde met het voorstel in en gedurende tien dagen gaf hij hun bij wijze van proef de gevraagde kost. Toen de tien dagen voorbij waren, zagen zij er gezonder en welvarender uit dan al de andere jongemannen, die de gerechten van de koninklijke tafel hadden gegeten. Voortaan nam de kamerdienaar de spijzen en de wijn, die voor hen bestemd waren weg en gaf hun groenten. Aan deze vier jongemannen schonk God wetenschap, kennis van heel de literatuur en wijsheid; aan Daniël gaf hij inzicht in visioenen en dromen. Toen de tijd verstreken was, die koning Nebukadnessar had vastgesteld en ze voor hem moesten verschijnen, stelde de hofmaarschalk hen aan de koning voor.

Tijdens het onderhoud dat de koning met hen had, bleek niemand zich te kunnen meten met Daniël, Chananja, Misaël en Azarja. Zo traden zij in dienst van de koning. En telkens als de koning hen raadpleegde, kon hij vaststellen dat hun wijsheid en inzicht tienmaal groter was dan die van welke wichelaar of bezweerder ook in heel zijn rijk.

 

Tussenzang (Dan. 3, 52, 53, 54, 55, 56)

Refrein:  U komt de lof toe in alle eeuwen.

Geprezen zijt Gij, Heer, God onzer vaderen, U komt de lof toe in alle eeuwen.

Geprezen uw heilige roemrijke Naam,U komt de lof toe in alle eeuwen.

Geprezen zijt Gij in het huis van uw glorie, U komt de lof toe in alle eeuwen.

Geprezen zijt Gij op de troon van uw koninkrijk, U komt de lof toe in alle eeuwen.

Geprezen zijt Gij, die de diepten doorschouwt, tronend op kerubs, in alle eeuwen.

Geprezen zijt Gij in de koepel des hemels, U komt de lof toe in alle eeuwen.

 

Vers voor het evangelie (Mt. 24, 42a.44)

Alleluia. Weest waakzaam, want de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht. Alleluia.

 

Evangelie (Lc. 21, 1-4)

Een behoeftige weduwe wierp twee penningen in de offerkist

In die tijd gebeurde het dat Jezus opkeek en zag hoe de rijken hun gaven in de offerkist wierpen, maar Hij zag ook een behoeftige weduwe, die er twee penningen inwierp. En Hij sprak: “Waarlijk, Ik zeg u: die arme weduwe heeft er het meeste van allen ingeworpen. Die mensen hebben allen iets van hun overvloed bij de gaven voor God geworpen, maar zij offerde van haar armoe alles waar ze van leven moest.”

 

Dinsdag 23 november               H. Clemens I, paus en martelaar,   Columbanus, abt

 

Eerste lezing (Dan. 2, 31-45)

De God des hemels zal een rijk stichten dat in eeuwigheid niet te gronde zal gaan en niet aan een ander volk zal uitgeleverd worden

In die dagen sprak Daniël tot koning Nebukadnessar: “Koning, in het visioen dat u gehad hebt, hebt u een zeer groot en helder glanzend beeld voor u zien staan, met een schrikwekkend uiterlijk. Het hoofd van dat beeld was van zuiver goud, zijn borst en armen van zilver, zijn buik en lende van brons, zijn benen van ijzer, zijn voeten waren gedeeltelijk van ijzer en gedeeltelijk van aardewerk. Terwijl u toekeek, werd een steen losgekapt, zonder dat er een hand aan te pas kwam; die steen raakte het beeld en verbrijzelde de voeten van ijzer en aardewerk. Tegelijkertijd vergruizelden toen het ijzer, brons, zilver en goud en werden door de wind meegevoerd als het kaf, wanneer men het koren aan het dorsen is.

Van het beeld bleef niets over, maar de steen, die het getroffen had, werd een grote berg, die heel de aarde vulde. Dat was uw droom. Nu zullen wij u zeggen wat hij betekent. Koning, koning der koningen, aan wie de God des hemels het koningschap, de macht en de kracht en de majesteit heeft geschonken, overal waar mensen wonen, aan wie Hij de dieren van het veld en de vogels aan de hemel in handen gegeven heeft en die Hij over hen allen deed heersen, u zijt het hoofd van goud.

Maar na u zal er een ander rijk komen, dat geringer is dan het uwe, daarna een derde rijk van brons, dat over de hele aarde zal heersen, en tenslotte komt er een vierde rijk, hard als ijzer. Juist als ijzer dat alles kan vermorzelen en tot gruis maken, zal dat rijk de voorgaande rijken verpletteren en verbrijzelen. Dat de voeten en de tenen, zoals u gezien hebt, gedeeltelijk van ijzer waren, betekent dat het een verdeeld rijk zal zijn.

Maar toch zal het de vastheid van ijzer hebben, want, zoals u gezien hebt, was het ijzer met het aardewerk uit modder verbonden. Dat de tenen van de voeten gedeeltelijk van ijzer en gedeeltelijk van aardewerk waren, betekent dat het rijk enerzijds hard, maar anderzijds broos zal zijn. En dat, zoals u gezien hebt, het ijzer met aardewerk uit modder verbonden was, betekent dat men zal trachten de delen van het rijk door huwelijken te verbinden.

Maar die delen zullen met elkaar geen eenheid gaan vormen, evenmin als ijzer met aardewerk dat doet. Maar in de tijd van die koningen zal de God des hemels een rijk stichten dat in eeuwigheid niet te gronde zal gaan en niet aan een ander volk zal uitgeleverd worden. Het zal al die rijken verpletteren en er een eind aan maken, maar zelf zal het in eeuwigheid blijven bestaan. U hebt immers gezien hoe er uit het gebergte, zonder dat er een hand aan te pas kwam, een steen losgekapt werd, die het ijzer, het brons, het aardewerk, het zilver en goud vergruizelde. De grote God heeft aan de koning geopenbaard wat er in de toekomst zal gebeuren. De droom is waar en de uitleg betrouwbaar.”

 

Tussenzang (Dan. 3, 57, 58-59, 60-61)

Refrein:  Looft de Heer, prijst en verheft Hem eeuwig.

Looft de Heer, alle schepselen Gods, prijst en verheft Hem eeuwig.

Looft de Heer, alle boden des Heren, hemelse machten, prijst Hem.

Looft Hem, wateren boven de hemel, heel zijn legermacht, prijst Hem.

 

Vers voor het evangelie (Lc. 21, 28)

Alleluia. Richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing komt nabij. Alleluia.

 

Evangelie (Lc. 21, 5-11)

Geen steen zal op de andere gelaten worden

In die tijd, toen sommigen opmerkten hoe de tempel daar prijkte met zijn fraaie stenen en wijgeschenken, zei Jezus: “Wat ge daar ziet: er zal een tijd komen, dat er geen steen op de andere gelaten zal worden: alles zal verwoest worden.” De leerlingen vroegen Hem nu: “Meester, wanneer zal dat dan gebeuren?” Maar Hij zei: “Weest op uw hoede, dat gij niet in dwaling gebracht wordt. Want velen zullen optreden in mijn Naam en zij zullen zeggen: Ik ben het, en: Het ogenblik is nabij.

Loopt niet achter hen aan. En wanneer gij hoort van oorlogen en onlusten, laat u dan niet uit het veld slaan. Dat alles moet wel eerst gebeuren, maar het einde volgt niet terstond.” Toen sprak Hij tot hen: “Er zal strijd zijn van volk tegen volk en van koninkrijk tegen koninkrijk; er zullen hevige aardbevingen zijn, en hongersnood en pest, nu hier dan daar, schrikwekkende dingen en aan de hemel geweldige tekenen.”

 

Woensdag 24 november         HH. Andres Dung Lac, priester, en gezellen, martelaren van Vietnam

 

Eerste lezing (Dan. 5, 1-6.13-14.16-17.23-28)

Er verschenen vingers van een menselijke hand die schreven op de muur

In die tijd richtte koning Belsassar een groot feestmaal aan voor duizend van zijn rijksgroten. Hij dronk in tegenwoordigheid van de duizend gasten wijn en onder invloed van de wijn gaf hij bevel de gouden en zilveren vaten te halen, die zijn vader Nebukadnessar uit de tempel van Jeruzalem had weggenomen. Belsassar wilde met zijn rijksgroten, zijn vrouwen en bijvrouwen uit dat vaatwerk drinken. Men bracht dus de gouden en zilveren vaten, die uit de tempel van Jeruzalem waren weggehaald, en de koning, zijn rijksgroten, zijn vrouwen en bijvrouwen, dronken eruit. En bij het drinken van de wijn loofden ze de goden van goud en zilver, van brons, ijzer, hout en steen. Terwijl ze dat deden, verschenen er vingers van een menselijke hand en die schreven iets op de gepleisterde muur van het koninklijk paleis, juist tegenover de luchter. De koning zag de schrijvende hand; hij verschoot van kleur en raakte in verwarring, zijn heupgewrichten verslapten en zijn knieën stieten tegen elkaar. Toen werd Daniël voor de koning geleid en de koning zei tot hem: “Zijt gij Daniël, een van de ballingen van Juda, die de koning, mijn vader, uit Juda heeft weggevoerd? Ik heb van u gehoord, dat de geest der goden in u is en dat gij begaafd zijt met inzicht, verstand en buitengewone wijsheid.

Men heeft mij van u verteld, dat gij dromen kunt verklaren en knopen ontwarren. Welnu, als ge het schrift kunt lezen en het mij verklaren, zult ge met purper worden bekleed, de gouden keten om uw hals dragenen als derde heersen in het koninkrijk.” Daarop antwoordde Daniël aan de koning: “Houd uw gaven en geef uw geschenken aan een ander. Het schrift zal ik evenwel voor de koning lezen en hem er de verklaring van geven. Boven de Heer van de hemel hebt u zich willen verheffen; u hebt het vaatwerk van zijn tempel laten halen en u, uw rijksgroten, uw vrouwen en bijvrouwen hebben er wijn uit gedronken; goden van zilver en goud, van brons, ijzer, hout en steen, die niet zien, niet horen en niets weten, hebt u geëerd, terwijl u de God in wiens hand uw adem ligt en heel uw leven, niet hebt geprezen.

Daarom heeft Hij die hand dit schrift laten schrijven. En dit staat er geschreven: Mene, mene, tekel ufarsin. De verklaring ervan luidt: mene: geteld heeft God uw regeringsjaren en er een eind aan gemaakt; tekel: gewogen zijt u op de weegschaal en te licht bevonden; peres: verdeeld is uw koninkrijk en aan de Meden en Perzen gegeven.”

 

Tussenzang (Dan. 3, 62-63, 64-65, 66-67)

Refrein:  Looft de Heer, prijst en verheft Hem eeuwig.

Looft de Heer, klaarlichte zon en maan, heldere sterren, prijst Hem.

Looft Hem, regen en dauw, alle stormwinden, prijst Hem.

Looft Hem, vuur en hitte, koude en vorst, prijst de Heer.

 

Vers voor het evangelie (Lc. 21, 36)

Alleluia. Weest te allen tijde waakzaam en bidt en dat wij stand mogen houden voor het aangezicht van de Mensenzoon. Alleluia.

 

Evangelie (Lc. 21, 12-19)

Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen omwille van mijn Naam:geen haar van uw hoofd zal verloren gaan

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Zij zullen u vastgrijpen en vervolgen; zij zullen u overleveren aan de synagogen en gevangen zetten, u voor koningen en stadhouders voeren omwille van mijn Naam. Het zal voor u uitlopen op het geven van getuigenis. Welnu, prent het u in, dat gij dan uw verdediging niet moet voorbereiden. Want Ik zal u een taal en een wijsheid geven, die geen van uw tegenstanders zal kunnen weerstaan of weerspreken. Ge zult zelfs door ouders en broers, door bloedverwanten en vrienden overgeleverd worden en sommigen van u zullen ze ter dood doen brengen. Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen omwille van mijn Naam: geen haar van uw hoofd zal verloren gaan. Door standvastig te zijn zult ge uw leven winnen.”

 

Donderdag 25 november                     H. Catharina van Alexandrië, maagd en martelaares

                                                                               

Eerste lezing (Dan. 6, 12-28)

Mijn God heeft zijn engel gezonden om de leeuwen te muilbanden

In die dagen deden mannen van koning Darius een inval in het huis van Daniël, waar zij hem aantroffen, terwijl hij smeekbeden richtte tot zijn God. Ze begaven zich daarop naar de koning en brachten hem het koninklijk verbod in herinnering met de woorden: “Hebt u geen verbod uitgevaardigd, dat alwie binnen dertig dagen een bede richt tot welke god of mens ook buiten u, koning, in de leeuwenkuil geworpen wordt?” De koning antwoordde: “Dat staat vast als een wet van Meden en Perzen, die onherroepelijk is.” Toen zeiden ze tot de koning: “Daniël, een van de ballingen uit Juda, stoort zich niet aan u, noch aan het verbod, dat u hebt uitgevaardigd, maar driemaal per dag verricht hij zijn gebed.” Die beschuldiging beviel de koning helemaal niet en hij zon op middelen om Daniël te redden. Tot zonsondergang deed hij pogingen daartoe, maar die mannen zetten de koning onder druk en zeiden: “Denk eraan, koning, het is voor Meden en Perzen een wet, dat er niet kan worden getornd aan een verbod of besluit, door de koning uitgevaardigd.”

Daarop gaf de koning bevel om Daniël te halen. Toen Daniël in de leeuwenkuil geworpen werd, zei de koning tot hem: “Moge uw God, door u zo trouw vereerd, u redden!” Daarna nam men een steen en legde die op de opening van de kuil. De koning verzegelde hem met zijn eigen zegel, en met die van zijn rijksgroten, om elke ingreep van buitenaf uit te sluiten. De koning ging naar zijn paleis, bracht de nacht in vasten door en liet geen vrouwen komen; van slapen was geen sprake. Bij het krieken van de morgen, toen het licht begon te worden, stond de koning op en begaf zich haastig naar de leeuwenkuil. Bij de kuil gekomen begon hij op klagende toon tot Daniël te roepen. Hij zei: “Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God, door u zo trouw vereerd, u van de leeuwen kunnen redden?” Daarop antwoordde Daniël: “Koning, leef in eeuwigheid! Mijn God heeft zijn engel gezonden om de leeuwen te muilbanden. Ze hebben mij geen letsel toegebracht, daar ik in Gods ogen onschuldig ben. Maar ook tegen u, koning, heb ik niets misdreven.” Uiterst verheugd gaf de koning bevel Daniël uit de kuil te trekken.

Daarop werd Daniël uit de kuil getrokken. Hij had geen letsel opgelopen, omdat hij op zijn God vertrouwd had. Nu gaf de koning bevel om de mannen, die Daniël beschuldigd hadden te halen en ze met hun kinderen en vrouwen in de leeuwenkuil te werpen. Ze hadden de bodem van de kuil nog niet bereikt, of de leeuwen hadden hen reeds te pakken en verbrijzelden hun beenderen. Daarna schreef koning Darius aan alle volken, naties en talen die op aarde wonen: “Veel heil zij u toegewenst! Door mij wordt hiermee bepaald, dat men in alle delen van mijn koninkrijk de God van Daniël moet eerbiedigen en vrezen, want Hij is de levende God, die blijft in eeuwigheid. Zijn koningschap is onvergankelijk en zijn heerschappij duurt tot het einde. Hij redt en bevrijdt en Hij verricht wondertekenen in de hemel en op aarde; Hij heeft Daniël gered uit de klauwen van de leeuwen.”

Tussenzang (Dan. 3, 68-69, 70-71, 72-73, 74)

Refrein:  Looft de Heer, prijst en verheft Hem eeuwig.

Looft Hem, nevels en buien, hagel en ijs, prijst de Heer.

Looft Hem, ijzel en sneeuw, nachten en dagen, prijst Hem.

Looft Hem, licht en donker, bliksem en wolken, prijst Hem.

Looft de Heer, heel de aarde, prijst en verheft Hem eeuwig.

 

Vers voor het evangelie (Apok. 2, 10c)

Alleluia. Wees getrouw tot de dood, zegt de Heer, en Ik zal u de kroon des levens geven. Alleluia.

 

Evangelie (Lc. 21, 20-28)

Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden totdat de tijden van de heidenen is vervuld

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Wanneer gij Jeruzalem door legers omsingeld ziet, weet dan dat zijn verwoesting nabij is. Laten dan de mensen in Judea naar de bergen vluchten; die in de stad zijn eruit trekken en die op het land vertoeven de stad niet binnengaan: dagen van wraak zijn het waarop alles wat geschreven staat vervuld wordt. Wee de zwangeren en zogenden in die dagen. Want er zal grote nood komen over het land en strafgericht over dit volk. Sommigen zullen vallen door het verslindende zwaard, anderen als gevangenen onder alle volkeren worden verstrooid. Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijd van de heidenen vervuld is. Er zullen tekenen zijn aan zon, maan en sterren en op de aarde zullen volkeren in angst verkeren, radeloos door het gebulder van de onstuimige zee. De mensen zullen het besterven van schrik, in spanning om wat de wereld gaat overkomen, want de hemelse heerscharen zullen in verwarring geraken. Dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op een wolk, met macht en grote heerlijkheid. Wanneer zich dit alles begint te voltrekken, richt u dan op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing komt nabij.”

 

Vrijdag 26 november                                                                                   

 

Eerste lezing (Dan. 7, 2-14 of 7, 2-3, 9-14)

Met de wolken des hemels zag ik iemand aankomen die op een Mensenzoon geleek

In die dagen sprak Daniël: “In mijn nachtelijk visioen zag ik dat de vier winden des hemels de grote zee in beroering brachten en vier grote dieren er uit opstegen. Het eerste geleek op een leeuw, maar had arendsvleugels. Ik zag dat zijn vleugels werden uitgerukt, waarna het van de aarde werd opgericht en als een mens op twee voeten gezet en een mensenhart kreeg.

Toen kwam een ander dier, het tweede, dat op een beer geleek; het richtte zich aan een zijde op en hield tussen de tanden in zijn muil drie ribben. Men zei tegen het dier: Op! Vreet veel vlees! Vervolgens zag ik nog een ander dier, dat geleek op een luipaard; het had vier vogelvleugels op zijn rug en het had vier koppen. Heerschappij werd het gegeven.

Tenslotte zag ik in mijn nachtelijk visioen een vierde dier; het was schrikwekkend, vreesaanjagend en geweldig sterk; het had grote ijzeren tanden, waarmee het vrat en vermaalde, en wat het overliet vertrapte het met zijn poten. Het verschilde van alle overige dieren en het had tien horens. Terwijl ik naar die horens keek, zag ik hoe tussen die horens er een elfde, een kleine horen, opschoot en hoe er drie werden uitgerukt om voor de kleine hoorn plaats te maken. Die horen had mensenogen en een mond vol grootspraak. En terwijl ik bleef toekijken zag ik dat er tronen werden geplaatst en een Hoogbejaarde zich neerzette; zijn gewaad was wit als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als wol. Zijn troon bestond uit vlammen, de wielen ervan uit laaiend vuur.

Een stroom van vuur welde op en vloeide voor Hem uit. Duizend maal duizenden dienden Hem en tienduizend maal tienduizenden stonden vóór Hem. Het gerechtshof zette zich neer en de boeken werden geopend. Toen zag ik dat het vierde beest vanwege de grootspraak van de horen gedood werd, en zijn kadaver aan het vuur werd prijsgegeven en zo vernietigd werd. Ook de overige dieren werden beroofd van hun macht, maar ze werden voor een korte tijd in leven gelaten. In mijn nachtelijk visioen zag ik toen met de wolken des hemels iemand aankomen die op een Mensenzoon geleek. Hij ging naar de Hoogbejaarde en werd voor Hem geleid. Toen werd Hem heerschappij gegeven, luister en koninklijke macht; alle volken, stammen en talen brachten Hem hun hulde. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij die nooit vergaat, zijn koninkrijk gaat nooit te gronde.”

 

Tussenzang (Dan. 3, 75-76, 77-78, 79-80, 81)

Refrein:  Looft de Heer, prijst en verheft Hem eeuwig.

Looft Hem, bergen en heuvels, al wat daar groeit, prijst de Heer.

Looft de Heer, alle bronnen, zeeën en stromen, prijst Hem.

Looft de Heer, al wat leeft in het water, vogels des hemels, prijst Hem.

Looft Hem, wilde en tamme dieren, prijst en verheft Hem eeuwig.

 

Vers voor het evangelie (Joh. 14, 5)

Alleluia. Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt de Heer; niemand komt tot de Vader, tenzij door Mij. Alleluia.

 

Evangelie (Lc. 21, 29-33)

Wanneer ge al deze dingen ziet weet dan dat het Rijk Gods nabij is

In die tijd maakte Jezus een vergelijking en zei tot zijn leerlingen: “Kijk naar de vijgenboom en naar alle andere bomen: zodra ze uitlopen, weet ge vanzelf, als ge dat ziet, dat de zomer in aantocht is. Zo ook, wanneer ge al deze dingen ziet, weet dan dat het Rijk Gods nabij is. Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal niet voorbijgaan vóór dit alles geschied is. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan.”

 

Zaterdag 27 november                                                 Maria op zaterdag

 

Eerste lezing (Dan. 7, 15-27)

Het koningschap, de heerschappij en de luister zal gegeven worden aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste

In die dagen sprak Daniël: “Bij het visioen dat ik zag, verkeerde ik inwendig in verwarring en de beelden, die door mijn hoofd gingen, verontrustten mij. Ik trad op een der aanwezigen toe en vroeg hem naar de juiste betekenis van dat alles. Hij gaf mij de volgende verklaring. De vier grote dieren zijn vier koningen die op aarde zullen regeren; daarna zullen de heiligen van de Allerhoogste het koningschap ontvangen en ze zullen het voor altijd, van eeuwigheid tot eeuwigheid bezitten.” Toen wilde ik de betekenis weten van het vierde beest, dat van alle andere verschilde, buitengewoon vreeswekkend was, tanden van ijzer had en klauwen van brons, dat vrat en vermaalde, en wat het overliet met zijn poten vertrapte; en wat de tien horens op zijn kop beduidden en de elfde, die opschoot en waarvoor er drie uitvielen; die horen had ogen en een mond vol grootspraak en zag er groter uit dan de andere. In mijn visioen zag ik dat die horen strijd voerde met de heiligen en hen overweldigde, totdat de Hoogbejaarde kwam en recht verschaft werd aan de heiligen van de Allerhoogste en de tijd aanbrak dat de heiligen het koningschap in bezit namen. Toen zei mij iemand het volgende:

“Het vierde beest is een vierde koninkrijk, dat op aarde zal bestaan; het zal van alle andere rijken verschillen ; heel de aarde zal het verslinden, vertrappen en verpletteren. Die tien horens zijn tien koningen, die uit dat rijk zullen voortkomen en na hen komt er nog een elfde, die van de vorigen zal verschillen en drie koningen ten val zal brengen. Hij zal zich tegen de Allerhoogste richten, de heiligen van de Allerhoogste mishandelen en er op uit zijn feesttijden en wet te veranderen. En de heiligen van de Allerhoogste zullen aan zijn macht zijn overgeleverd. Het gerechtshof zal plaats nemen en men zal hem de heerschappij ontnemen en hem voor goed te gronde richten en vernietigen. Dan zal het koningschap, de heerschappij en de luister van al de rijken onder de hemel gegeven worden aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste. “Zijn koningschap is een eeuwig koningschap en alle machten zullen Hem dienen en gehoorzamen.”

 

Tussenzang (Dan. 3, 82-83, 84-85, 86-87)

Refrein:  Looft de Heer, prijst en verheft Hem eeuwig.

Looft de Heer, alle mensen, Israël, prijst de Heer.

Looft de Heer, al zijn priesters, al zijn dienaren, prijst Hem.

Looft Hem, geesten van de rechtvaardigen, vrome, ootmoedige harten, prijst Hem.

 

Vers voor het evangelie (Lc. 21, 28)

Alleluia. Richt u op en heft uw hoofden omhoog want uw verlossing komt nabij. Alleluia.

 

Evangelie (Lc. 21, 34-36)

Weest te allen tijde waakzaam en bidt dat ge in staat moogt zijn te ontkomen aan al die dingen die zich gaan voltrekken

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Zorgt er voor dat uw geest niet afgestompt raakt door een roes van dronkenschap en de zorgen des levens; laat de komst van de Mensenzoon u niet als een strik onverhoeds grijpen, want die dag zal komen over allen, waar ook ter wereld. Weest dus te allen tijde waakzaam en bidt dat ge in staat moogt zijn te ontkomen aan al die dingen, die zich gaan voltrekken, en dat ge stand moogt houden voor het aangezicht van de Mensenzoon.”

 

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad(Psalm 119)

Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.

Hartelijk dank voor uw gave.

Novenengebed om bescherming tegen het coronavirus

O goede Moeder, Onze Lieve Vrouw ter Nood, Wij geloven in uw zorg, in uw medeleven en uw voorspraak bij Jezus uw Zoon. Daarom komen wij vol vertrouwen tot u en wij vragen door U aan de Heer:

Bevrijd heel de wereld van de Corona-epidemie, genees en sterk de zieken en zegen hen die zorg voor hen dragen. Sta alle mensen bij die lijden onder de gevolgen van deze crises. Geef wijsheid aan onze bestuurders.

Bevrijd ons van onrust en angst, verlicht ons in pijn en verdriet. Geef ons hoop waar wij het niet meer zien zitten, geef ons kracht als wij er niet tegenop kunnen, geef ons licht waar het donker is en geef dat wij elkaar spoedig weer in vrijheid en vreugde nabij kunnen zijn.
Maria, bescherm ons en onze dierbaren, geef ons overgave aan de wil van de Vader en leid ons veilig naar Jezus, uw Zoon. Amen.

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen.

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verded g ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen.

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi secundum verbum tuum

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus. Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur. Per Christum Dominum nostrum. Amen.

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God, ℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden.

Laat ons bidden. Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis. Door Christus, onze Heer. Amen.