Dagelijks Brood, lezingen van de dag 20 – 26 juni 2021

olv-ter-nood-heiloo-johannes-doper-jezus-lam

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag 20 – 26 juni 2021

12e week door het jaar

Gebed tot de heilige Jozef

Tot U, Heilige Jozef nemen wij onze toevlucht in onze noden. En na de hulp van uw zeer heilige Bruid te hebben ingeroepen smeken wij met vertrouwen ook uw bescherming af.

Wij bidden U ootmoedig: zie met goedheid neer op het erfdeel dat Jezus Christus door zijn bloed heeft verworven en help ons in onze noden door uw machtige bijstand.

Dat vragen wij U omwille van de liefde die U heeft verbonden met de onbevlekte Maagd en Moeder van God en omwille van de vaderlijke tederheid waarmee Gij het Kind Jezus hebt aanvaard zorgzame bewaarder van het heilig Huisgezin bescherm de uitverkoren kinderen van Jezus Christus.

Liefdevolle vader, houdt ons ver van dwaling en zedenbederf.

Machtige beschermer, sta ons vanuit de hemel genadig bij in de strijd tegen de machten van de duisternis.

En zoals Gij weleer het Kind Jezus uit het grootste levensgevaar hebt gered zo verdedig nu ook de heilige Kerk van God tegen vijandelijke aanslagen en alle tegenwerking neem ieder van ons in uw blijvende bescherming opdat wij naar uw voorbeeld en gesteund door uw hulp heilig leven, zalig sterven en het eeuwig geluk in de hemel verkrijgen.
Amen

Zondag 20 juni

Eerste lezing (Job 38, 1.8-11)

Hier breken uw trotse golven

In die tijd begon de Heer, in storm en wind tot Job te spreken: “Waar was je toen de zee haar poorten beukte, onstuimig los wilde breken uit de  oederschoot; toen Ik haar kleedde in wolken en hulde in windels van wolkenslierten; toen Ik haar paal en perk stelde, de poort vergrendelde en zei: Tot hier en niet verder, hier breken uw trotse golven?”

Tussenzang (Ps. 107, 23-24.25-26.28-29.30-31)

Refrein:  Brengt dank aan de Heer, want Hij is goedgunstig, barmhartig is Hij altijd.

Zij scheepten zich in om de zee op te gaan, om handel te drijven over het water. Zij ondervonden de macht van de Heer, zijn grootheid boven de kolkende afgrond.

Hij sprak en er gierde een stormwind aan, die zweepte de golven op; Ze rezen omhoog en zonken weer neer, ze waren verlamd van ontzetting.

Toen riepen zij tot de Heer in hun nood en Hij bevrijdde hen uit hun ellende. Hij deed de storm tot een briesje bedaren en bracht de golven tot rust.

Hij gaf hen kalmte en nieuwe moed en bracht hen in veilige haven. Zij moeten de Heer voor zijn goedheid danken, voor al zijn weldaden jegens de mensen.

Tweede lezing (2 Kor. 5, 14-17)

Het nieuwe is al gekomen

Broeders en zusters, de liefde van Christus laat ons geen rust sinds wij hebben ingezien, dat Een is gestorven voor allen. Maar dan zijn allen gestorven! En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die ter wille van hen is gestorven en verrezen. Daarom beoordelen wij voortaan niemand meer naar de oude maatstaven. En al hebben wij Christus ooit op zulke wijze beoordeeld, dan nu toch niet meer. Zo is dus wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen.

Vers voor het evangelie (cf. Hand. 16, 14b)

Alleluia. Maak ons hart ontvankelijk, Heer, opdat wij de woorden van uw Zoon zouden begrijpen. Alleluia.

Evangelie (Mc. 4, 35-41)

Wie is Hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen

Op een dag, tegen het vallen van de avond, sprak Jezus tot zijn leerlingen: “Laten we oversteken.” Zij stuurden het volk weg en namen Hem mee, zoals Hij daar in de boot zat; andere boten begeleidden Hem. Er stak een hevige storm op en de golven sloegen over de boot, zodat hij al vol liep. Intussen lag Hij aan de achtersteven op het kussen te slapen. Ze maakten Hem wakker en zeiden Hem: “Meester, raakt het U niet dat wij vergaan?” Hij stond op, richtte zich met dwingend woord tot de wind en sprak tot het water: “Zwijg stil!” De wind ging liggen en het werd volmaakt stil. Hij sprak tot hen: “Waarom zijt gij zo bang? Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit?” Zij werden door een grote vrees bevangen en vroegen elkaar: “Wie is Hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen?”

Maandag 21 juni – H. Aloïsius Gonzaga, kloosterling

Eerste lezing (Gen. 12, 1-9)

Abram trok weg, zoals de Heer hem had opgedragen

In die dagen zei God de Heer tot Abram: “Trek weg uit uw land, uw stam en uw familie, naar het land dat Ik u aan zal wijzen. Ik zal een groot volk van u maken. Ik zal u zegenen en uw naam groot maken, zodat hij een zegen zal zijn. Ik zal zegenen die u zegenen, maar die u vervloeken zal Ik vervloeken. Door u zal zegen komen over alle geslachten op aarde.” Toen trok Abram weg, zoals de Heer hem had opgedragen, en Lot ging met hem mee. Abram was vijfenzeventig jaar toen hij Haran verliet. Met zijn vrouw Sarai en met Lot, de zoon van zijn broer, met al hun bezittingen en met allen, die zij in Haran in dienst hadden genomen, ging Abram op weg naar Kanaän. In Kanaän aangekomen, trok Abram het land in, tot bij de heilige plaats van Sichem, de eik van More. Toentertijd waren de Kanaänieten nog in het land. Daar verscheen God de Heer aan Abram en zei: “Aan uw nageslacht zal Ik dit land in bezit geven.” Toen richtte Abram daar een altaar op ter ere van de Heer, die hem verschenen was. Vandaar trok hij verder naar het gebergte ten oosten van Betel, sloeg zijn tent op tussen Betel in het westen en Aï in het oosten, richtte een altaar op ter ere van de Heer en riep de naam van de Heer aan. Daarna trok Abram verder naar de Negeb toe.

Tussenzang (Ps. 33, 12-13.18-19.20.22)

Refrein: Zalig het volk dat de Heer heeft als God, de natie door Hem tot zijn erfdeel gekozen.

Zalig het volk dat de Heer heeft als God, de natie door Hem tot zijn erfdeel gekozen. Hoog uit de hemel schouwt God omlaag, blikt neer op de zonen der mensen.
Het is God die zijn dienaars bewaakt, hen die op zijn gunst vertrouwen, dat Hij hen redden zal van de dood, bij hongersnood hen zal voeden.
Daarom vertrouwt ons hart op de Heer, is Hij ons een schild en een helper. Geef ons dus, Heer, uw barmhartigheid, zoals wij op U vertrouwen.

Vers voor het evangelie (cf. Hand. 16, 14b)

Alleluia. Maak ons hart ontvankelijk, Heer, en dat wij ons richten naar het woord van uw Zoon. Alleluia.

Evangelie (Mt. 7, 1-5)

Haal eerst de balk uit uw eigen oog

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met het oordeel dat gij velt, zult gij geoordeeld worden, en de maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken. Waarom kijkt gij naar de splinter in het oog van uw broeder en merkt gij de balk niet op in uw eigen oog? Of hoe kunt ge tot uw broeder zeggen: laat mij de splinter uit uw oog halen, en zie, in uw eigen oog zit de balk nog! Huichelaar, haal eerst die balk uit uw eigen oog, en dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen uit het oog van uw broeder.”

Dinsdag 22 juni – H. Paulinus van Nola, bisschop.;  HH. Johannes Fisher, bisschop, en Thomas More, martelaren

Eerste lezing (Gen. 13, 2.5-18)

Laten wij geen ruzie met elkaar maken; wij zijn toch broers van elkaar

Abram was een rijk man die zeer veel vee, zilver en goud bezat. Ook Lot, die met Abram was meegekomen, bezat schapen, runderen en tenten. Het land liet evenwel niet toe dat ze bij elkaar bleven, want hun bezit was zo omvangrijk, dat ze niet bij elkaar konden blijven. Dit veroorzaakte botsingen tussen de herders van Abram en die van Lot. Bovendien woonden toentertijd ook de Kanaänieten en de Perizzieten nog in het land. Daarom zei Abram tot Lot: “Laten wij geen ruzie met elkaar maken en onze herders evenmin, wij zijn toch broers van elkaar. Het hele land ligt voor je. Het is werkelijk beter dat je weggaat, ga jij links, dan ga ik rechts ga jij rechts, dan ga ik links.” Toen liet Lot zijn blik rondgaan, hij zag, hoe rijk aan water het land langs de Jordaan was. Want voordat God de Heer Sodom en Gomorra verwoest had, was deze streek, tot Soar toe, als de tuin van de Heer, even waterrijk als Egypte. Daarom koos Lot al het land langs de Jordaan en ging oostwaarts. Zo scheidden de beide broers. Abram bleef in Kanaän wonen, maar Lot zocht zich een woonplaats bij de steden in de Jordaanstreek en sloeg zijn tent op in de nabijheid van Sodom. De Sodomieten bedreven veel kwaad en zondigden tegen de Heer. Nadat Lot was weggegaan zei God de Heer tot Abram: “Laat uw blik rondgaan en kijk vanaf de plaats waar gij staat naar het noorden en het zuiden, het oosten en het westen. Al het land dat gij ziet, schenk Ik aan u en aan uw nageslacht, voor altijd. lk zal uw nakomelingen maken als het zand op de aarde. Alleen iemand die het zand van de aarde kan tellen, zal uw nakomelingen kunnen tellen. Ga het hele land door in de lengte en in de breedte, want Ik schenk het aan u!” Toen sloeg Abram zijn tent op en ging wonen bij de eik van More te Hebron, daar richtte hij een altaar op ter ere van de Heer.

Tussenzang (Ps. 15, 2-3ab.3cd-4ab.5)

Refrein: Heer, wie mag te gast zijn in uw tent?
Wie rechtvaardig is en eerbaar leeft, in zijn hart geen boze plannen koestert, geen bedrog pleegt met zijn tong;
Wie zijn evenmens geen schade doet en zijn buren niet te schande zet, wie de boosdoener veracht,maar de dienaars van de Heer in ere houdt;

Wie beloften in zijn eigen nadeel toch volbrengt, zijn bezit niet uitleent tegen woeker, als getuige niet omkoopbaar is.
Wie zich zo gedraagt, zal niet wankelen in eeuwigheid.

Vers voor het evangelie (2 Kor. 5, 19)

Alleluia. God was het, die in Christus de wereld met zich verzoende, en ons gaf Hij de boodschap van de verzoening mee. Alleluia.

Evangelie (Mt. 7, 6.12-14)

Alles wat gij wilt dat de mensen voor u doen, doet dat ook voor hen

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij ze niet met hun poten vertrappen, zich omkeren en u verscheuren. Alles wat gij wilt dat de mensen voor u doen, doet dat ook voor hen. Dat is Wet en Profeten. Gaat binnen door de nauwe poort, want de weg die naar de ondergang voert is wijd en breed, en velen zijn er die hem inslaan. Hoe nauw toch is de poort en hoe smal is de weg die voert naar het leven, en weinigen zijn er die hem vinden.”

Woensdag 23 juni

Eerste lezing (Gen. 15, 1-12.17-18)

Abram geloofde de Heer, en deze rekende hem dat als gerechtigheid aan, en Hij sloot een verbond met hem

In die dagen klonk het woord van de Heer in een visioen tot Abram: “Gij moet niet vrezen, Abram, Ik zal uw schild zijn. Uw loon zal zeer groot zijn!” Toen zei Abram: “Heer God, wat baten mij uw gaven? Want ik blijf maar kinderloos en de Damasceen Eliëzer zal de bezitter van mijn huis worden. Gij hebt mij toch geen nakomelingen geschonken, en een onderhorige zal mijn erfgenaam zijn.” Toen werd het woord van de Heer tot hem gericht: “Niet hij wordt uw erfgenaam, uw erfgenaam zal iemand zijn die gij zult verwekken.” Hij leidde hem naar buiten en zei: “Kijk naar de hemel en  el de sterren, als ge kunt.” En Hij verzekerde hem: “Zo talrijk wordt uw nageslacht.” Abram geloofde de Heer en deze rekende hem dat als gerechtigheid aan. Toen zei de Heer tot hem: “Ik ben God  de Heer, die u uit Ur in Chaldea heb geleid om u dit land in bezit te geven. Abram vroeg: “Heer God, hoe kan ik weten dat ik het inderdaad zal krijgen?” Hij zei tot hem: “Haal een driejarige koe,  en driejarige bok, een driejarige ram, een tortel en een jonge duif.” Hij haalde dit alles, sneed de dieren middendoor, en legde de stukken tegenover elkaar, alleen de vogels sneed hij niet door. Er kwamen roofvogels op de dode dieren af, maar Abram joeg ze weg. Bij zonsondergang viel Abram in een diepe slaap, hevige angst en duisternis overviel hem. Toen de zon was ondergegaan, en het helemaal donker was geworden, zag Abram een rokende oven en een vurige fakkel, die tussen de stukken door gingen. Op die dag sloot de Heer een verbond met Abram. Hij zei: “Aan uw nakomelingen schenk Ik dit land, vanaf de beek van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat.”

Tussenzang (Ps. 105, 1-2.3-4.6-7.8-9)

Refrein: Voor eeuwig blijft Gods verbond van kracht. Of: Alleluia.

Verheerlijkt de Heer en aanbidt zijn Naam, verkondigt de volken zijn daden. Bezingt Hem en tokkelt de snaren voor Hem, verhaalt al zijn wondere werken.

Gaat groot op de heilige Naam van de Heer, verheugt u, gij die Hem aanhangt. Verlaat u op Hem, op zijn machtige arm, blijft altijd zijn Aanschijn zoeken.

Gij, kroost van zijn dienaar Abraham, gij zonen van Jakob, zijn welbeminde. De Heer, Hij is onze enige God, wat Hij beslist, geldt voor heel de aarde.

Voor eeuwig blijft zijn verbond van kracht, wat Hij beloofd heeft voor duizend geslachten. De bond die Hij vroeger met Abraham sloot, de eed die Hij Isaäk eens heeft gezworen.

Vers voor het evangelie (cf. 1, 17-18)

Alleluia. De God van onze Heer Jezus Christus moge ons innerlijk oog verlichten, om te zien, hoe groot de hoop is waartoe Hij ons roept. Alleluia

Evangelie (Mt. 7, 15-20)

Aan hun vruchten zult ge ze kennen

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Wacht u voor de valse profeten, mensen die tot u komen in schaapskleren, maar van binnen roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zult ge ze kennen. Plukt men soms druiven van dorens of vijgen van distels? Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de zieke boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, noch een zieke boom goede vruchten. Iedere boom, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Aan hun vruchten dus zult ge ze kennen.”

Donderdag 24 juni – Geboorte van H. Johannes de Doper. Hoogfeest

Eerste lezing (Jes. 49, 1-6)

Ik stel u aan tot licht van de heidenvolkeren

Luistert naar mij, eilanden, spitst de oren, volkeren van ver: De Heer heeft mij vanaf de moederschoot geroepen, vanaf de schoot mijner moeder heeft Hij mijn naam genoemd. Hij heeft mijn mond tot een snedig zwaard gemaakt, met de schaduw van zijn hand heeft Hij mij bedekt. Hij maakte van mij een geslepen pijl, en in zijn koker heeft Hij mij geborgen. Hij sprak tot mij: “Mijn dienaar zijt gij, Israël, in wie Ik Mij zal verheerlijken.” En ik heb gezegd: “Vergeefs heb ik mij afgetobd, mijn kracht loopt uit op leegheid en wind, maar mijn recht is bij de Heer, en mijn beloning bij mijn God.” Nu echter sprak de Heer, die mij vormde tot zijn knecht vanaf de moederschoot, om Jakob terug te brengen tot Hem en opdat Israël voor Hem zou worden verzameld. – Ik ben verheerlijkt in de ogen van de Heer, en mijn God is mijn sterkte. – Hij sprak: “Het is te gering, dat gij mijn dienaar zijt, om Jakobs stammen op te richten en de gespaarden van Israël terug te brengen. Ik stel u aan tot licht van de heidenvolkeren om mijn heil te zijn tot aan het uiteinde der aarde.”

Tussenzang (Ps. 139, 1-3.13-14.15)

Refrein: Ik dank U, Heer, voor het wonder van mijn leven.

Gij kent mij, Heer, en Gij doorschouwt mij, Gij ziet mij waar ik ga of sta. Van verre kent Gij mijn gedachten, Gij weet waarom ik bezig ben of rust.

Want wat er in mij is hebt Gij geschapen, Gij hebt mij als een weefsel in de moederschoot gevormd. Ik dank U voor het wonder van mijn leven, voor alle wonderwerken die Gij hebt gemaakt.

Gij weet ook alles wat er omgaat in mijn geest, mijn diepste wezen is U niet verborgen. Toen ik geheimnisvol werd voortgebracht, mijn levensdraden in de schoot gevlochten werden.

Tweede lezing (Hand. 13, 22-26)

Johannes predikte reeds vóór het optreden van Christus

In die dagen zei Paulus: “Nadat God Saul verworpen had, verhief Hij David tot koning van het volk Israël. Van deze gaf Hij het getuigenis: Ik heb David gevonden, de zoon van Isaï, een man naar mijn hart, die mijn wil in alles zal volbrengen. Uit diens nakomelingschap heeft God volgens belofte voor Israël een Verlosser doen voortkomen, Jezus; nadat reeds Johannes vóór zijn optreden een doopsel van bekering had gepredikt aan heel het volk van Israël. Toen Johannes aan het einde van zijn loopbaan was zei hij: Wat ge meent dat ik ben, ben ik niet; maar na mij komt iemand wiens schoeisel ik niet waard ben los te maken. Mannen broeders, zonen uit Abrahams geslacht en godvrezenden onder u: tot ons is dit woord van verlossing gezonden.”

Vers voor het evangelie (Lc. 1, 76)

Alleluia. Gij, kind, profeet van de Allerhoogste zult ge worden genoemd, want voorafgaan zult gij aan de Heer en gij zult zijn wegen bereiden. Alleluia.

Evangelie (Lc. 1, 57-66.80)

Johannes is zijn naam

In die tijd brak voor Elisabeth het ogenblik aan dat zij moeder werd; zij schonk het leven aan een zoon. Toen de buren en de familie hoorden hoe groot de barmhartigheid was, die de Heer aan haar had betoond, deelden zij in haar vreugde. Op de achtste dag kwam men het kind besnijden en ze wilden het naar zijn vader Zacharias noemen. Maar zijn moeder zei daarop: “Neen, het moet Johannes heten.” Zij antwoordden haar: “Maar er is in uw familie niemand die zo heet.” Met gebaren vroegen zij toen aan zijn vader hoe hij het wilde noemen. Deze vroeg een schrijftafeltje en schreef er op: “Johannes zal hij heten.” Ze stonden allen verbaasd. Onmiddellijk daarop werd zijn mond geopend, zijn tong losgemaakt en verkondigde hij Gods lof. Ontzag vervulde alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd al het gebeurde rondverteld. Ieder die het hoorde, dacht er over na en vroeg zich af: “Wat zal er worden van dit kind?” Want de hand des Heren was met hem. Het kind groeide op en de Geest beheerste hem meer en meer. Hij verbleef in de woestijn tot de dag, waarop hij zich aan Israël in het openbaar vertoonde.

Vrijdag 25 juni – H. Adelbert, diaken

Eerste lezing (Gen. 17, 1.9-10.15-22)

Alle mannelijke personen moeten besneden worden als een teken van het verbond; Sara zal u een zoon baren

Toen Abram negenennegentig jaar was, verscheen de Heer hem en zei: “Ik ben God Almachtig, richt uw schreden naar Mij en gedraag u onberispelijk. Gij moet mijn verbond onderhouden, gij en uw nakomelingen, geslacht na geslacht. Dit is mijn verbond, dat gij moet onderhouden, mijn verbond met u en uw nakomelingen. Alle mannelijke personen moeten besneden worden.” En verder zei God tot Abraham: “Sarai, uw vrouw, moet gij niet meer Sarai noemen; haar naam zal Sara zijn. Ik zal haar zegenen, en ook uit haar zal Ik u een zoon schenken. Ik zal haar zegenen, zodat zij tot volken zal uitgroeien, koningen van volken zullen uit haar voortkomen.” Toen wierp Abraham zich ter aarde en lachte, want hij zei bij zichzelf: Zou een man van honderd jaar nog een zoon krijgen, en zou Sara die negentig is nog een kind ter wereld brengen? Daarom zei hij tot God: “Laat Ismaël liever uw gunst genieten.” God antwoordde: “Neen, uw vrouw Sara zal u een zoon baren, en gij zult hem Isaäk noemen. Met hem en met zijn nakomelingen zal Ik een verbond aangaan, een altijddurend verbond. Maar ook uw verzoek betreffende Ismaël verhoor Ik. Ik zal hem zegenen, hem vruchtbaarheid geven en hem zeer talrijk maken. “Twaalf vorsten zal hij verwekken en een groot volk zal Ik van hem maken. Maar mijn verbond zal Ik aangaan met Isaäk, die Sara u het volgend jaar op deze tijd zal baren.” Toen God dit alles gezegd had, ging Hij van Abraham heen.

Tussenzang (Ps. 128, 1-2.3.4-5)

Refrein: Elke man wordt gezegend,  die eer geeft aan de Heer.

Gelukkig die godvrezend zijt, de weg des Heren gaat. Gij zult de vrucht van eigen arbeid eten, tevreden en voorspoedig zult gij zijn.

Uw vrouw daarbinnen in uw huis is als een rijkbeladen wijnstok. En als olijventakken rond de stam, zo staan uw zonen om uw tafel.

Ja, zo wordt elke man gezegend, die eer geeft aan de Heer. U zegene de Heer uit Sion, moogt gij Jeruzalem welvarend zien, zolang uw dagen duren.

Vers voor het evangelie (Kol. 3, 16a.17c)

Alleluia. Het woord van Christus moge in volle rijkdom onder u wonen, dankt God de Vader door Hem. Alleluia.

Evangelie (Mt. 8, 1-4)

Als Gij wilt, Heer, Kunt Gij mij reinigen

Toen Jezus van de berg was afgedaald, volgde Hem een talrijke menigte. Een melaatse kwam naar Hem toe en smeekte Hem op zijn knieën: “Als Gij wilt, Heer, kunt Gij mij reinigen.” Jezus stak de hand uit, raakte hem aan en zei: “Ik wil, word rein.” En terstond werd hij van zijn melaatsheid gereinigd. Jezus sprak tot hem: “Zorg er voor, dat ge het niemand zegt, maar ga u laten zien aan de priester en offer de gave die Mozes heeft voorgeschreven, om ze het bewijs te leveren.”

Zaterdag 26 juni – Maria op zaterdag

Eerste lezing (Gen. 18, 1-15)

Is er voor God iets te moeilijk; als ik bij u terugkom zal Sara een zoon hebben

Eens verscheen de Heer bij de eik van Mamre aan Abraham, terwijl deze op het heetst van de dag bij de ingang van zijn tent zat. Abraham sloeg zijn ogen op en zag plotseling drie mannen voor zich staan. Meteen liep hij van de ingang van zijn tent naar hen toe, hij boog diep en zei: “Wees zo welwillend, heer, uw dienaar niet voorbij te gaan. Ik zal water laten brengen, was uw voeten en rust hier onder de boom. Ik zal brood voor u halen om u te sterken voor uw verdere reis, ge zijt niet voor niets bij uw dienaar langs gekomen.” Zij zeiden: “Heel graag.” Abraham ging haastig de tent in naar Sara en zei: “Neem gauw drie maten fijn meel, kneed het en bak er koeken van.” Daarna liep Abraham naar de kudde, zocht een lekker mals kalf uit en gaf het aan zijn knecht om het snel klaar te maken. Toen bracht hij hun kaas en melk, en het kalf dat hij had laten toebereiden, en zette hun dat alles voor. Terwijl zij aten, bleef hij bij hen staan, onder de boom. Toen vroegen ze hem: “Waar is Sara, uw vrouw?” Abraham antwoordde: “Daar, in de tent.” Toen zei de bezoeker: “Over een jaar kom ik weer bij u terug, dan zal Sara, uw vrouw, een zoon hebben.” Sara stond te luisteren bij de ingang van de tent, achter hem. Nu waren Abraham en Sara oud en bejaard, en Sara ging het niet meer naar de wijze van de vrouwen. Daarom moest Sara bij zichzelf lachen, want zij dacht: Zal ik dan nog liefde genieten, nu ik verwelkt ben en ook mijn heer al oud is? Maar de heer zei tot Abraham: “Waarom lacht Sara en vraagt zij zich af: Zou ik op mijn leeftijd werkelijk nog een kind krijgen? Is er voor God dan iets te moeilijk? Over een jaar, precies op deze tijd, kom ik bij u terug, en dan zal Sara een zoon hebben.” Toen zei Sara: “Ik heb niet gelachen,” want zij was bang geworden. Maar hij zei: “Jawel, ge hebt gelachen!”

Tussenzang (Lc. 1, 46-47.48-49.50.53.54-55)

Refrein: De Heer trekt zich zijn dienaar Israël aan, zijn milde erbarming indachtig.

Hoog verheft nu mijn ziel de Heer, verrukt is mijn geest om God, mijn verlosser.

Zijn keus viel op zijn eenvoudige dienstmaagd, van nu af prijst ieder geslacht mij zalig.

Wonderbaar is het wat Hij mij deed, de Machtige, groot is zijn Naam!

Barmhartig is Hij tot in lengte van dagen voor ieder die Hem erkent.

Behoeftigen schenkt Hij overvloed, maar rijken gaan heen met ledige handen.

Hij trekt zich zijn dienaar Israël aan, zijn milde erbarming indachtig;

zoals Hij de vaderen heeft beloofd, voor Abraham en zijn geslacht voor altijd.

Vers voor het evangelie (1 Joh. 2, 5)

Alleluia. Wie het woord van de Heer bewaart, in Hem is waarlijk Gods liefde volkomen. Alleluia.

Evangelie (Mt. 8, 5-17)

Velen zullen komen uit het oosten en het westen, en met Abraham, Isaäk en Jakob aanzitten in het Rijk der hemelen

Toen Jezus in Kafárnaüm aangekomen was, kwam een honderdman naar Hem toe, die zijn hulp inriep met de woorden: “Heer, mijn knecht ligt verlamd in mijn huis en lijdt vreselijk pijn.” Hij sprak tot hem: “Ik zal hem komen genezen.” Maar de honderman antwoordde: “Heer, ik ben het niet waard, dat Gij onder mijn dak komt, maar een enkel woord van U is voldoende om mijn knecht te doen genezen. Want al ben ik zelf een ondergeschikte, ik heb weer manschappen onder mij, en tot de een zeg ik: ga, en hij gaat; en tot een ander: kom, en hij komt, en aan mijn knecht: doe dit, en hij doet het.” Toen Jezus dit hoorde stond Hij verwonderd en zei tot hen die Hem volgden: “Voorwaar, Ik zeg u: Bij niemand in Israël heb Ik een zó groot geloof gevonden. Ik zeg u, dat velen uit het oosten en het westen zullen komen en met Abraham en Isaäk en Jakob zullen aanzitten in het Rijk der hemelen, maar de kinderen van het Rijk zullen buitengeworpen worden in de duisternis, daar zal geween zijn en tandengeknars.” En tot de honderdman sprak Jezus: “Ga, zoals gij geloofd hebt geschiede u.” En op datzelfde ogenblik werd de knecht gezond. Toen Jezus in het huis van Petrus gekomen was, vond Hij diens schoonmoeder met koorts te bed liggen. Hij raakte haar hand aan en zij werd vrij van koorts; zij stond op en bediende Hem. Toen de avond gevallen was, bracht men veel bezetenen bij Hem, Hij dreef door een woord de geesten uit, en alle zieken genas Hij, opdat in vervulling zou gaan wat door de profeet Jesaja gezegd was: Hij heeft onze zwakheden weggenomen en onze ziekten heeft Hij gedragen.

 

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad” (Psalm 119)

 

Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.

Hartelijk dank voor uw gave.

Noveengebed om bescherming tegen het coronavirus

O goede Moeder, Onze Lieve Vrouw ter Nood, Wij geloven in uw zorg, in uw medeleven en uw voorspraak bij Jezus uw Zoon. Daarom komen wij vol vertrouwen tot u en wij vragen door U aan de Heer:

Bevrijd heel de wereld van de Corona-epidemie, genees en sterk de zieken en zegen hen die zorg voor hen dragen. Sta alle mensen bij die lijden onder de gevolgen van deze crises. Geef wijsheid aan onze bestuurders.

Bevrijd ons van onrust en angst, verlicht ons in pijn en verdriet. Geef ons hoop waar wij het niet meer zien zitten, geef ons kracht als wij er niet tegenop kunnen, geef ons licht waar het donker is en geef dat wij elkaar spoedig weer in vrijheid en vreugde nabij kunnen zijn.
Maria, bescherm ons en onze dierbaren, geef ons overgave aan de wil van de Vader en leid ons veilig naar Jezus, uw Zoon. Amen.

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen.

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen.

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi secundum verbum tuum

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus. Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur. Per Christum Dominum nostrum. Amen.

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God, ℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden.

Laat ons bidden. Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis. Door Christus, onze Heer. Amen.