Dagelijks Brood Lezingen van 8 – 14 augustus 2021

olv ter nood Johana Francisca de Chantal en Franciscus van Sales

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag 8 – 14 augustus 2021

19e week door het jaar
(Afbeelding wikipedia)

Gebed tot de heilige Jozef

Tot U, Heilige Jozef nemen wij onze toevlucht in onze noden. En na de hulp van uw zeer heilige Bruid te hebben ingeroepen smeken wij met vertrouwen ook uw bescherming af.

Wij bidden U ootmoedig: zie met goedheid neer op het erfdeel dat Jezus Christus door zijn bloed heeft verworven en help ons in onze noden door uw machtige bijstand.

Dat vragen wij U omwille van de liefde die U heeft verbonden met de onbevlekte Maagd en Moeder van God en omwille van de vaderlijke tederheid waarmee Gij het Kind Jezus hebt aanvaard zorgzame bewaarder van het heilig Huisgezin bescherm de uitverkoren kinderen van Jezus Christus.

Liefdevolle vader, houdt ons ver van dwaling en zedenbederf.

Machtige beschermer, sta ons vanuit de hemel genadig bij in de strijd tegen de machten van de duisternis.

En zoals Gij weleer het Kind Jezus uit het grootste levensgevaar hebt gered zo verdedig nu ook de heilige Kerk van God tegen vijandelijke aanslagen en alle tegenwerking neem ieder van ons in uw blijvende bescherming opdat wij naar uw voorbeeld en gesteund door uw hulp heilig leven, zalig sterven en het eeuwig geluk in de hemel verkrijgen.
Amen

Zondag 8 augustus

Eerste lezing (1 Kon. 19, 4-8)

Gesterkt door het voedsel liep hij tot bij de berg van God

In die dagen kwam Elia na een tocht van een dag in de woestijn bij een bremstruik. Hij zette zich eronder neer Hij verlangde te sterven en zei: “Het wordt mij te veel, Heer; laat mij  sterven want ik ben niet beter dan mijn vaderen”. Daarop ging hij onder de bremstruik liggen en sliep in. Maar opeens stiet een engel hem aan en zei tot hem: “Sta op en eet.” Hij keek op en daar zag hij aan zijn hoofdeinde een koek, op gloeiende stenen gebakken, en een kruik water. Hij at en dronk en legde zich weer te ruste. Maar opnieuw, voor de tweede maal stiet de engel van de Heer hem aan en zei: “Sta op en eet; anders gaat de reis uw krachten te boven”. Toen stond hij op, at en dronk en, gesterkt door het voedsel, liep hij veertig dagen en nachten tot hij de berg van God, de Horeb bereikte.

Tussenzang (Ps. 34, 2-3.4-5.6-7.8-9)

Refrein: Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is.

De Heer zal ik prijzen iedere dag, zijn lof ligt mij steeds op de lippen. Mijn geest is fier op de gunst van de Heer, laat elk die het hoort zich verheugen.

Verheerlijkt de Heer tesamen met mij, en laat ons eendrachtig zijn Naam vereren. Ik ging tot de Heer en Hij heeft mij verhoord, Hij heeft mij gered uit al wat ik vreesde.

Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig, want Hij stelt u niet teleur. Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer en redt hen uit hun ellende.

De engel van God legt een schans om hen heen, om elk die God vreest te beschermen. Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is, gelukkig is hij die zijn heil zoekt bij Hem.

Tweede lezing (Ef. 4, 30 – 5, 2)

Leidt een leven van liefde naar het voorbeeld van Christus

Broeders en zusters, wilt Gods heilige Geest niet bedroeven; gij zijt met zijn zegel gewaarmerkt voor de dag der verlossing. Wrok, gramschap, toorn, geschreeuw en gevloek, kortom alle boosaardigheid moet bij u verdwijnen. Weest goed voor elkaar en hartelijk. Vergeeft elkaar, zoals God u vergeven heeft in Christus. Weest navolgers van God, zoals geliefde kinderen past. Leidt een leven van liefde naar het voorbeeld van Christus, die ons heeft bemind en zich voor ons heeft overgeleverd als offergave en slachtoffer, God tot een lieflijke geur.

Vers voor het evangelie (Joh. 6, 64b.69b)

Alleluia. Uw woorden, Heer, zijn geest en leven; uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. Alleluia.

Evangelie (Joh. 6, 41-51)

Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald

In die tijd morden de Joden over Jezus, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald, en zij zeiden: “Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, en kennen wij zijn vader en moeder niet? Hoe kan Hij dan zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald?” Maar Jezus sprak tot hen: “Mort toch niet onder elkaar. Niemand kan tot Mij komen als de Vader die Mij zond hem niet trekt; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Er staat geschreven bij de profeten: En allen zullen door God onderricht worden. Al wie naar de leer van de Vader geluisterd heeft komt tot Mij. Niet dat iemand de Vader gezien heeft: alleen Degene die uit God is, heeft de Vader gezien. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie gelooft, heeft eeuwig leven. Ik ben het brood des levens. Uw vaderen, die het manna hebben gegeten in de woestijn, zijn niettemin gestorven; maar dit brood daalt uit de hemel neer opdat wie er van eet niet sterft. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.”

Maandag 9 augustus – H. Teresia Benedicta van het Kruis, maagd en martelares patrones van Europa(Edith Stein), Feest

Eerste lezing (Hos. 2, 16b.17b.21-22)

Ik neem u als mijn bruid, voor altijd

Dit zegt de Heer: “Zie, Ik zal haar naar de woestijn leiden en Ik zal spreken tot haar hart. Daar wordt zij weer gewillig, zoals in de dagen van haar jeugd, toen zij optrok uit Egypte. Ik neem u als mijn bruid, voor altijd, als mijn bruid, in recht en gerechtigheid, in goedheid en erbarming, als mijn bruid, in onverbrekelijke trouw: dan zult gij de Heer leren kennen.

Tussenzang (Ps. 45, 11-12.14-15.16-17)

Refrein: Luister, dochter, wees aandachtig (Ps. 45, 11a).

Ofwel:

Refrein:  Zie, de bruidegom komt: gaat Christus, de Heer, tegemoet (Mt. 25, 6b).

Luister, dochter, wees aandachtig,vergeet uw volk, vergeet uw vaderhuis. Uw schoonheid wekt de liefde van de koning,breng hem uw hulde, want hij is uw heer.

Daar treedt de koningsdochter binnen in haar schoonheid, haar klederen van goud-doorweven stof. In kleurenpracht gehuld, leidt men haar tot de koning, met haar gevolg van maagden komt zij naderbij.

Men haalt hen in met blijdschap en gejuich, zij treden binnen in de koninklijke woning. Uw zonen nemen eens de plaats in van uw vader, gij zult hen vorsten maken over heel het land.

Vers voor het evangelie

Alleluia. Kom, bruid van Christus, en ontvang de kroon die de Heer u voor eeuwig bereid heeft. Alleluia.

Evangelie (Mt. 25, 1-13)

Zie, de bruidegom Gaat erop uit, hem tegemoet

In die tijd vertelde Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis: “Het koninkrijk der hemelen zal gelijken op tien maagden die hun lampen namen en uittrokken, de bruidegom tegemoet. Vijf van hen waren dwaas en vijf verstandig. Want de dwazen namen wel hun lampen, maar geen olie met zich mee; de verstandigen echter namen wel kruiken olie mee bij hun lampen. Toen nu de bruidegom wegbleef, werden zij allen slaperig en vielen in slaap. Maar midden in de nacht klonk er een kreet: ‘Zie, de bruidegom! Gaat erop uit, hem tegemoet!’ Toen stonden al die maagden op en maakten hun eigen lampen in orde. De dwazen nu zeiden tegen de verstandigen: ‘Geeft ons wat van uw olie, want onze lampen gaan uit.’ Maar de verstandigen antwoordden: ‘Nee, er zou eens niet voldoende zijn voor ons en voor u. Gaat liever naar de verkopers en koopt wat voor u zelf.’ Terwijl zij weggingen om te kopen, kwam de bruidegom en zij die klaar stonden, gingen met hem naar binnen voor het bruiloftsfeest; en de deur werd gesloten. Later kwamen ook de overige maagden en zeiden: ‘Heer, heer, doe ons open!’ Maar hij antwoordde: ‘Voorwaar, ik zeg u: ik ken u niet.’ Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur.”

Dinsdag 10 augustus – H. Laurentius, diaken en kerkleraar Feest

Eerste lezing (2 Kor. 9, 6-10)

God houdt van een blijmoedige gever

Broeders en zusters, bedenkt: wie karig zaait zal karig oogsten; wie overvloedig zaait, zal overvloedig oogsten. Laat ieder wat hij in zijn hart besloten heeft ten uitvoer brengen, zonder pijn en zonder dwang, want God houdt van een blijmoedige gever. En God heeft de macht u met alle gaven te overstelpen, zodat gij, altijd in alle opzichten van al het nodige voorzien, nog ruimschoots overhoudt voor elk goed werk. Zo staat er ook geschreven: “Hij heeft overvloedig gegeven aan de armen, zijn milddadigheid zal immer blijven.” Hij die de zaaier zaad verschaft en voedsel om te eten, zal ook u zaaigoed verschaffen en het vermenigvuldigen en de oogst van uw milddadigheid doen gedijen.

Tussenzang (Ps. 112, 1-2.5-6.7-8.9)

Refrein:  Goed gaat het de mens die weggeeft en leent.

Gelukkig de mens die ontzag heeft voor God, die vreugde vindt in zijn geboden. Zijn kroost zal machtig zijn in het land, gezegend zal zijn het geslacht van de vrome.

Goed gaat het de mens die weggeeft en leent, die eerlijk zijn zaken behartigt. In eeuwigheid staat de rechtvaardige sterk, men blijft hem voor eeuwig gedenken.

Voor slechte tijding is hij niet bang, hij blijft ongeschokt op de Heer vertrouwen. Standvastig en zonder vrees zet hij door tot hij op zijn vijanden neerziet.

Met mildheid deelt hij aan armen uit, hij zal zijn gerechtigheid nooit verliezen. Zijn macht en zijn aanzien vermeerderen steeds; de zondaar zal het met afgunst aanschouwen.

Vers voor het evangelie (Joh. 8, 12b)

Alleluia. Wie Mij volgt dwaalt niet rond in de duisternis, maar zal het levenslicht bezitten. Alleluia.

Evangelie (Joh. 12, 24-26)

Als iemand Mij dient zal de Vader hem eren

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt blijft hij alleen; maar als hij sterft brengt hij veel vrucht voort. Wie zijn leven bemint, verliest het; maar wie zijn leven in deze wereld haat zal het ten eeuwigen leven bewaren. Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn.Als iemand Mij dient zal de Vader hem eren.”

Woensdag 11 augustus – H. Clara, maagd

Eerste lezing (Deut. 34, 1-12)

Zoals de Heer gezegd had stierf Mozes In Israël is geen profeet meer opgestaan als hij

In die dagen ging Mozes uit de vlakte de berg Nebo op, naar de top van de Pisga, recht tegenover Jericho. En de Heer liet hem het hele land zien Gilead tot aan Dan toe, heel Naftali, het gebied van Efraïm en Manasse, het gebied van Juda tot aan de Zee in het westen, de Negeb, de Jordaanstreek, de vlakte van Jericho, de palmenstad, tot Soar toe. Toen zei de Heer tot hem: “Dat is nu het land, waarvan Ik aan Abraham, Isaäk en Jakob onder ede beloofd heb: Aan uw nakomelingen zal Ik het geven. Ik heb het u met uw eigen ogen laten zien, ofschoon ge de overtocht daarheen niet zult meemaken.” Daar in Moab stierf Mozes, de dienaar van de Heer, zoals deze gezegd had. Hij werd begraven in het dal, bij Bet-Peor in Moab; tot op heden weet niemand waar zijn graf ligt. Mozes was honderdtwintig jaar, toen hij stierf; zijn ogen waren niet verzwakt en zijn krachten niet afgenomen. In de vlakte van Moab treurden de Israëlieten dertig dagen over Mozes, totdat de rouwtijd voorbij was. Jozua, zoon van Nun, was van de geest van wijsheid vervuld, sinds Mozes hem de handen had opgelegd, en de Israëlieten gehoorzaamden hem en deden wat de Heer aan Mozes had opgedragen; maar er is in Israël geen profeet meer opgestaan als Mozes, die de Heer van aangezicht tot aangezicht gekend had en die, door de Heer gezonden, in Egypte aan Farao, aan zijn hovelingen en aan heel zijn land al die tekenen en wonderen had gedaan en met grote macht ten aanschouwen van Israël indrukwekkende daden had verricht.

Tussenzang (Ps. 66, 1-3a.5.8.16-17)

Refrein:  God zij geprezen, Hij heeft mijn leven steeds weer gered.

Jubelt voor God, alle landen der aarde, bezingt de heerlijkheid van zijn Naam. Brengt Hem uw hulde en zegt tot uw God: verbijsterend zijn al uw daden.

Komt en aanschouwt wat God heeft verricht, ontstellende daden onder de mensen. Prijst, alle volken, nu onze God, verkondigt de faam van zijn daden.

Komt dan, godvrezenden, luistert naar mij, ik zal u verhalen wat Hij mij gedaan heeft. Hem heeft mijn mond steeds om hulp gevraagd, mijn tong heeft Hem altijd geprezen.

Vers voor het evangelie (cf. Ef. 1, 17-18)

Alleluia. De God van onze Heer Jezus Christus moge ons innerlijk oog verlichten, om te zien, hoe groot de hoop is, waartoe Hij ons roept. Alleluia.

Evangelie (Mt. 18, 15-20)

Wanneer uw broeder die zondigde naar u luistert dan hebt gij uw broeder gewonnen

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen. Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen. Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de kerk. Wil hij ook naar de kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar. Voorwaar, Ik zeg u: wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn. Eveneens zeg Ik u: wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen – het moge zijn wat het wil – zullen zij het verkrijgen van mijn Vader, die in de hemel is. Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.”

Donderdag 12 augustus – H. Johanna Francisca de Chantal, kloosterlinge

Eerste lezing (Joz. 3, 7-10a.11.13-17)

De ark van het verbond van de Heer zal u voorgaan over de Jordaan

In die tijd sprak de Heer tot Jozua: “Van nu af aan zal Ik zorgen, dat gij hoog in aanzien komt bij de Israëlieten. Zij moeten weten dat Ik met u ben, zoals Ik met Mozes geweest ben. Daarom moet ge de priesters die de ark van het verbond dragen bevel geven: Als gij aan de oever van de Jordaan komt, ga dan in de rivier staan.” Toen zei Jozua tot de Israëlieten: “Kom luisteren naar wat de Heer uw God u te zeggen heeft. Nu zult ge ondervinden dat de levende God bij u is en dat hij de Kanaänieten voor u zal verdrijven. De ark van het verbond van de Heer van heel de aarde zal u voorgaan over de Jordaan. Zodra de priesters, die de ark van de Heer, de Heer van heel de aarde, dragen, hun voetzool in het water van de Jordaan hebben gezet, zal het water hogerop in de Jordaan worden tegengehouden en blijven staan als een muur.” Toen het volk opbrak om over de Jordaan te trekken, gingen de priesters, die de ark van het verbond droegen, voor het volk uit. En zodra de priesters, die de ark droegen, bij de Jordaan kwamen en een voet in het water zetten – de Jordaan treedt in de oogsttijd overal buiten zijn oevers – bleef stroomopwaarts het water staan; in de verte bij de stad Adam, in de omgeving van Saretan, rees het op als een muur. En stroomafwaarts liep het water weg in de richting van de Zee van de Araba, de Zoutzee.Zo trok het volk bij Jericho de rivier over. Terwijl de Israëlieten over de droge bedding trokken, stonden de priesters, die de ark van het verbond van de Heer droegen, midden in de Jordaan en zij bleven op de droge bedding staan tot heel het volk de Jordaan was overgetrokken.

Tussenzang (Ps. 114, 1-2.3-4.5-6)

Refrein: Alleluia.

Toen Israël uit Egypte vertrok, Jakob het brabbelend volk ontvluchtte, toen koos Hij in Juda zijn heiligdom, werd Israël zijn domein.

De zee zag Hem komen en sloeg op de vlucht, en steigerend week de Jordaan; de bergen sprongen als rammen op, als lammeren dansten de heuvels.

Wat is het toch, zee, dat u vluchten doet? Jordaan, waarom wijkt ge terug? Gij bergen, wat springt ge als rammen op, gij heuvels als lammeren?

Vers voor het evangelie (Fil. 2, 15-16)

Alleluia. Schittert als sterren in het heelal, en houdt vast het woord des levens. Alleluia.

Evangelie (Mt. 18, 21 – 19, 1)

Niet tot zevenmaal toe maar tot zeventig maal zevenmaal moet gij uw broeder vergeven

In die tijd kwam Petrus naar Jezus toe en sprak: “Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe?” Jezus antwoordde hem: “Neen, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zevenmaal. Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning, die rekening en verantwoording wilde vragen aan zijn dienaren. Toen hij hiermee begon, bracht men iemand bij hem, die tienduizend talenten schuldig was. Daar hij niets had om te betalen, gaf de heer het bevel hem te verkopen met vrouw en kinderen en al wat hij bezat, om zo de schuld te vereffenen. De dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: “Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen”. De heer kreeg medelijden met die dienaar, liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt. Maar toen de dienaar buiten kwam, trof hij daar een andere dienaar, die hem honderd denariën schuldig was; hij greep hem bij de keel en zei: “Betaal wat ge schuldig zijt”. De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: “Heb geduld met mij en ik zal u betalen”. Maar hij weigerde, en liet hem zelfs in de gevangenis zetten, totdat hij zijn schuld betaald zou hebben. Toen nu de overige dienaars zagen wat er gebeurd was, waren zij diep verontwaardigd en gingen hun heer alles vertellen. Daarop liet de heer hem roepen en sprak: “Gij lelijke knecht, heel die schuld heb ik u kwijtgescholden, omdat ge mij erom gesmeekt hebt. Had gij dan ook geen medelijden moeten hebben met uw mededienaar, zoals ik met u medelijden heb gehad?” En in toorn ontstoken leverde zijn heer hem over aan de beulen, totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben. Zo zal ook mijn hemelse Vader met ieder van u handelen,die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.” Toen Jezus deze toespraak geëindigd had, vertrok Hij uit Galilea en ging naar het Overjordaanse gebied van Judea.

Vrijdag 13 augustus   HH. Pontianus, paus, en Hippolytus, priester, martelaren

Eerste lezing (Joz. 24, 1-13)

Uw vader leidde Ik weg van de overkant van de Rivier en u bracht Ik weg uit Egypte naar het Overjordaanse

In die dagen riep Jozua alle stammen van Israël in Sichem bijeen, met de oudsten van Israël, de familiehoofden, de rechters en de schrijvers. Toen zij voor God stonden, richtte Jozua zich tot het volk en sprak: “Zo spreekt de Heer, de God van Israël: uw voorouders, Terach, de vader van Abraham en de vader van Nachor, hebben vroeger aan de overkant van de Rivier gewoond. Daar vereerden zij andere goden. Maar op mijn bevel trok uw vader Abraham daar weg en doorkruiste hij heel Kanaän. Ik gaf hem een talrijk nageslacht en schonk hem Isaäk. Aan Isaäk schonk Ik Jakob en Esau. Esau gaf Ik het bergland van Seïr in bezit; Jakob en zijn zonen trokken naar Egypte. Toen zond Ik Mozes en Aäron en sloeg Ik Egypte met de plagen, waarmee Ik hen teisterde, en leidde u daarna het land uit. Toen Ik uw vaderen uit Egypte leidde en gij bij de zee gekomen waart, achtervolgden de Egyptenaren uw vaderen met wagens en paarden tot aan de Rietzee. Toen uw vaderen tot de Heer riepen, legde Hij een donkere nevel tussen u en de Egyptenaren en joeg de zee over hen heen, die hen overspoelde. Met eigen ogen hebt gij gezien wat Ik in Egypte gedaan heb. Nadat gij lange tijd in de woestijn had doorgebracht, leidde Ik u naar het land van de Amorieten in het Overjordaanse. En toen zij u aanvielen, gaf Ik hen in uw macht, zodat gij hun land in bezit kont nemen; Ik heb hen voor u uitgeroeid. Toen begon Balak, de zoon van Sippor, de koning van Moab, de oorlog tegen Israël. Hij ontbood Bileam, de zoon van Beor, om u te vervloeken. Maar Ik heb niet naar Bileam geluisterd, zodat hij u gezegend heeft. Zo heb Ik u uit de macht van Balak gered. Toen zijt gij de Jordaan overgestoken en bij Jericho gekomen. De burgers van die stad, de Amorieten, de Perizzieten, de Kanaänieten, de Hethieten, de Girgasieten, de Chiwwieten en de Jebusieten voerden oorlog tegen u, maar Ik leverde hen aan u over. Verslagenheid zond Ik voor u uit, die hen – de beide koningen van de Amorieten – voor u verdreef, zonder dat uw zwaard of boog eraan te pas kwam. Zo gaf Ik u een land waarvoor gij niet hebt gezwoegd, woonsteden die gij niet hebt gebouwd, en zo eet gij van wijngaarden en olijfbomen die gij niet hebt geplant.”

Tussenzang (Ps. 136, 1-3.16-18.21-22.24)

Refrein: Dankt de Heer om zijn goedheid, want eeuwig is zijn genade. Of: Alleluia.

Dankt de Heer om zijn goedheid, dankt de God aller goden, want eeuwig is zijn genade. Hij leidde zijn volk door de zandwoestijn, want eeuwig is zijn genade.

Roemrijke koningen heeft Hij verslagen, want eeuwig is zijn genade. Machtige vorsten heeft Hij gedood, want eeuwig is zijn genade.

Hun land heeft Hij hun ontnomen, want eeuwig is zijn genade. Hij gaf het zijn dienaar Israël, want eeuwig is zijn genade.

Van al onze vijanden rukt Hij ons los, want eeuwig is zijn genade.

Vers voor het evangelie (Kol. 3, 16a.17c)

Alleluia. Het woord van Christus moge in volle rijkdom onder u wonen; dankt God de Vader door Hem. Alleluia.

Evangelie (Mt. 19, 3-12)

Om de hardheid van uw hart heeft Mozes u toegestaan uw vrouwen weg te zenden; aanvankelijk was dit echter niet zo

In die tijd kwamen er Farizeeën naar Jezus toe om Hem op de proef te stellen met de vraag: “Staat het een man vrij zijn vrouw te verstoten, om welke reden dan ook?” Hij gaf hun ten antwoord: “Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper in het begin hen als man en vrouw gemaakt heeft en gezegd heeft: Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen worden één vlees? Zo zijn zij dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn. Wat God derhalve heeft verbonden mag een mens niet scheiden.” Zij zeiden Hem: “Waarom heeft Mozes dan voorgeschreven bij het wegzenden van een vrouw een scheidingsbrief te geven?” Hij antwoordde: “Om de hardheid van uw hart heeft Mozes u toegestaan uw vrouwen weg te zenden; aanvankelijk was dit echter niet zo. Ik zeg u dus wie zijn vrouw wegzendt – en dit niet wegens ontucht – en een ander huwt, begaat echtbreuk; en wie een weggezonden vrouw huwt, begaat echtbreuk.” De leerlingen zeiden Hem: “Als de verhouding tussen man en vrouw zó is, kan men beter niet trouwen.” Hij antwoordde: “Niet iedereen kan dit begrijpen, maar alleen zij aan wie het gegeven is. Er zijn onhuwbaren, die zo uit de moederschoot zijn voortgekomen; en er zijn onhuwbaren, die door de mensen zo gemaakt zijn; maar ook zijn er onhuwbaren, die zichzelf onhuwbaar hebben gemaakt omwille van het Rijk der hemelen. Wie bij machte is dit te begrijpen, hij begrijpe het!”

Zaterdag 14 augustus – H. Maximiliaan Maria Kolbe, priester en martelaar

Eerste lezing (Joz. 24, 14-29)

Als gij de Heer niet wilt dienen kies dan nu wie ge wel dienen wilt

In die tijd sprak Jozua tot het volk: “Vrees dan de Heer en dien Hem oprecht en trouw. Doet de goden weg, die uw voorouders aan de overkant van de Rivier en in Egypte hebben vereerd, en wees dienaren van de Heer. Als gij de Heer niet wilt dienen, kiest dan nu wie ge wel dienen wilt: de goden die uw voorouders aan de overkant van de Rivier hebben vereerd, of de goden van de Amorieten, in wier land u woont. Ik en mijn familie, wij dienen de Heer.” Het volk antwoordde: “Wij denken er niet aan, de Heer te verlaten en andere goden te vereren. De heer onze God heeft ons en onze vaderen uit Egypte geleid, uit het land van de slavernij. Hij heeft voor onze ogen grote tekenen verricht en ons beschermd op al onze tochten en tegen alle volken, waarmee wij in aanraking kwamen. De Heer heeft al die volken voor ons verdreven, evenals de Amorieten die dit land bewonen. Ook wij willen Jahwe dienen. Hij is onze God.” Toen ze Jozua tot het volk: “Gij zult wel niet bij machte zijn de Heer te dienen, want Hij is een heilige God, een jaloerse God, die uw overtredingen en zonden niet vergeeft, maar als ge de Heer verlaat en vreemde goden vereert, zal Hij u met nieuwe rampen treffen en u vernietigen, ondanks de weldaden die Hij u vroeger heeft bewezen.” Maar het volk herhaalde: “Toch willen wij de Heer dienen.” Toen zei Jozua tot het volk: “Dan zijt ge zelf getuigen, dat ge voor de dienst van de Heer gekozen hebt.” En zij antwoordden: “Ja, dat zijn wij.” En Jozua hernam: “Doe dan die vreemde goden bij u weg en geef u helemaal aan de Heer, de God van Israël.” En het volk antwoordde: “De Heer onze God willen wij dienen en naar Hem willen wij luisteren.” Zo sloot Jozua op die dag te Sichem een verbond voor het volk. Hij bepaalde voor hen wat wet is en recht, en hij schreef alles op in het wetboek van God. Daarop liet hij onder de eik in het heiligdom van de Heer een grote steen oprichten en sprak tot het hele volk: “Deze steen zal tegen ons getuigen, want hij heeft alles gehoord wat de Heer tot ons gesproken heeft. Hij zal tegen u blijven getuigen, zodat gij uw God niet verloochent.” Daarop ontbond Jozua de vergadering en ieder keerde terug naar zijn eigen gebied. Na deze gebeurtenissen stierf Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van de Heer, op de leeftijd van honderd en tien jaar.

Tussenzang (Ps. 16, 1-2a.5.7-8.11)

Refrein:  De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker.

Behoed mij, God, tot U neem ik mijn toevlucht; Gij zijt mijn Heer, ik erken het. De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker, Hij heeft mijn lot in zijn hand.

Ik dank de Heer die mij altijd geleid heeft, Hij spreekt ook des nachts in mijn hart. Steeds houd ik mijn ogen gericht op de Heer, Ik val niet, want Hij staat naast mij.

Gij zult mij de weg van het leven wijzen om heel mijn Vreugde te vinden bij U, bestendig geluk aan uw zijde.

Vers voor het evangelie (1 Tess. 2, 13)

Alleluia. Ontvangt het goddelijk woord, niet als een woord van mensen maar als wat het inderdaad is: het woord van God. Alleluia.

Evangelie (Mt. 19, 13-15)

Laat de kinderen begaan want aan hen die zijn zoals zij behoort het Rijk der hemelen

In die tijd werden er kleine kinderen bij Jezus gebracht, opdat Hij hun de handen zou opleggen en een gebed over hen spreken. Maar bars wezen de leerlingen ze af. Jezus echter zei: “Laat die kinderen toch begaan en verhindert ze niet bij Mij te komen. Want aan hen die zijn zoals zij, behoort het Rijk der hemelen.” En nadat Hij hun de handen had opgelegd, vertrok Hij vandaar.

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad” (Psalm 119)

Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.

Hartelijk dank voor uw gave.

Noveengebed om bescherming tegen het coronavirus

O goede Moeder, Onze Lieve Vrouw ter Nood, Wij geloven in uw zorg, in uw medeleven en uw voorspraak bij Jezus uw Zoon. Daarom komen wij vol vertrouwen tot u en wij vragen door U aan de Heer:

Bevrijd heel de wereld van de Corona-epidemie, genees en sterk de zieken en zegen hen die zorg voor hen dragen. Sta alle mensen bij die lijden onder de gevolgen van deze crises. Geef wijsheid aan onze bestuurders.

Bevrijd ons van onrust en angst, verlicht ons in pijn en verdriet. Geef ons hoop waar wij het niet meer zien zitten, geef ons kracht als wij er niet tegenop kunnen, geef ons licht waar het donker is en geef dat wij elkaar spoedig weer in vrijheid en vreugde nabij kunnen zijn.
Maria, bescherm ons en onze dierbaren, geef ons overgave aan de wil van de Vader en leid ons veilig naar Jezus, uw Zoon. Amen.

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen.

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verded g ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen.

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi secundum verbum tuum

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus. Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur. Per Christum Dominum nostrum. Amen.

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God, ℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden.

Laat ons bidden. Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis. Door Christus, onze Heer. Amen.