DAGELIJKS BROOD LEZINGEN VAN 29 AUGUSTUS – 4 SEPTEMBER 2021

olv ter nood paus leo de grote francisco de zurbaran.

Afbeelding: H. Augustinus en H. Monica,
by Ary Scheffer

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

DAGELIJKS BROOD, LEZINGEN VAN DE DAG 29 AUGUSTUS – 4 SEPTEMBER 2021

22e week door het jaar

Gebed tot de heilige Jozef

Tot U, Heilige Jozef nemen wij onze toevlucht in onze noden. En na de hulp van uw zeer heilige Bruid te hebben ingeroepen smeken wij met vertrouwen ook uw bescherming af.

Wij bidden U ootmoedig: zie met goedheid neer op het erfdeel dat Jezus Christus door zijn bloed heeft verworven en help ons in onze noden door uw machtige bijstand.

Dat vragen wij U omwille van de liefde die U heeft verbonden met de onbevlekte Maagd en Moeder van God en omwille van de vaderlijke tederheid waarmee Gij het Kind Jezus hebt aanvaard zorgzame bewaarder van het heilig Huisgezin bescherm de uitverkoren kinderen van Jezus Christus.

Liefdevolle vader, houdt ons ver van dwaling en zedenbederf.

Machtige beschermer, sta ons vanuit de hemel genadig bij in de strijd tegen de machten van de duisternis.

En zoals Gij weleer het Kind Jezus uit het grootste levensgevaar hebt gered zo verdedig nu ook de heilige Kerk van God tegen vijandelijke aanslagen en alle tegenwerking neem ieder van ons in uw blijvende bescherming opdat wij naar uw voorbeeld en gesteund door uw hulp heilig leven, zalig sterven en het eeuwig geluk in de hemel verkrijgen.
Amen

Zondag 29 augustus                                                                                     

 

Eerste lezing (Deut. 4, 1-2.6-8)

Aan wat ik u voorschrijf moogt gij niets toevoegen; onderhoudt de geboden van de Heer

Mozes sprak tot het volk en zei: “Luister dan, Israël, naar de voorschriften en bepalingen die ik u leer en handel daarnaar. Dan zult gij leven en bezit gaan nemen van het land dat de Heer, de God van uw vaderen, u schenkt. Aan wat ik u voorschrijf moogt gij niets toevoegen en er niets van afdoen; ge moet de geboden van de Heer uw God onderhouden, die ik u geef. Handel ernaar in het land dat gij in bezit gaat nemen en brengt ze stipt ten uitvoer, want daaruit zal voor de volken uw wijsheid en uw inzicht blijken. Als zij al deze voorschriften horen, zullen ze zeggen: “Dat machtige volk is wijs en verstandig.” “Is er soms een andere grote natie aan wie hun goden zo nabij zijn als de Heer onze God ons nabij is zo vaak wij hem aanroepen? Of is er een andere grote natie, die zulke volmaakte voorschriften en bepalingen heeft als de wet die ik u heden geef?”

 

Tussenzang (Ps. 15, 2-3a.3cd-4ab.4c-5)

Refrein:  Heer, wie mag te gast zijn in uw tent?

 

Wie rechtvaardig is en eerbaar leeft, in zijn hart geen boze plannen koestert, geen bedrog pleegt met zijn tong.

Wie zijn evenmens geen schade doet.

Wie zijn buren niet te schande zet; wie de boosdoeners veracht, maar de dienaars van de Heer in ere houdt.

Wie beloften in zijn eigen nadeel toch volbrengt; wie zijn bezit niet uitleent tegen woeker, als getuige niet omkoopbaar is.

Wie zich zo gedraagt zal niet wankelen in eeuwigheid.

 

Tweede lezing (Jak. 1, 17-18.21b-22.27)

Weest uitvoerders van het woord

Broeders en zusters, elke goede gave, elk volmaakt geschenk daalt neer van boven, van de Vader der hemellichten, bij wie geen verandering is of verduistering door omwenteling. Uit vrije wil heeft Hij ons het leven geschonken door het woord der waarheid, zodat wij in zekere zin de eerstelingen onder zijn schepselen zijn. Neemt met zachtmoedigheid het woord van God aan dat in u werd geplant en dat de kracht bezit uw zielen te redden. Weest uitvoerders van het woord en niet alleen toehoorders; dan zoudt gij uzelf bedriegen. Zuivere en onbevlekte vroomheid in de ogen van onze God en Vader is dit: wezen en weduwen opzoeken in hun nood en zichzelf vrijwaren voor de besmetting van de wereld.

 

Vers voor het evangelie (cf. Hand. 16, 14b)

Alleluia. Maak ons hart ontvankelijk, Heer, opdat wij de woorden van uw Zoon zouden begrijpen. Alleluia.

 

Evangelie (Mc. 7, 1-8.14-15.21-23)

Gij laat het gebod van God varen en houdt vast aan de overlevering van mensen

Eens kwamen de Farizeeën en enkele schriftgeleerden uit Jeruzalem bij Jezus tezamen, en ze zagen dat sommigen van zijn leerlingen met onreine, dat wil zeggen, ongewassen handen aten. De Farizeeën immers en al de Joden eten niet zonder eerst de vingertoppen gewassen te hebben, daar ze vasthouden aan de overlevering van de voorvaderen; komen ze van de markt, dan eten ze niet voordat zij zich gereinigd hebben; zo zijn er nog vele dingen waaraan ze bij overlevering vasthouden: het afwassen van bekers, kruiken en koperen vaatwerk. Daarom stelden de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem de vraag: “Waarom gedragen uw leerlingen zich niet volgens de overlevering van de voorvaderen, maar eten zij met onreine handen?” Hij antwoordde hun: “Hoe juist heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd! Zo staat er geschreven: Dit volk eert Mij met de lippen maar hun hart is ver van Mij. Zij eren Mij, maar zonder zin, en mensenwet is wat zij leren. Gij laat het gebod van God varen en houdt vast aan de overlevering van mensen!” Daarop riep Hij het volk weer bij zich en sprak tot hen: “Luistert allen naar Mij en wilt verstaan: niets kan de mens bezoedelen wat van buiten af in hem komt. Maar wat uit de mens komt, dat bezoedelt de mens. Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen komen boze gedachten, ontucht, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid. Al die slechte dingen komen uit het binnenste en bezoedelen de mens.”

 

Maandag 30 augustus                                                                                 

Eerste lezing (1 Tess. 4, 13-18)

God zal hen die in Jezus zijn ontslapen levend met Hem meevoeren

Broeders en zusters, wij willen u niet in onwetendheid laten over het lot van hen die ontslapen zijn; gij moogt niet bedroefd zijn, zoals de andere mensen, die geen hoop hebben. Wij geloven immers dat Jezus is gestorven en weer opgestaan; evenzo zal God hen die in Jezus zijn ontslapen levend met Hem meevoeren. En dit kunnen wij u meedelen volgens een woord van de Heer: wij die in leven blijven tot de komst van de Heer, wij zullen de doden in geen geval vóórgaan. Want wanneer het bevel gegeven wordt, als de stem van de aartsengel weerklinkt en de bazuin van God, dan zal de Heer zelf van de hemel neerdalen, en eerst zullen de doden, die in Christus zijn, verrijzen; daarna zullen wij die nog in leven zijn, tegelijk met hen in een oogwenk op de wolken in de lucht worden weggevoerd, de Heer tegemoet. En zo zullen wij voor altijd samen zijn met de Heer. Troost elkander dan met deze woorden.

 

Tussenzang (Ps. 96, 1.3.4-5.11-12.13)

Refrein:  Rechtvaardig zal God de wereld regeren, de volkeren eerlijk en trouw.

 

Zingt voor de Heer een nieuw gezang, zingt voor de Heer, alle landen.

Meldt aan de naties zijn heerlijkheid, zijn wondere daden aan alle volken.

Want machtig en onvolprezen is Hij en meer te duchten dan alle goden.

De goden der volken zijn maaksels van mensen, maar Hij is de schepper van het heelal.

Dan straalt de hemel en jubelt de aarde, de zee neuriet mee met al wat daar leeft; de velden zwaaien met al hun gewassen, de woudreuzen buigen hun kruin.

Zij juichen de Heer toe omdat Hij komt, Hij komt als koning der aarde. Rechtvaardig zal Hij de wereld regeren, de volkeren eerlijk en trouw.

 

Vers voor het evangelie (Ps. 111, 8ab)

Alleluia. Het werk van de Heer is goed en betrouwbaar, al wat Hij besluit staat onwrikbaar vast. Alleluia.

 

Evangelie (Lc. 4, 16-30)

De Heer heeft mij gezonden om aan de armen de Blijde Boodschap te brengen; maar geen profeet wordt aanvaard in zijn eigen vaderstad.

In die tijd kwam Jezus in Nazaret, waar Hij was grootgebracht. Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. Ze reikten Hem de boekrol van de profeet Jesaja aan. Hij opende de rol en vond de plaats waar geschreven stond: “De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer.” Daarop rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. In de synagoge waren aller ogen gespannen op Hem gevestigd. Toen begon Hij hen toe te spreken: “Het Schriftwoord, dat gij zojuist gehoord hebt, is thans in vervulling gegaan.” Allen betuigden Hem hun instemming en verbaasden zich, dat woorden, zo vol genade uit zijn mond vloeiden. Ze zeiden: “Is dat dan niet de zoon van Jozef?” Hij zei hun: “Natuurlijk zult ge Mij dit spreekwoord voorhouden: Geneesheer, genees uzelf: doe al wat, naar wij hoorden in Kafarnaüm gebeurd is, nu ook hier in uw vaderstad.” Maar Hij gaf er dit antwoord op: “Voorwaar, Ik zeg u: geen profeet wordt aanvaard in zijn eigen vaderstad. En het is waar wat Ik u zeg: in de tijd van Elia immers, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef en een grote hongersnood uitbrak over het hele land, waren er veel weduwen in Israël; toch werd Elia tot niemand van haar gezonden dan tot een weduwe te Sarepta, in het gebied van Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er vele melaatsen in Israël; toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syriër Naäman.” Toen ze dit hoorden, werden allen die in de synagoge waren woedend. Ze sprongen overeind, joegen Hem de stad uit en dreven Hem voort tot aan de steile rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem daar in de afgrond te storten. Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.

 

Dinsdag 31 augustus                                                                                    

 

Eerste lezing (1 Tess. 5, 1-6.9-11)

Onze Heer Jezus Christus is voor ons gestorven opdat wij met Hem verenigd zouden leven Het heeft geen zin, broeders en zusters, u te schrijven over tijd en uur. Gij weet zelf heel goed dat de dag des Heren komt als een dief in de nacht. Terwijl zij zeggen: ‘Er heerst vrede en veiligheid’, juist dan overvalt hen plotseling het verderf, zoals weeën een zwangere vrouw, en zij zullen niet ontsnappen. Maar gij, broeders en zusters, gij leeft niet in de duisternis, zodat de dag u als een dief zou verrassen. Gij zijt allen kinderen van het licht, kinderen van de dag. Wij behoren niet aan nacht en duisternis. Laten wij dan ook niet slapen, als de anderen, maar waken en nuchter zijn. Want God heeft ons niet bestemd om zijn toorn te ondergaan, maar om het heil te verwerven door onze Heer Jezus Christus, die voor ons gestorven is opdat wij, wakend of reeds ontslapen, met Hem verenigd zouden leven. Blijft daarom elkander bemoedigen en steunen, zoals gij trouwens al doet.

 

Tussenzang (Ps. 27, 1.4.13-14)

Refrein:  Ik reken er nog op tijdens mijn leven de weldaden van de Heer te ervaren.

 

De Heer is mijn licht en mijn leidsman, wie zou ik vrezen; de Heer is de schuts van mijn leven, voor wie zou ik bang zijn?

Een ding slechts vraag ik de Heer, meer zal ik niet wensen: dat ik in Gods huis mag wonen zolang als ik leef.

Dat ik de beminnelijkheid van de Heer mag ervaren, zijn tempel weer met eigen ogen mag zien.

Ik reken er nog op tijdens mijn leven de weldaden van de Heer te ervaren.

Zie uit naar de Heer en houd dapper stand, wees moedig van hart en vertrouw op de Heer.

 

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 18)

Alleluia. Ontsluit mijn ogen om te aanschouwen, Heer, de heerlijkheid van uw wet. Alleluia.

 

Evangelie (Lc. 4, 31-37)

Ik weet wie Gij zijt: de Heilige Gods

In die tijd ging Jezus naar Kafarnaüm, een stad in Galilea en trad daar op de sabbat voor de mensen als leraar op. Zij waren buiten zichzelf van verbazing over zijn leer, omdat Hij sprak met gezag. Eens bevond zich in de synagoge een man, die bezeten was door een onreine geest en die luid begon te schreeuwen: “Jezus van Nazaret, wat hebben wij met elkaar te maken? Zijt Ge gekomen om ons in het verderf te storten? Ik weet wie Gij zijt: de Heilige Gods.” Jezus voegde hem toe: “Zwijg stil en ga van hem weg.” De boze geest slingerde hem tussen de mensen en ging van hem weg zonder hem enig letsel te hebben toegebracht. Ze stonden allen met verbazing geslagen en zeiden tot elkaar: “Wat is dat voor een woord, dat met gezag en macht aan de onreine geesten een bevel geeft dat ze weggaan?” En zijn faam verspreidde zich over alle plaatsen van die streek.

 

Woensdag 1 september                                      Wereldgebedsdag voor het behoud van de wereld

 

Eerste lezing (Kol. 1, 1-8)

Het woord van de waarheid kwam tot u en is bezig vrucht te dragen in heel de wereld Van Paulus, door Gods wil apostel van Christus Jezus, en van onze broeder Timóteüs, aan de gemeente van Kolosse, onze broeders in het geloof en in Christus. Genade voor u en vrede vanwege God onze Vader! Wij zeggen God, de Vader van onze Heer Jezus Christus dank, telkens als wij u in onze gebeden gedenken. Wij hebben immers gehoord van uw geloof in Christus Jezus en van de liefde, die gij alle heiligen toedraagt, omdat gij bezield zijt door de hoop op wat voor u in de hemel is weggelegd. Gij hebt daarvan het eerst vernomen toen het evangelie, het woord van de waarheid tot u kwam. In heel de wereld is het trouwens bezig vrucht te dragen en te gedijen, evenals bij u, sinds de dag dat gij gehoord hebt van Gods genade en haar in waarheid hebt erkend. Zo hebt gij het geleerd van Epafras, onze dierbare medewerker, die voor u een vertrouwd dienaar van Christus is. Van hem hebben wij vernomen welke liefde door de Geest in u gewekt is.

 

Tussenzang (Ps. 52, 10.11)

Refrein:  Ik vertrouw op Gods goedheid voor immer.

 

Ik sta in Gods huis als een groene olijfboom, vertrouw op zijn goedheid voor immer.

U, Heer, zal ik altijd danken, want Gij hebt dit alles gedaan.

Uw Naam zal ik loven voor al uw getrouwen, omdat Gij goedgunstig zijt.

 

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 27)

Alleluia. Leid mij op de weg van uw bevelen, Heer, dan zal ik uw daden indachtig zijn. Alleluia.

 

Evangelie (Lc. 4, 38-44)

Ik moet ook aan andere steden de Blijde Boodschap brengen, want daarvoor ben Ik gezonden

In die tijd verliet Jezus de synagoge van Kafárnaüm en ging het huis van Simon binnen.Omdat de schoonmoeder van Simon hoge koorts had, riepen ze voor haar zijn hulp in. Hij kwam aan het hoofdeinde van haar bed staan en gaf een streng bevel aan de koorts. Zij werd ervan bevrijd en ogenblikkelijk stond zij op en bediende hen. Bij zonsondergang brachten allen hun zieken naar Hem toe; die zieken leden aan velerlei kwalen. Hij genas hen door ze een voor een de handen op te leggen. Uit velen gingen ook duivels weg, die schreeuwden: “Gij zijt de Zoon van God.” Hij gaf een streng bevel en liet niet toe dat zij spraken, want zij wisten, dat Hij de Messias was. Toen het dag geworden was, ging Hij naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats. De mensen zochten Hem echter, kwamen waar Hij was en poogden Hem vast te houden om te verhinderen, dat Hij hen zou verlaten. Maar Hij sprak tot hen: “Ik moet ook aan andere steden de Blijde Boodschap van het Godsrijk brengen,want daarvoor ben Ik gezonden.” En Hij predikte in de synagogen van het Joodse Land.

 

Donderdag 2 september                                                                             

 

Eerste lezing (Kol. 1, 9-14)

God heeft ons ontrukt aan het domein van de duisternis en overgebracht naar het koninkrijk van zijn geliefde Zoon

Broeders en zusters, vanaf het ogenblik dat wij gehoord hebben welke liefde door de Geest in u gewekt is, houden wij niet op voor u te bidden. Wij smeken God, u alle wijsheid en geestelijk inzicht te schenken, zodat gij zijn wil volledig verstaat en een leven leidt dat de Heer waardig is en Hem in alles behaagt. Moogt gij vruchten voortbrengen van actieve goedheid op allerlei gebied en tevens toenemen in de waarachtige kennis van God. Moge Hij u in zijn heerlijke kracht machtig sterken om alles uit te houden en alles te verdragen en tegelijkertijd de Vader blijmoedig te danken, omdat Hij u in staat stelde te delen in de erfenis van de heiligen in het licht. Hij heeft ons ontrukt aan het domein van de duisternis en overgebracht naar het koninkrijk van zijn geliefde Zoon. In Hem is onze bevrijding verzekerd en zijn onze zonden vergeven.

 

Tussenzang (Ps. 98, 2-3ab.3cd-4.5-6)

Refrein:  Zijn weldaden deed de Heer ons kennen.

 

Zijn weldaden deed de Heer ons kennen, de volkeren zijn gerechtigheid.

Opnieuw bleek zijn goedheid en trouw ten gunste van Israëls huis.

Geheel de aarde aanschouwde wat onze God voor ons deed.

Verheerlijkt de Heer, alle landen, weest blij, verheugt u en zingt.

Zingt voor de Heer bij de citer, met citer en psalterspel.

Laat schallen trompet en bazuin en danst voor de Heer, uw koning.

 

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 34)

Alleluia. Geef mij begrip om uw wet na te leven, Heer, om haar te volgen met heel mijn hart. Alleluia.

 

Evangelie (Lc. 5, 1-11)

Zij lieten alles achter om Hem te volgen

Op zekere dag stond Jezus aan de oever van het meer van Gennésaret, terwijl de mensen op Hem aandrongen om het woord Gods te horen. Hij zag nu twee boten liggen aan de oever van het meer; de vissers waren eruit gegaan en spoelden hun netten. Hij stapte in een van de boten, die van Simon en vroeg hem een eindje van wal te steken. Hij ging zitten en vanuit de boot vervolgde Hij zijn onderricht aan het volk.

Toen Hij zijn toespraak had geëindigd, zei Hij tot Simon: “Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst.” Simon antwoordde: “Meester, de hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen; maar op uw woord zal ik de netten uitgooien.” Ze deden het en vingen zulk een massa vissen in hun netten dat deze dreigden te scheuren. Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot om hen te komen helpen. Toen die gekomen waren, vulden zij de beide boten tot zinkens toe. Bij het zien daarvan viel Simon Petrus Jezus te voet en zei: “Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens.” Ontzetting had zich meester gemaakt van hem en van allen die bij hem waren, vanwege de vangst die ze gedaan hadden. Zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Jezus echter sprak tot Simon: “Wees niet bevreesd, voortaan zult ge mensen vangen.” Ze brachten de boten aan land en lieten alles achter om Hem te volgen.

 

Vrijdag 3 september                                              H. Gregorius de Grote,  paus en kerkleraar

 

Eerste lezing (Kol. 1, 15-20)

Het heelal is geschapen door Hem en voor Hem

Broeders en zusters, Christus Jezus is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van heel de schepping. Want in Hem is alles geschapen in de hemelen en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare, tronen en hoogheden, heerschappijen en machten. Het heelal is geschapen door Hem en voor Hem. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem. Hij is ook het hoofd van het lichaam dat de kerk is. Hij is de oorsprong, de eerste die van de dood is opgestaan om in alles de hoogste te zijn, Hij alleen. Want in Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid, om door Hem het heelal met zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed, aan het kruis vergoten om alles in de hemel en op aarde te verzoenen, door Hem alleen.

 

Tussenzang (Ps. 100, 2.3.4.5)

Refrein:  Treedt onbezorgd voor Gods Aanschijn.

 

Juicht voor de Heer, alle landen, dient met blijdschap de Heer.

Treedt onbezorgd voor zijn Aanschijn; waarlijk, de Heer is God.

Hij is de Schepper en Meester, wij zijn kudde, zijn volk.

Trekt met een lied door zijn poorten, komt in zijn voorhof met zang.

Zegent zijn Naam en eert Hem, Hij is ons goed gezind.

Eindeloos is zijn erbarmen, trouw van geslacht op geslacht.

 

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 36a.29b)

Alleluia. Mijn hart zij gericht op wat Gij verordent, Heer; geef mij uw wet als gids. Alleluia.

 

Evangelie (Lc. 5, 33-39)

Wanneer de bruidegom van hen is weggenomen, dan zullen zij vasten

In die tijd zeiden de schriftgeleerden en Farizeeën tot Jezus: “De leerlingen van Johannes vasten dikwijls en verrichten gebeden; die van de Farizeeën doen dat ook, maar de uwen eten en drinken.” Jezus antwoordde: “Kunt gij soms de vrienden van de bruidegom laten vasten, zolang de bruidegom bij hen is? Er zullen echter dagen komen, dat de bruidegom van hen is weggenomen en dan, in die tijd, zullen ze vasten.”

Hij gaf hun ook nog een gelijkenis: “Niemand scheurt een lap van een nieuw kleed om daarmee een oud te verstellen; anders verscheurt hij immers niet alleen het nieuwe kleed, maar de lap uit het nieuwe past bovendien niet bij het oude. En niemand doet jonge wijn in oude zakken; anders doet de jonge wijn de zakken bersten, hij loopt eruit en de zakken gaan verloren. Maar jonge wijn moet men in nieuwe zakken doen. En niemand die oude wijn gedronken heeft wenst jonge; hij zal zeggen: “de oude is best.”

 

 

Zaterdag 4 september                                                  Maria op zaterdag

 

Eerste lezing (Kol. 1, 21-23)

Thans heeft God u met zich verzoend; Hij wil dat gij als heilige mensen zonder smet of blaam voor Hem zult verschijnen

Broeders en zusters, Ook gij waart eertijds van God vervreemd en Hem vijandig gezind en uw daden waren slecht. Maar thans heeft God u met zich verzoend in Christus’ sterfelijk lichaam, door zijn dood, want Hij wil dat gij als heilige mensen, zonder smet of blaam voor Hem zult verschijnen. Maar dan moet gij ook vast en onwrikbaar blijven in het geloof en u niet laten afbrengen van de hoop, die u in het evangelie is aangezegd. Dit is de boodschap, die aan alle schepselen onder de hemel verkondigd is en waarvan ik, Paulus, de dienaar ben geworden.

 

Tussenzang (Ps. 54, 3-4.6.8)

Refrein:  God is het, die mij helpt.

 

God, sta mij bij met uw Naam, kom voor mij op met uw macht.

Luister, o God, naar mijn bede, hoor wat mijn mond U zegt.

God is het, die mij helpt, de Heer die mijn leven bewaart.

Offeren zal ik U van harte, prijzen, o Heer, uw weldadige Naam.

 

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 88)

Alleluia. Wees mij barmhartig en laat mij leven, Heer, dan blijf ik aan wat Gij verordent trouw. Alleluia.

 

Evangelie (Lc. 6, 1-5)

Waarom doet ge iets dat op sabbat niet mag

Eens ging Jezus op een sabbat door de korenvelden en om te eten plukten zijn leerlingen aren, die ze met hun handen uitwreven. Sommige Farizeeën vroegen: “Waarom doet ge iets dat op sabbat niet mag?” Jezus gaf hun ten antwoord: “Hebt ge dan niet gelezen wat David deed, toen hij en zijn metgezellen honger kregen? Hoe hij het huis van God binnenging, de toonbroden nam en opat en er ook van gaf aan zijn metgezellen, terwijl toch alleen de priesters daarvan mogen eten?” En Hij voegde er aan toe: “De Mensenzoon is Heer van de sabbat.”