Dagelijks Brood Lezingen van 15 – 21 augustus 2021

maria-tenhemelopneming-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag 15 – 21 augustus 2021

20e week door het jaar
(Afbeelding wikipedia)

Gebed tot de heilige Jozef

Tot U, Heilige Jozef nemen wij onze toevlucht in onze noden. En na de hulp van uw zeer heilige Bruid te hebben ingeroepen smeken wij met vertrouwen ook uw bescherming af.

Wij bidden U ootmoedig: zie met goedheid neer op het erfdeel dat Jezus Christus door zijn bloed heeft verworven en help ons in onze noden door uw machtige bijstand.

Dat vragen wij U omwille van de liefde die U heeft verbonden met de onbevlekte Maagd en Moeder van God en omwille van de vaderlijke tederheid waarmee Gij het Kind Jezus hebt aanvaard zorgzame bewaarder van het heilig Huisgezin bescherm de uitverkoren kinderen van Jezus Christus.

Liefdevolle vader, houdt ons ver van dwaling en zedenbederf.

Machtige beschermer, sta ons vanuit de hemel genadig bij in de strijd tegen de machten van de duisternis.

En zoals Gij weleer het Kind Jezus uit het grootste levensgevaar hebt gered zo verdedig nu ook de heilige Kerk van God tegen vijandelijke aanslagen en alle tegenwerking neem ieder van ons in uw blijvende bescherming opdat wij naar uw voorbeeld en gesteund door uw hulp heilig leven, zalig sterven en het eeuwig geluk in de hemel verkrijgen.
Amen

Zondag 15 augustus – Maria tenhemelopneming, Hoogfeest

Eerste lezing (Apok. 11, 19a + 12, 1-6a.10ab)

Een Vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten.

Toen ging de tempel van God in de hemel open, en er verscheen een groot teken aan de hemel: een Vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger en kreet in haar weeën en barensnood.
Toen verscheen aan de hemel een ander teken: een grote, vuurrode Draak. Hij had zeven koppen en tien horens en op elke kop een diadeem. En zijn staart vaagde een derde deel van de sterren des hemels weg en wierp die op de aarde.
En de Draak stond vóór de Vrouw, die zou baren om zodra zij gebaard had, haar kind te verslinden. En zij baarde een kind, een zoon, die alle volken zal weiden met een ijzeren staf.
En haar kind werd ijlings weggevoerd naar God en zijn troon. En de vrouw vluchtte naar de woestijn waar zij een plaats heeft, door God bereid. En ik hoorde een stem in de hemel roepen:
“Nu is gekomen het heil en de macht en het koningschap van onze God en de heerschappij van zijn Gezalfde.”

Tussenzang (Ps. 45, 10bc.11.12ab.16)

Refrein: Naast u staat de koningin, getooid met goud.
Prinsessen komen u daar tegemoet, en naast u staat de koningin, getooid met goud uit Ofir.
Nu luister, dochter, wees aandachtig, vergeet uw volk, vergeet uw vaderhuis.
Uw schoonheid wekt de liefde van de koning, brengt hem uw hulde, want hij is uw heer.
Men haalt hen in met blijdschap en gejuich, zij treden binnen in de koninklijke woning.

Tweede lezing (1 Kor. 15, 20-26)

Als eerste en voornaamste Christus en vervolgens zij die Christus toebehoren

Broeders en zusters, Christus is opgewekt uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn. Want omdat door een mens de dood is gekomen, komt door een mens ook de opstanding der doden. Zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook allen in Christus herleven.
Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens, bij zijn komst die Christus toebehoren; daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader zal overdragen, na alle heerschappijen en alle machten en krachten te hebben onttroond.
Want het is vastgesteld, dat Hij het koningschap zal uitoefenen, tot Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. En de laatste vijand, die vernietigd wordt, is de dood.

Vers voor het evangelie

Alleluia. Maria is ten hemel opgenomen: het engelenkoor jubelt. Alleluia.

Evangelie (Lc. 1, 39-56)

Hij deed aan mij zijn wonderwerken en slaat trotsen van hart uiteen

In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar de stad in Juda.
Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabeth. Zodra Elizabeth de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot. Elisabeth werd vervuld met de heilige Geest en riep uit met luide stem: “Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. Waaraan heb ik het te danken dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt?
Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor bereikte sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Zalig zij die geloofd heeft dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is.”
En Maria sprak: “Mijn hart prijst hoog de Heer. Van vreugde juicht mijn geest om God, mijn redder, daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid van zijn dienstmaagd. En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig, omdat Hij die machtig is aan mij zijn wonderwerken deed, en heilig is zijn Naam. Barmhartig is Hij, van geslacht tot geslacht, voor hen die Hem vrezen. Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen. Heersers ontneemt Hij hun troon, maar Hij verheft de geringen. Die hongeren overlaad Hij met gaven, en rijken zendt Hij heen met lege handen. Zijn dienaar Israël heeft Hij zich aangetrokken, gedachtig zijn barmhartigheid voor eeuwig jegens Abraham en zijn nageslacht, gelijk Hij had gezegd tot onze Vaderen.”
Nadat Maria ongeveer drie maanden bij haar gebleven was keerde zij naar huis terug.

Maandag 16 augustus H. Stefanus van Hongarije, koning

Eerste lezing (Recht. 2, 11-19)

De Heer liet rechters optreden in Israël maar ook naar hun rechters bleef het volk niet luisteren

In die dagen begonnen de Israëlieten te doen wat de Heer mishaagt. Zij vereerden de Baäls en verlieten de Heer, de God van hun vaderen, die hen uit Egypte geleid had. Zij liepen achter andere goden aan, goden van de volken uit hun omgeving; zij bogen zich voor hen neer en krenkten de Heer.
Zij verlieten de Heer en vereerden Baäl en de Astarten. Toen ontbrandde de toorn van de Heer tegen Israël. Hij leverde hen over aan plunderaars, die hen beroofden en gaf hen prijs aan hun vijanden rondom, zodat zij niet langer tegen hun tegenstanders waren opgewassen. Alles wat zij ondernamen mislukte, omdat de Heer tegen hen was, zoals Hij gezegd en gezworen had. Maar telkens als de nood het hoogst was, liet de Heer rechters optreden, die hen uit de greep van de plunderaars bevrijdden.
Maar ook naar hun rechters bleven zij niet luisteren. Ontuchtig liepen zij achter andere goden aan en bogen zich voor hen neer. Al heel gauw weken zij weer af van de weg, die hun voorvaderen gevolgd hadden, die hadden gehoorzaamd aan de geboden van de Heer; zij deden dat niet.
Als God de Heer een rechter liet optreden, was Hij met de rechter zolang die leefde. De Heer bevrijdde hen uit de macht van hun vijanden, want als zij zuchtten onder het juk van hun vervolgers en verdrukkers, kreeg Hij weer medelijden met hen. Maar nauwelijks was de rechter gestorven, of zij vervielen opnieuw tot zonden, erger nog dan hun vaderen. Zij liepen achter andere goden aan, vereerden die en bogen zich voor hen neer. Zij weigerden hardnekkig met die vroegere praktijken en gewoonten te breken.

Tussenzang (Ps. 106, 34-35.36-37.39-40.43ab.44)

Refrein: Vergeet mij niet, Heer, die uw volk welgezind zijt.

Onze vaderen roeiden de inlandse volken niet uit, zoals de Heer had bevolen; maar mengden zich onder de heidenen en namen hun slechte gewoonten over.
Zij bogen de knie voor hun godenbeelden, die werden hen tot een valstrik. Hun eigen zonen offerden zij, hun dochters aan de demonen.
Zij maakten zichzelf onrein door hun daden, bedreven ontucht door hun gedrag. Daarom werd de Heer vertoornd op zijn volk en walgde Hij van zijn erfdeel.
Hoe dikwijls de Heer ook verlossing bracht, zij tergden Hem telkens opnieuw. Maar God trok zich hun ellende aan zo vaak Hij hun noodkreten hoorde.

Vers voor het evangelie (2 Tess. 2, 14)

Alleluia. God heeft ons geroepen door de verkondiging van het evangelie, opdat wij de heerlijkheid van onze Heer Jezus Christus zouden verwerven. Alleluia.

Evangelie (Mt. 19, 16-22)

Wilt ge volmaakt zijn, verkoop wat ge bezit, daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten

Eens kwam iemand naar Jezus toe om te vragen: “Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” Hij zei hem: “Waarom wilt ge van Mij weten wat goed is? Eén slechts is er goed. Als gij het Leven wilt binnengaan, onderhoud dan de geboden.” “Welke” – vroeg hij.
Jezus antwoordde: “De bekende: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, eer uw vader en uw moeder en gij zult uw naaste beminnen als uzelf.”
Dat heb ik allemaal onderhouden – verklaarde de jongeman – waarin schiet ik nog tekort?”
Jezus sprak tot hem: “Wilt ge volmaakt zijn, ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen; daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten. En kom dan terug om Mij te volgen.”
Maar toen de jongeman deze raad hoorde, ging hij ontdaan heen, omdat hij vele goederen bezat.

Dinsdag 17 augustus

Eerste lezing (Recht. 6, 11-24a)

Gij zult Israël bevrijden Ik ben het die u zend

In die dagen kwam de engel van de Heer en zette zich neer onder de terebint van Ofra, die het eigendom was van Joas, uit het geslacht van Abiëzer. Zijn zoon Gideon was juist bezig tarwe uit te kloppen in een perskuip, om niet door de Midjanieten gezien te worden. De engel van de Heer verscheen hem daar en zei: “De Heer is met u, dappere held.”
Gideon antwoordde: “Als ik het zeggen mag, Heer: Indien de Heer met ons is, waarom is ons dit alles dan overkomen? Waar zijn de wonderen waarover onze voorvaderen ons verhaald hebben; zij zeiden toch: de Heer heeft ons uit Egypte geleid! Maar nu heeft de Heer ons verstoten en ons aan de Midjanieten overgeleverd.”
Toen richtte de Heer zich tot hem en zei: “Trek op tegen de Midjanieten! Gij zijt sterk genoeg om Israël uit hun macht te bevrijden. Ik ben het toch die u zend.”
Gideon hernam: “Als ik het zeggen mag, Heer: Hoe zou ik Israël kunnen bevrijden? Mijn geslacht is het armste van heel Manasse en ik ben de jongste van de familie.”
Maar de Heer zei: “Ik zal met u zijn; gij zult de Midjanieten verslaan alsof het maar een enkele man was.” Maar Gideon hield aan: “Wees dan zo goed mij een teken te geven, dat Gij het zijt die met mij spreekt. En ga niet weg voor ik terug ben en u een geschenk aanbied.” De Heer antwoordde: “Ik blijf hier tot gij terug zijt.”
Gideon ging naar huis, maakte een geitebokje klaar en bakte van een maat meel ongezuurde broden. Hij deed het vlees in een mand en de saus in een kom; die bracht hij naar Hem toe bij de terebinte
De engel van God sprak: “Leg het vlees en de ongezuurde broden daar op dat rotsblok en giet de saus erover uit.” Gideon deed dat. De engel van de Heer raakte met de punt van de stok die Hij in zijn hand had het vlees en de ongezuurde broden aan, en toen laaide er uit het rotsblok een vuur op dat het vlees en de ongezuurde broden verteerde. Nu begreep Gideon dat het de engel van de Heer geweest was.
Hij zei: “Wee mij, God, mijn Heer, ik heb oog in oog gestaan met de engel van de Heer.”
Maar de Heer verzekerde hem: “Vrede is uw deel; wees niet bevreesd; gij zult niet sterven.” Toen bouwde Gideon daar een altaar voor de Heer en noemde het de Heer-is-vrede.

Tussenzang (Ps. 85, 9.11-12.13-14)

Refrein: Aanhoren zal ik wat God tot mij zegt, voorzeker een woord van verzoening.

Aanhoren zal ik wat God tot mij zegt, voorzeker een woord van verzoening.
Een woord voor zijn volk, voor al wie Hem dient, voor elk die zijn hart voor Hem opent.
Als trouw en erbarmen elkaar tegemoet gaan, als vrede en recht elkander omhelzen; dan zal de trouw uit de aarde ontspruiten, en ziet uit de hemel gerechtigheid neer.
Dan zal de Heer ons zijn zegen schenkennen draagt ons land rijke vrucht.
Dan zal voor Hem uit gerechtigheid gaan en voorspoed zijn schreden volgen.

Vers voor het evangelie (2 Tim. 1, 10b)

Alleluia.  Onze Heiland Christus Jezus heeft de dood vernietigd, en onvergankelijk leven doen aanlichten door het evangelie. Alleluia.

Evangelie (Mt. 19, 23-30)

Voor een kameel is het gemakkelijkerdoor het oog van een naald te gaan dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: “Voorwaar, Ik zeg u: voor een rijke is het moeilijk het Rijk der hemelen binnen te gaan. Nog sterker: voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.” Toen de leerlingen dit hoorden, stonden zij verbijsterd en vroegen: “Wie kan er nu eigenlijk gered worden?”

Jezus keek hen aan en zei: “Dit ligt niet in de macht der mensen, maar voor God is alles mogelijk.” Waarop Petrus zei: “Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen. Wat zullen wij dus krijgen?”

Jezus sprak tot hen: “Voorwaar, Ik zeg u bij de wedergeboorte, wanneer de Mensenzoon zal gezeten zijn op de troon van zijn heerlijkheid, zult ook gij die Mij gevolgd zijt gezeten zijn op twaalf tronen en heersen over de twaalf stammen van Israël. En ieder die zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw, kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn Naam, zal het honderdvoudig terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen. Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten zullen eersten zijn.”

Woensdag 18 augustus – H. Helena, keizerin-moeder

Eerste lezing (Recht. 9, 6-15)

Terwijl de Heer uw God toch uw koning is hebt gij tot mij gezegd: een koning moet over ons heersen

In die tijd kwamen alle burgers van Sichem en Bet-Millo bijeen bij de terebint die in Sichem staat en zij riepen daar Abimelek tot koning uit.
Toen dit aan Jotam bericht werd, ging hij op de top van de Gerizzim staan en schreeuwde luid: “Burgers van Sichem, luister naar mij, dan luistert God naar u. Eens gingen de bomen er op uit om iemand tot koning te zalven.
Ze zeiden tegen de olijfboom: Wilt gij koning over ons worden? Maar de olijfboom antwoordde: Moet ik dan ophouden die olie te geven, waarom de goden en de mensen mij eren en moet ik boven de andere bomen gaan zweven? Toen zeiden de bomen tegen de vijgenboom: Wilt gij koning over ons worden?Maar de vijgenboom antwoordde: Moet ik dan ophouden mijn zoete en heerlijke vruchten te geven en boven de andere bomen gaan zweven?
Toen zeiden de bomen tegen de wijnstok: Wilt gij koning over ons worden? Maar de wijnstok antwoordde: Moet ik dan ophouden mijn most te geven, die de goden en de mensen verblijdt, en boven de andere bomen gaan zweven? Daarop zeiden alle bomen tegen de doornstruik: Wilt gij koning over ons worden? En de doornstruik gaf de bomen ten antwoord: Als gij mij werkelijk tot koning wilt zalven, kom dan maar schuilen onder mijn schaduw. Wilt gij dat niet, dan zal er van de doornstruik een vuur uitgaan, dat zelfs de ceders van de Libanon verteert.”

Tussenzang (Ps. 21, 2-3.4-5.6-7)

Refrein: Uw macht, Heer, geeft de koning vertrouwen.

Uw macht, Heer, geeft de koning vertrouwen, uw bijstand maakt hem onzegbaar verheugd.
De wens van zijn hart hebt Gij altijd bewilligd, de vraag van zijn lippen wijst Gij niet af.
Gij hebt hem bedacht met uw rijkste zegen, zijn hoofd gekroond met een gouden kroon.
Hij vroeg U om leven; hij heeft het gekregen, lengte van dagen tot honderd jaar.
Groot is zijn aanzien dank zij uw bijstand, met luister en pracht overlaadt Gij hem.
Gij hebt hem gemaakt tot een zegen voor ieder,de glans van uw Aanschijn brengt hem geluk.

Vers voor het evangelie (Hebr. 4, 12)

Alleluia. Het woord van God is levend en krachtig, en het dringt door tot het raakpunt van ziel en geest. Alleluia.

Evangelie (Mt. 20, 1-16a)

Zijt gij kwaad omdat Ik goed ben?

In die tijd verhaalde Jezus volgende gelijkenis: “Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar, die vroeg in de morgen uitging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. Hij werd het met de arbeiders eens voor een tienling per dag en stuurde ze naar zijn wijngaard. Rond het derde uur ging hij er weer op uit en zag nog anderen werkeloos op de markt staan tot wie hij zei: Gaat ook naar mijn wijngaard en ik zal u geven wat billijk is. En zij gingen.
Rond het zesde en negende uur ging hij nog eens uit en deed hetzelfde. Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit en vond er weer anderen staan. Hij zei tot hen: Wat staat ge hier heel de dag werkeloos?
Ze antwoordden hem: Niemand heeft ons gehuurd. Daarop zei hij tot hen: Gaat ook gij naar mijn wijngaard. Bij het vallen van de avond sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders en betaal hun uit, te beginnen met de laatsten en zo tot de eersten.
Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen, kregen zij elk een tienling; toen nu ook de eersten kwamen, meenden dezen dat zij meer zouden krijgen, maar ook zij kregen ieder de overeengekomen tienling. Ze namen hem wel aan, maar begonnen tegen de landeigenaar te morren en zeiden: Dezen hier, die het laatst gekomen zijn, hebben maar één uur gewerkt, en gij stelt ze gelijk met ons die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen.
Maar hij antwoordde een van hen: Vriend, ik doe u toch geen onrecht? Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een denarie? Neem wat u toekomt en ga heen. Ik wil aan degene die het laatst gekomen is evenveel geven als aan u. Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies, of zijt ge kwaad omdat ik goed ben?
Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.”

Donderdag 19 augustus H. Johannes Eudes, priester

Eerste lezing (Recht. 11, 29-39a)

De eerste die uit de deur van mijn huis naar mij toekomtczal ik de Heer als brandoffer opdragen

In die dagen kwam de geest van de Heer over Jefta;chij trok door Gilead en Manasse, door Mispa in Gilead, en vandaar naar de Ammonieten. Toen deed Jefta aan de Heer deze gelofte: Als Gij de Ammonieten aan mij overlevert en ik behouden terugkeer, zal de eerste die uit de deur van mijn huis naar mij toekomt aan de Heer behoren; ik zal hem als brandoffer opdragen. Toen trok Jefta ten strijde tegen de Ammonieten. En de Heer leverde hen over aan zijn macht.
Hij sloeg op hen in, van Àroër tot aan de weg van Minnit – twintig steden – en tot Abel-Keramim; hij bracht hun een zeer zware nederlaag toe. Zo werden de Ammonieten door de Israëlieten vernederd. Toen Jefta naar zijn huis in Mispa terugkeerde, kwam zijn dochter de deur uit om hem met tamboerijnen en reidansen tegemoet te gaan. Zij was zijn enig kind; buiten haar had hij geen zonen of dochters.
Zodra hij haar zag, scheurde hij zijn kleren en riep uit: “Ach mijn dochter, wat tref je me zwaar: je maakt me diep ongelukkig! Ik heb de Heer mijn woord gegeven, ik kan niet meer terug.”
Zij antwoordde: “Vader, gij hebt de Heer uw woord gegeven. Doe dus met mij wat ge beloofd hebt, want de Heer heeft u wraak laten nemen op de Ammonieten, uw vijanden. Ik vraag u alleen nog deze gunst: geef mij twee maanden om met mijn vriendinnen de bergen in te gaan en daar te rouwen omdat ik als maagd moet sterven.” Hij antwoordde: “Doe dat,” en hij liet haar voor twee maanden gaan. En zij ging met haar vriendinnen de bergen in en rouwde daar, omdat zij als maagd moest sterven. Toen zij na twee maanden weer bij haar vader kwam, voltrok hij aan haar de gelofte, die hij gedaan had.

Tussenzang (Ps. 40, 5.7-8a.8b-9.10)

Refrein: Ik kom, Heer, om uw wil te doen.

Gelukkig is de man, die op de Heer zijn hoop stelt, die met opstandelingen en onoprechten niet verkeert.
Geschenk en offerande hebt Gij nooit verlangd, maar wel hebt Gij mijn oren voor uw stem geopend.
Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij; dus zei ik: ja, ik kom, zoals van mij geschreven staat: Uw wil te doen, mijn God, dat is mijn vreugde, uw wet is in mijn hart gegrift.
In de bijeenkomsten heb ik gerechtigheid gepredikt, mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 105)

Alleluia. Uw woord is een lamp voor mijn voeten, Heer, het is een licht op mijn pad. Alleluia.

Evangelie (Mt. 22, 1-14)

Gaat naar de kruispunten der wegen en nodigt wie ge er maar vindt tot de bruiloft

In die tijd nam Jezus het woord en sprak tot de hogepriesters en de oudsten van het volk in gelijkenissen.
Hij zei: “Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning, die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen, die hij tot de bruiloft had uitgenodigd, maar zij wilden niet komen. Daarop zond hij andere dienaars met de opdracht: Zegt aan de genodigden; Zie ik heb mijn maaltijd klaar, mijn ossen en het gemeste vee zijn geslacht; alles staat gereed. Komt dus naar de bruiloft. Maar zonder er zich om te bekommeren gingen zij weg, de een naar zijn akker, de ander naar zijn zaken.
De overigen grepen zijn dienaars vast, mishandelden en doodden hen. Nu ontstak de koning in toorn, stuurde zijn troepen en liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken. Toen sprak hij tot zijn dienaars: Het bruiloftsmaal staat klaar, maar de genodigden waren het niet waard. Gaat dus naar de kruispunten der wegen en nodigt wie ge er maar vindt tot de bruiloft.
Zijn dienaars gingen naar de wegen en brachten allen mee, die zij er aantroffen, slechten zowel als goeden, en de bruiloftszaal liep vol met gasten. Toen nu de koning binnenkwam om de aanliggenden te bezoeken, merkte hij daar iemand op, die niet voor een bruiloft gekleed was.
En hij sprak tot hem: Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen zonder bruiloftskleed? Maar de man bleef het antwoord schuldig. Toen sprak de koning tot de bedienden: Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem buiten in de duisternis. Daar zal geween zijn en tandengeknars. Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.”

Vrijdag 20 augustus H. Bernardus, abt en kerkleraar

Eerste lezing (Ruth 1, 1.3-6.14b-16.22)

Noömi keerde met Ruth, de Moabitische, naar Betlehem terug

In de tijd van de rechters brak er in het land een hongersnood uit. Een man Elimelek, trok weg uit Betlehem in Juda en hij vestigde zich als vreemdeling in de vlakte van Moab, samen met zijn vrouw Noömi en zijn twee zonen. Elimelek stierf en zijn vrouw Noömi bleef achter met haar twee zonen. Deze trouwden beiden met een Moabitische vrouw: de ene vrouw heette Orpa, de andere Ruth. Ongeveer tien jaar woonden zij daar.
Toen stierven ook de beide zonen en bleef Noömi alleen achter, beroofd van haar beide kinderen en haar man. Samen met haar schoondochters vertrok zij uit de vlakte van Moab, want zij had gehoord dat de Heer zich het lot van zijn volk had aangetrokken en het weer te eten gaf.
Toen kuste Orpa haar schoonmoeder vaarwel, maar Ruth klemde zich aan haar vast.
Noömi zei: “Je schoonzuster keert terug naar haar volk en haar goden. Ga toch met haar mee!”
Maar Ruth antwoordde: “Dring er niet langer op aan dat ik u verlaat en terugkeer, zo ver van u weg. Waar gij gaat, ga ik; waar gij blijft, blijf ik. Uw volk is mijn volk, uw God mijn God. Zo keerde Noömi, samen met haar schoondochter Ruth, de Moabitische, uit de vlakte van Moab terug.
Zij kwamen in Betlehem aan bij het begin van de gerstenoogst.

Tussenzang (Ps. 146, 5-6.7.8-9a.9bc-10)

Refrein: De Heer zal ik loven mijn leven lang. Ofwel: Alleluia.

Gelukkig wie hulp zoekt bij Jakobs God,zijn hoop stelt op God de Heer;  op Hem die hemel en aarde gemaakt heeft, de zee met al wat daar leeft.
De Heer doet altijd zijn woord gestand, verdrukten verschaft Hij recht.
De Heer geeft brood aan wie honger heeft, gevangenen geeft Hij de vrijheid.
De ogen van blinden opent de Heer, gebrokenen richt Hij weer op.
De Heer bemint de rechtvaardigen, de Heer behoedt de ontheemden.
De Heer geeft wees en weduwe steun, maar zondaars laat Hij verdwalen.
De Heer is koning in eeuwigheid, uw God, Sion, heerst over alle geslachten.

Vers voor het evangelie (Jak. 1, 21)

Alleluia. Neemt met zachtmoedigheid het woord van God aan dat in u werd geplant, en de kracht bezit uw zielen te redden. Alleluia.

Evangelie (Mt. 22, 34-40)

Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand

In die tijd toen de Farizeeën vernamen, dat Jezus de Sadduceeën de mond gesnoerd had, kwamen zij bijeen en een van hen, een wetgeleerde, vroeg Jezus om Hem op de proef te stellen: “Meester, wat is het voornaamste gebod in de Wet?”
Hij antwoordde hem: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand. Dit is het voornaamste en eerste gebod. Het tweede, daarmee gelijkwaardig: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten.”

Zaterdag 21 augustus – H. Pius X, paus

Eerste lezing (Ruth 2, 1-3.8-11 + 4, 13-17)

Gezegend zij de Heer, die u nu toch nog een erfgenaam heeft geschonken; hij is de vader van Isaï, de vader van David

Noömi was van de kant van haar man verwant aan een zekere Boaz, een vermogend man uit de familie van Elimelek.
Ruth, de Moabitische, zei tot Noömi: “Ik zou wel naar het land willen gaan om ergens achter een maaier, die mij dat toestaat, aren te lezen.” Noömi antwoordde: “Doe dat, mijn dochter.” Zij ging dus naar het land om aren te lezen achter de maaiers. Het toeval wilde dat ze terecht kwam op de akker van Boaz, die man uit de familie van Elimelek.
Boaz richtte zich toen tot Ruth en zei: “Hoor eens, mijn dochter, je moet niet op een andere akker aren gaan lezen. Ga hier niet vandaan en sluit je aan bij mijn meiden. Volg ze op de voet en houd je ogen gevestigd op de akker die gemaaid wordt. Ik heb mijn knechten opdracht gegeven, je te laten begaan. En als je dorst krijgt, ga dan naar de waterkruiken en drink van het water dat de knechten geput hebben.” Ruth wierp zich plat ter aarde en zei: “Waaraan heb ik het verdiend, dat gij zo goed voor mij zijt? Ik ben toch maar een vreemdeling.” Boaz gaf haar ten antwoord:  “Er is mij uitvoerig verteld wat je na de dood van je man allemaal voor je schoonmoeder gedaan hebt; vader, moeder en geboorteland heb je verlaten om naar een volk te gaan dat je tevoren onbekend was.” Later nam Boaz Ruth tot vrouw.
Hij had gemeenschap met haar; door de gunst van de Heer werd zij zwanger en baarde een zoon. Toen zeiden de vrouwen tot Noömi: “Gezegend zij de Heer, die u nu toch nog een erfgenaam heeft geschonken, wiens naam in Israël zal gevestigd zijn. Hij zal u doen herleven en u een steun zijn op uw oude dag, want uw schoondochter, die zoveel van u houdt, heeft hem gebaard: zij betekent meer voor u dan zeven zonen.”
Noömi nam het kind op haar schoot en verzorgde het.
De buurvrouwen gaven het kind een naam en zeiden: “Noömi is een zoon geboren.” Zij noemden het kind Obed. Hij is de vader van Isaï, de vader van David.

Tussenzang (Ps. 128, 1-2.3.4.5)

Refrein: Elke man wordt gezegend, die eer geeft aan de Heer.

Gelukkig die godvrezend zijt, de weg des Heren gaat.
Ge zult de vrucht van eigen arbeid eten, tevreden en voorspoedig zult ge zijn.
Uw vrouw daarbinnen in uw huis is als een rijkbeladen wijnstok.
En als olijventakken rond de stam, zo staan uw zonen om uw tafel.
Ja, zo wordt elke man gezegend, die eer geeft aan de Heer.
U zegene de Heer uit Sion; moogt gij Jeruzalem welvarend zien, zolang uw dagen duren.

Vers voor het evangelie (1 Petr. 1, 25)

Alleluia. Het woord des Heren blijft in eeuwigheid; en dit woord is de boodschap, die u in het evangelie is verkondigd. Alleluia.

Evangelie (Mt. 23, 1-12)

Zelf handelen ze niet naar hun woorden

In die tijd sprak Jezus tot het volk en tot zijn leerlingen: “Op de leerstoel van Mozes hebben de schriftgeleerden en de Farizeeën plaats genomen. Doet en onderhoudt daarom alles wat zij u zeggen, maar handelt niet naar hun werken; want zelf handelen ze niet naar hun woorden. Zij maken bundels van zware, haast ondraaglijke lasten en leggen die de mensen op de schouders, maar zelf zullen ze er geen vinger naar uitsteken. Alles wat zij doen, doen zij om bij de mensen op te vallen; zij maken immers hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot, ze zijn belust op de ereplaats bij de maaltijden en de voornaamste zetels in de synagogen, ze laten zich graag groeten op de markt en willen door de mensen rabbi genoemd worden.
Maar gij moet u geen rabbi laten noemen. Gij hebt maar één Meester en gij zijt allen broeders. En noemt niemand van u op aarde vader; gij hebt maar één Vader, de hemelse. En laat u ook geen leraar noemen; gij hebt maar één leraar, de Christus. Wie de grootste onder u is moet uw dienaar zijn. Al wie zichzelf verheft zal vernederd en wie zichzelf vernedert zal verheven worden.

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad” (Psalm 119)

Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.

Hartelijk dank voor uw gave.

Noveengebed om bescherming tegen het coronavirus

O goede Moeder, Onze Lieve Vrouw ter Nood, Wij geloven in uw zorg, in uw medeleven en uw voorspraak bij Jezus uw Zoon. Daarom komen wij vol vertrouwen tot u en wij vragen door U aan de Heer:

Bevrijd heel de wereld van de Corona-epidemie, genees en sterk de zieken en zegen hen die zorg voor hen dragen. Sta alle mensen bij die lijden onder de gevolgen van deze crises. Geef wijsheid aan onze bestuurders.

Bevrijd ons van onrust en angst, verlicht ons in pijn en verdriet. Geef ons hoop waar wij het niet meer zien zitten, geef ons kracht als wij er niet tegenop kunnen, geef ons licht waar het donker is en geef dat wij elkaar spoedig weer in vrijheid en vreugde nabij kunnen zijn.
Maria, bescherm ons en onze dierbaren, geef ons overgave aan de wil van de Vader en leid ons veilig naar Jezus, uw Zoon. Amen.

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen.

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verded g ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen.

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi secundum verbum tuum

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus. Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur. Per Christum Dominum nostrum. Amen.

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God, ℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden.

Laat ons bidden. Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis. Door Christus, onze Heer. Amen.