Christus Koning

Christus Koning

Op de laatste zondag van het kerkelijk jaar voor het begin van de Advent vieren we het Hoogfeest van Christus, Koning van het Heelal. Dit feest is relatief jong, het werd pas in 1925 door paus Pius XI ingesteld, maar de inhoud is zo oud als het christelijk geloof zelf. Het woord Christus is namelijk de Griekse vertaling van Messias, wat betekent: de Gezalfde, de Koning. Jezus van Nazareth, die gekruisigd werd, is zozeer koning dat de titel Koning zijn naam is geworden. Als we onszelf christenen noemen, bedoelen we dat we mensen van de Koning zijn, mensen die hun Koning erkennen en Hem trouw zijn.

In het Oude Testament wilde God niet dat een koning over het volk Israël zou regeren. De wet van God moest Israëls koning zijn en, door de wet heen, onmiddellijk God zelf. Maar Israël was jaloers op andere volken en rebelleerde tegen Gods heerschappij. God laat Israëls halsstarrigheid toe en schept zo een nieuwe weg voor zijn welwillendheid. In Jezus Christus, de Zoon van David, de koning, dompelt God zich onder in de mensheid. Aan het kruis verovert Jezus de wereld en stort de kracht van zijn liefde in de harten van de mensen. Dit is dus het koningschap van God: de ontwapenende liefde van God, die immers zozeer de wereld heeft liefgehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon ervoor heeft gegeven. Deze fascinerende heerschappij van God inspireerde de christelijke filosoof Søren Kierkegaard tot het schrijven van een parabel. In essentie luidt deze als volgt.

Er was eens een jonge koning die dolverliefd werd op een meisje van zeer arme afkomst. Ze woonde in een klein hutje en leidde een boerenleven. De koning wilde niets liever dan met haar trouwen en zijn leven met haar delen, hoewel er tussen hem en het meisje zonder stand en opleiding een groter verschil in rang nauwelijks denkbaar was. Ondanks de schijnbaar onoverbrugbare kloof vroeg hij zich voortdurend af: “Hoe kan ik haar mijn liefde bewijzen, hoe kan ik haar voor me winnen?” Toen adviseerde hem een van zijn raadgevers: “Beveel haar gewoon je vrouw te worden. U bent de koning, zij moet gehoorzamen.” Hij had de macht om dat te doen; de volken van hele landen gehoorzaamden hem immers. Maar onderwerping was niet wat de koning wilde. Hij verlangde naar genegenheid en liefde, maar die is alleen wederzijds. Dus dacht hij verder: “Ik zou haar mijn pracht en mijn rijkdom kunnen laten zien, haar kleden in fluweel en zijde om indruk op haar te maken.” Maar hoe kon hij dan ooit weten of ze echt van hem hield omwille van hemzelf, spontaan en vrij? Nee, zelfs macht en rijkdom kunnen ware liefde niet doen ontbranden! De deur van het menselijk hart moet van binnenuit opengaan. Dus, om het hart van het meisje te winnen, was er maar één pad voor hem over, een pad dat geen enkele koning voor hem ooit had gevolgd: hij besteeg zijn troon, zette zijn kroon af, trok zijn purperen mantel uit en nam zelf de gedaante aan van een arme man. Hij, de koning, werd een eenvoudige boer, een dienaar, die ook het risico liep om afgewezen te worden. En dat alles uit liefde!

 

Pr. Martin Barta

Delen

Nieuwste overwegingen