De aflaat en het Jubeljaar

De aflaat en het Jubeljaar

Oorsprong van het Jubeljaar

De aflaat en het Jubeljaar zijn op een bijzondere wijze met elkaar verbonden. Dit begrijp je het beste wanneer je kijkt naar de achtergrond van de jubeljaren, die namelijk ligt in de Joodse traditie. Bij Leviticus lezen we:

Dat vijftigste jaar moet een heilig jaar voor u zijn: dan moet ge in het land afkondigen dat alle bewoners hun slaven vrijlaten. Het moet een jobeljaar voor u zijn; iedereen wordt hersteld in zijn vroeger bezit en keert terug naar zijn familie (Lev. 25,10).

Het gaat dus om een totale bevrijding en kwijtschelding, terugkeer naar onze ware staat. Als gedoopte is dit het Kind van God zijn; God en alle gedoopten is onze ware familie.

Wat is een aflaat?

Door de zonde hebben we de band met God, andere mensen en ons zelf beschadigd. Zonden worden door God vergeven in het sacrament van Boete en Verzoening. Dat wil echter niet zeggen dat het kwaad dat door de zonde is aangericht dan is weggepoetst. De volgende gelijkenis maakt dit mooi duidelijk:

Een man krijgt ruzie met een vriend van hem. Hij is zo boos dat hij diens TV uit het raam werpt. Een maand later krijgt de man spijt en vraagt zijn vriend om vergeving. De vriend strijkt over zijn hart en vergeeft hem. Maar daarmee zijn de kosten van een nieuwe TV nog niet gecompenseerd. De man vraagt zijn vriend wat hij het liefste wil: een nieuwe TV of een geldbedrag. De vriend is echter zo barmhartig dat hij zegt geen van beide te willen. Hij heeft de man dus niet alleen vergeving geschonken, maar hij scheldt ook zijn schuld kwijt (KRO-NCRV/ aflaat).

In 1967 heeft de heilige paus Paulus VI een document geschreven om het grote belang van aflaten opnieuw onder ogen te brengen. Hierin omschrijft hij de aflaat als volgt:

De aflaat is de kwijtschelding ten overstaan van God van tijdelijke straffen voor zonden die, wat de schuld betreft, reeds vergeven werden; de goed ingestelde gelovige kan deze kwijtschelding onder bepaalde welomschreven voorwaarden verwerven door toedoen van de kerk die als beheerster van de verlossing met gezag

de schat der voldoeningen van Christus en de heiligen uitdeelt en toepast (Indulgentiarum Doctrina, nr. 13).

Het is dus door de aflaat dat je de negatieve gevolgen van de zonde, zoals bijvoorbeeld gehechtheid (aan de zonde) en verharding overwint. Wanneer wij als mens sterven, worden deze negatieve effecten in het vagevuur gelouterd (gezuiverd), maar door een aflaat kan dit reeds tijdens je leven plaatsvinden. Het is op deze wijze een prachtig hulpmiddel op ons geestelijk pad. Het is ook heel mooi om een aflaat aan God aan te bieden voor een overledene, dan zal deze hierdoor gelijk naar de hemel gaan. Een aflaat kan gedeeltelijk of vol zijn, naargelang hij iemand geheel of gedeeltelijk verlost van de tijdelijke straffen die voor de zonde verschuldigd zijn (ID, nr. 14).

Voorwaarden verbonden aan een aflaat

Naast een voorgeschreven “werk” zijn aan het verkrijgen van een aflaat altijd de volgende drie voorwaarden verbonden:

– Sacramentele belijdenis (dus de biecht);

– Eucharistische Communie;

– Gebed tot intentie van de Paus (bijvoorbeeld een Onze Vader en een Weesgegroet).

De drie voorwaarden kunnen op meerdere dagen voor of na het volbrengen van het voorgeschreven “werk” voor de aflaat worden vervuld: het is echter passend dat de H. Communie en het gebed tot intentie van de Paus worden volbracht op de dag waarop het werk wordt ondernomen. Een volle aflaat kan slechts eenmaal op een dag worden verkregen (al maakt de Paus hier voor dit Jubeljaar bij één werk een uitzondering voor, dan zijn er twee mogelijk).

Een aflaat is altijd verbonden aan een bepaald “werk”. In het jubeljaar heeft de paus negen van dergelijke werken aangewezen, in het bijzonder een pelgrimstocht naar Rome, of naar één van de pelgrimskerken aangewezen door de bisschoppen in hun bisdommen.

Belangrijk: De juiste gesteltenis

Nu komen we bij misschien wel het belangrijkste punt: een aflaat kan alleen maar (vol) verdiend worden, wanneer aan een juiste gesteltenis is voldaan. En wat is dan deze juiste gesteltenis? Paus Paulus VI schrijft hierover:

… dat hij [of zij] God liefheeft, de zonden verafschuwt, gelovig vertrouwen heeft op de verdiensten van Christus de Heer en vast gelooft dat de gemeenschap der heiligen voor hem [of haar] van groot belang is (ID, 10).

Je zou dit kortweg kunnen omschrijven als: Het verlangen hebben om niet alleen de doodzonde, maar ook de dagelijkse zonde te mijden; om volledig de wil van God te willen doen in je leven.

Om dit laatste is de aflaat zoiets moois. Het is niet iets technisch dat we door een eigen werk verdienen, het is een goed werk, waardoor we, wanneer we de juiste gesteltenis hebben en aan de overige voorwaarden voldoen, op krachtige wijze meewerken aan ons eigen heil en het heil van de zielen in het vagevuur. En ook al vraag je God in je bede om de aflaat toe wijzen aan een ziel in het vagevuur, vertrouw er maar op dat deze ook voor jouw eigen geestelijk leven vruchtbaar zal zijn. Mocht je niet volledig voldoen aan de voorwaarden voor een volle aflaat, dan kan een volle aflaat en gedeeltelijke aflaat worden.

De aflaat van het Jubeljaar

Voor het Jubeljaar geeft de paus de volgende mogelijkheden voor het verkrijgen van een volle aflaat (dit naast de bestaande zoals bijv. een half uur Eucharistische aanbidding of het gelovig mediteren van een rozenhoedje):

1. Een vrome pelgrimstocht naar één van de heilige jubileumplaatsen. In Rome: St. Pieter en de andere pauselijke basilieken; Het Heilig Land: één van de drie basilieken; alle bisdommen: de kathedraal en de door de bisschop aangewezen andere pelgrimskerken voor het heilig jaar (In het bisdom Haarlem-Amsterdam zijn dit naast de St. Bavo Kathedraal in Haarlem: St. Vituskerk in Hilversum, Nicolaasbasiliek in Amsterdam, Lourdeskapel in Zwaag en de beide kapellen op het heiligdom OLV ter Nood in Heiloo);

2. Een jubileumplaats bezoeken (dus zonder pelgrimstocht) en gedurende een passende tijd in eucharistische aanbidding en meditatie verwijlen;

3. Voor degenen die niet in staat zijn tot de twee eerder genoemde mogelijkheden: door zich geestelijk te verenigen met degenen die dit wel doen en zich, indien mogelijk, ook via communicatiemedia bij hen aan te sluiten;

4. Vrome deelname aan volksmissies, geestelijke oefeningen of vormingsactiviteiten over teksten van het Tweede Vaticaans Concilie en de Catechismus van de Katholieke Kerk gehouden in een kerk of andere geschikte plaats;

5. Daad van barmhartigheid ten gunste van de zielen in het vagevuur. Dit kan bijvoorbeeld door het bidden van een rozenhoedje voor deze intentie. Ondanks dat normaal slechts één volle aflaat per dag kan worden verkregen, geldt bij dit aflaatwerk dat hiermee een tweede kan worden verkregen als de aflaat wordt aangeboden voor de zielen in het vagevuur. Hiertoe zal men op deze dag een tweede keer ter Communie kunnen (moeten) gaan (in de H. Mis);

6. Werken van barmhartigheid, dit gaat zowel om de lichamelijke als de geestelijke werken van barmhartigheid. Dit kan als een soort pelgrimstocht naar Christus worden gezien;

7. Initiatieven die de geest van boetedoening op een concrete en genereuze wijze belichamen. Bijvoorbeeld op een vrijdag onthouden van onnodige afleidingen, vasten/ onthouden m.b.t. (bepaalde) voeding en een evenredig bedrag aan de armen te schenken (dus wat hiermee bespaard wordt);

8. Passend deel van onze tijd besteden aan vrijwilligerswerk wat van belang is voor de gemeenschap;

9. Door de pauselijke zegen van de bisschop bij de belangrijkste viering van dit Jubeljaar in de kathedraal of een jubileumkerk.

Dit alles met als doel dat de gehele gedoopte mensenfamilie in dit bijzondere jaar mag terugkeren naar onze eigen grond: Kind van God zijn, volledig met God verzoend en zonder straffen.