Maria, Moeder van de Kerk

pinksteren-olv-ter-nood-heiloo

In 2018 heeft de Romeinse congregatie voor de eredienst de verplichte gedachtenis van Maria, Moeder van de Kerk, op tweede pinksterdag ingevoerd. Maria neemt in de beleving van ons christelijk geloof een geheel eigen en belangrijke plaats in. De Zwitserse theoloog kardinaal Hans Urs von Balthasar (1905-1988) ontwikkelde bijbels gefundeerde, wetenschappelijk verantwoorde beschouwingen van Maria en van Petrus, als vertegenwoordiger van de Twaalf apostelen, en beschreef aan de hand van die beschouwingen verschillende kenmerken van het leven van de Kerk. Petrus en de Twaalf apostelen, schrijft Von Balthasar, waren allen mannen. Zij ontmoetten Jezus voor het eerst op volwassen leeftijd. Zij waren mensen zoals iedereen, met hun fouten en gebreken. Tegelijk waren zij ook degenen die door Jezus geroepen en begenadigd zijn om zijn zending op aarde voort te zetten. Op een soortgelijke wijze zijn hun opvolgers, de paus en de bisschoppen, als menselijke personen, geroepen en begenadigd om door hun drievoudig ambt van leiding, verkondiging en heiliging de zending van Jezus voort te zetten en de garantie te vormen van de eenheid van de Kerk, plaatselijk en wereldwijd.

Maria, een vrouw

Maria is een vrouw. Haar band met Jezus, de mensgeworden Zoon van God, dateert vanaf het allereerste begin: De ontvangenis in haar schoot door de Heilige Geest. Om moeder te kunnen worden van de Zoon van God, heeft zij de zonde niet gekend. Het eeuwenoude volksgeloof in de Onbevlekte Ontvangenis van Maria is bevestigd in een dogma dat is afgekondigd op 8 december 1854 en kort daarna opnieuw bevestigd tijdens de verschijningen van Maria in Lourdes in 1858 aan Bernadette Soubirous, destijds 14 jaar.

Maria heeft geen enkel sacrament ontvangen, noch bediend. Zij heeft ook geen zending ontvangen om te verkondigen of te leiden. Al deze middelen ter heiliging had zij als onbevlekt ontvangene niet nodig. Haar bijdrage aan het leven van de Kerk is een geheel andere, meer primair en meer fundamenteel. Haar bijdrage is haar eenvoudig en totaal ja-woord aan Gods plan over haar leven. Op grond van dat fundamentele ja-woord kon Jezus als mens geboren worden.

Het ‘Ja-woord’ van Maria

Onder het kruis hield Maria haar ja-woord gestand en deelde zij als geen ander in het verlossend lijden van haar Zoon. Zij werd de moeder van Johannes, en in Johannes van de hele Kerk en van de hele mensheid. Zij was bij Petrus en de Twaalf apostelen toen zij vóór Pinksteren samen met de broeders en de vrouwen in gebed verzameld waren in afwachting van de komst van de heilige Geest. Maria en de apostelen vertegenwoordigen, om het zo te zeggen, het vrouwelijke en het mannelijke kenmerk van het leven van de Kerk, niet van elkaar te scheiden en ook niet met elkaar te verwarren.

In zijn apostolische brief “Mulieris dignitatem”, over de waardigheid en de roeping van de vrouw (1988) constateert paus Johannes Paulus II in voetnoot 55, dat het Mariale kenmerk evenzeer – zo niet nog meer – fundamenteel en karakteristiek is voor de Kerk als het apostolische en petrinische, waarmee het diep verbonden is. Von Balthasar constateert in zijn toespraak tot de kardinalen en prelaten van de Romeinse Curie op 22 december 1987: “Maria is koningin van de apostelen, zonder aanspraak te maken op de apostolische macht. Zij heeft iets anders en meer.”

pater Gerard Wijers s.s.s., Amsterdam