Lezingen van de dag: Dagelijks Brood maandag t/m zaterdag 1 – 6 oktober 2018

heilige-fransiscus-asissi-olv-ter-nood

Dagelijks Brood is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Lezingen van maandag t/m zaterdag 1 – 6 oktober 2018 26e week door het jaar

U kunt hier deze week downloaden in PDF

Maandag 1 oktober – H. Teresia van het Kind Jezus, maagd en kerklerares; H. Bavo

Eerste lezing (Job. 1, 6-22)
Het gebeurde op zekere dag, dat de boden des Heren voor God verschenen, en ook de Satan was in hun midden. Toen sprak de Heer tot Satan: “Waar kom je nu vandaan?” De Satan gaf de Heer ten antwoord: “Ik heb rondgezworven op de aarde en er heen en weer getrokken.” Toen sprak de Heer tot Satan: “Heb je soms ook mijn dienaar Job gezien en bemerkt, dat niemand op aarde is zoals hij, een zeer onberispelijk en rechtschapen man, die God vreest en afschuw heeft van het kwaad?” De Satan antwoordde: “Is Job dan soms voor niets godvrezend? Hebt U niet zelf hem en zijn huis beschermd en alles wat hij heeft, omgeven met een haag? Hebt U niet al zijn werk gezegend, en overstroomt zijn kudde niet het land? Maar steek eens uw hand uit en tref hem in al wat hij heeft; dan vervloekt hij U in het aangezicht.” Toen sprak de Heer tot Satan: “Welaan dan, alles wat hij heeft, is in je hand! Maar raak niet aan hemzelf!” Toen ging de Satan weg van het aanschijn van de Heer. En op een dag gebeurde het dat al de zonen en de dochters in het huis van de oudste broer een maaltijd hielden; toen kwam bij Job een bode, die zei: “Uw ossen waren aan het ploegen, de ezelinnen graasden dicht daarbij; toen vielen de Sabeeërs binnen, ze roofden al het vee en hebben al uw knechten met het zwaard gedood; ik alleen ben ontkomen en meld u dit.” Terwijl hij sprak kwam er een tweede bode en zei: “Het vuur van God sloeg uit de hemel, verbrandde en verteerde de schapen en de herders; ik alleen ben ontkomen en meld u dit.” Terwijl hij sprak kwam daar een ander en zei: “De Chaldeeën hadden drie benden gevormd, overvielen de kamelen en roofden ze; de knechten hebben zij neergeslagen met de scherpte van het zwaard; ik alleen ben ontkomen en meld u dit.” Terwijl hij sprak kwam daar nog een ander en zei: “Uw zonen en uw dochters zaten te eten en te drinken in het huis van de oudste broer; en zie, toen kwam daar een zware storm uit de woestijn, die het huis aan de vier hoeken heeft aangepakt; het huis is ingestort boven de jonge mensen, en zij zijn omgekomen; ik alleen ben ontkomen en meldt u dit.” Toen stond Job op, scheurde zijn gewaad en schoor zijn hoofd; hij wierp zich op de grond en bad aldus: “Naakt ben ik uit de moederschoot gekomen en naakt keer ik daar weer terug; het was de Heer die gaf, het was de Heer die nam, gezegend zij zijn Naam.” Bij al die slagen zondigde Job niet en hij sprak tegen God geen dwaze woorden.

Tussenzang (Ps. 17/16)
Refrein: Nu roep ik U aan, Heer, want Gij zult mij verhoren, wend dus uw oor naar mij, hoor naar mijn stem.
Luister, Heer, want mijn zaak is rechtvaardig, let op mijn luid geroep. Wil mijn gebed aanhoren; mijn lippen bedriegen U niet.
Mijn oordeel verwacht ik van U, uw ogen zien wat mij toekomt. Zie in mijn hart, ga mij na in de nacht, of stel mij met vuur op de proef: Gij vindt geen onrecht in mij.
Nu roep ik U aan, want Gij zult mij verhoren; wend dus uw oor naar mij, hoor naar mijn stem. Toon mij de grootheid van uw erbarmen, redder van ieder, die vlucht in uw hand.

Vers voor het evangelie (Ps. 24/25, 4c.5a)
Alleluia. Leer mij uw paden kennen, Heer; leid mij volgens uw woord. Alleluia.

Evangelie (Lc. 9, 46-50)
In die tijd kregen de leerlingen woorden over de vraag wie van hen wel de grootste was. Maar Jezus die wist wat zij dachten, nam een kind, zette het naast zich en sprak tot hen: “Wie dit kind opneemt in mijn Naam, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op die Mij gezonden heeft. Wie dus de kleinste is onder u allen, die is de grootste.” Nu nam Johannes het woord en zei: “Meester, we hebben iemand in uw Naam duivels zien uitdrijven en we hebben getracht het hem te beletten, omdat hij niet een van uw volgelingen is, zoals wij.” Maar Jezus zei tot hem: “Belet het hem niet. Want wie niet tegen u is, is vóór u.

Dinsdag 2 oktober – HH. Engelbewaarders

Eerste lezing (Job. 1-3.11-17.20-23)
Toen Job door zoveel rampen was geslagen, opende hij zijn mond en vervloekte zijn levensdagen. Hij begon aldus: “Weg met de dag waarop ik werd geboren, zelfs weg met de nacht, die mijn ontvangenis zag. Waarom in de schoot niet gestorven, niet gestikt bij mijn geboorte? Waarom hebben knieën mij ontvangen, waarom borsten mij gezoogd? Dan zou ik nu neerliggen, rust hebben, ongestoord slapen naast koningen en prinsen van deze wereld, die vervallen paleizen in vroegere glorie herstelden; naast vorsten die eens veel goud bezaten en huizen hadden, volgetast met zilver. Of was ik maar in de grond gestopt als een misgeboorte, als een kind dat nooit het levenslicht zag. Daar valt het bejag der boosdoeners stil, hun ongedurigheid komt er tot rust. Waarom licht schenken aan ongelukkigen, leven aan verbitterde mensen? Zij zien uit naar de dood, die maar niet komt; zij verlangen meer naar de dood dan naar een verborgen schat. Blij zouden zij zijn met hun einde, juichend belanden in het graf. Waarom wordt het leven gegeven aan een mens, die niet weet waar naar toe, nu God hem de weg verspert?”

Tussenzang (Ps. 88/87)
Refrein: Laat mijn bede doordringen tot U, Heer.
Heer, mijn God, ik roep U elke dag, elke nacht weer kom ik bij U klagen. Laat mijn bede doordringen tot U, luister naar mijn dringend roepen.
Want mijn ziel is van verdriet verzadigd, nu reeds sta ik voor het dodenrijk. Men beschouwt mij als een man die grafwaarts gaat, als een grijsaard aan het einde van zijn krachten.
Bij de schimmen heb ik mijn verblijf, een gesneuvelde die werd begraven. Niemand is er die nog aan hem denkt, aan uw zorg is hij voorgoed onttrokken.
In een put hebt Gij mij neergelaten, in het duister van een diepe krocht. Zwaar drukt uw verbolgenheid op mij, door de stortvloed van uw toorn word ik bedolven.

Vers voor het evangelie (Ps. 27/26, 11)
Alleluia. Toon mij uw weg, Heer, bij tegenstand, leid mij langs effen paden. Alleluia.

Evangelie (Lc. 9, 51-56)
Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling tegemoet gingen, aanvaardde Jezus vastberaden de reis naar Jeruzalem en zond boden voor zich uit. Dezen kwamen op hun tocht in een Samaritaans dorp om er zijn verblijf voor te bereiden. Maar de Samaritanen ontvingen Hem niet, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. Toen de leerlingen Jakobus en Johannes dit gewaar werden, vroegen ze: “Heer, wilt Gij dat wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen?” Maar Hij keerde zich om en wees hen op strenge toon terecht. Daarop vertrokken zij naar een ander dorp.

Woensdag 3 oktober

Eerste lezing (Job. 9, 1-12.14-16)
Zo luidde het antwoord van Job aan zijn vrienden: “Ja, ik weet het, je hebt gelijk; tegenover God staat niemand in zijn recht, geen mens. Treed je met Hem in het geding, duizend tegen één dat je geen verweer hebt. Zo wijs is Hij en zo sterk, dat niemand Hem ongestraft kan blijven weerstaan. Bergen rukt Hij van hun plaats en ze weten het niet; in zijn toorn stoot Hij ze omver. Hij schudt de aarde: ze trilt, ze wankelt op haar zuilen. Hij beveelt de zon en ze komt niet meer op, Hij dekt de sterren af en ze schijnen niet meer. Hij, en Hij alleen spant het hemelgewelf, legt de geweldige zee aan zijn voeten. Hij schiep de Grote Beer en Orion, de Plejaden en de sterren van het zuiden. Grote, ondoorgrondelijke dingen brengt Hij tot stand, wonderen ontelbaar. Hij gaat voorbij, en ik zie Hem niet, glipt langs mij heen, en ik merk het niet eens. Wanneer Hij toeslaat, wie zal het beletten? Wie zal zeggen: wat doet Gij daar? Hoe kan ik tegen Hem in het krijt treden, naar voren brengen wat ik wil? Al sta ik in mijn recht, ik heb geen verweer; ik kan mijn rechter slechts smeken om genade. Maar Hij luistert niet eens naar mijn roepen, al weet ik zeker dat Hij me hoort.”

Tussenzang (Ps. 88/87)
Refrein: Laat mijn bede doordringen tot U, Heer.
Elke dag, Heer, roep ik om erbarmen, strek mijn handen smekend naar U uit. Doet Gij wonderen voor wie gestorven zijn? Staan er doden op om U te loven?
Wordt uw goedheid in het graf geprezen? Wordt uw trouw ook in het dodenrijk erkend? Ziet men in het land der duisternis uw werken? Aan de oevers der vergetelheid uw gunst?
Toch zal ik U blijven roepen, Heer, elke morgen kom ik met mijn bede. Waarom, Heer, verstoot Gij mij steeds weer, blijft Gij uw gelaat voor mij verbergen?

Vers voor het evangelie (Ps. 111/110, 8ab)
Alleluia. Het werk van de Heer is goed en betrouwbaar, al wat Hij besluit, staat onwrikbaar vast. Alleluia.

Evangelie (Lc. 9, 57-62)
In die tijd zei iemand tot Jezus: “Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.” Jezus sprak tot hem: “De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.” Tot een ander sprak Hij: “Volg Mij.” Deze vroeg: “Heer, laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven.” Jezus zei tot hem: “Laat de doden hun doden begraven; maar gij, ga heen en verkondig het Rijk Gods.” Weer een ander zei: “Ik zal U volgen Heer, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.” Tot hem sprak Jezus: “Wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods.”

Donderdag 4 oktober – H. Franciscus van Assisi

Eerste lezing (Job 19, 21-27)
In die dagen sprak Job aldus: “Vrienden, hebt medelijden met mij, want de hand van God heeft mij geslagen. Waarom mij vervolgen zoals God? Waarom mijn vege lijf niet met rust gelaten? Ach, werden mijn woorden maar opgetekend, ergens in vastgelegd, door een ijzeren stift in een rotssteen gedreven met lood gevuld – tot blijvend getuigenis. Want ik weet: ik ben er zeker van: mijn verdediger leeft, op het laatst zal hij de arena binnentreden. En al ben ik nog zo geschonden, ik zal God zien vanuit dit lichaam. Aan mijn zijde zal ik Hem zien, met eigen ogen; ik sterf haast van verlangen.”

Tussenzang (Ps. 27/26)
Refrein: Ik reken er op nog tijdens mijn leven de weldaden van de Heer te ervaren.
Wil luisteren, Heer, naar mijn roepende stem, heb medelijden en wil mij verhoren. Tot U spreekt mijn hart, naar U zie ik op, uw Aanschijn, Heer, tracht ik te zien.
Wil uw gelaat niet verbergen voor mij, verstoot mij, uw dienaar, niet in uw gramschap, want Gij zijt mijn helper, verjaag mij dus niet.
Ik reken er op nog tijdens mijn leven de weldaden van de Heer te ervaren. Zie uit naar de Heer en houd dapper stand, wees moedig van hart en vertrouw op de Heer.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 27)
Alleluia. Leid mij op de weg van uw bevelen, Heer, dan zal ik uw daden indachtig zijn. Alleluia.

Evangelie (Lc. 10, 1-12)
In die tijd wees de Heer tweeënzeventig leerlingen aan en zond hen twee aan twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen waarheen Hijzelf van plan was te gaan. Hij sprak tot hen: “De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten. Gaat dan, maar zie, Ik zend u als lammeren tussen wolven. Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel en groet niemand onderweg. Laat in welk huis gij ook binnengaat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis! Woont daar een vredelievend mens, dan zal uw vrede op hem rusten, zo niet, dan zal hij op u terugkeren. Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden; want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere. In elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voorgezet, geneest de zieken, die er zijn en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij. In elke stad waar ge binnengaat en niet ontvangen wordt, trekt daar door de straten en zegt: Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft, schudden wij tegen u af. Maar weet dit wel: Het Rijk Gods is nabij. Ik zeg u: Op die dag zal het voor de mensen van Sodom draaglijker zijn dan voor die stad.”

Vrijdag 5 oktober

Eerste lezing (Job 38, 1.12-21; 40, 3-5)
Toen gebeurde het, dat de Heer vanuit de storm antwoord gaf aan Job en sprak: “Hebt ge ooit in uw leven de morgen ontboden, de dageraad zijn plaats gewezen om de uiteinden der aarde te grijpen, zodat de bozen er afgeschud worden? De aarde verandert van aanblik gelijk leem onder een zegel en wordt kleurrijk als een kleed. Dan wordt aan de bozen het licht ontnomen, hun opgeheven arm gebroken. Zijt ge ooit doorgedrongen tot de bronnen der zee of hebt ge gewandeld in de onnaspeurbare diepte van de oceaan? Zijn u de poorten van de dood getoond en hebt ge de poorten der duisternis aanschouwd? Hebt ge enig gedacht over de uiteinden der aarde? Vertel als ge dit alles weet! Waar is de weg naar de verblijfplaats van het licht, en de duisternis, waar heeft die haar plaats, dat ge ze naar hun gebied kunt brengen, ze kunt terugleiden op de paden naar hun huis? Ge weet dat toch, want toen waart ge geboren, en het getal uwer dagen is groot!” En Job antwoordde en sprak tot de Heer: “Zie, ik ben te onbeduidend; wat kan ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. Eenmaal heb ik gesproken, maar ik doe het niet meer; tweemaal, maar verder ga ik niet.”

Tussenzang (Ps. 139/138)
Refrein: Leid mij, Heer, langs beproefde paden.
Gij kent mij, Heer, en Gij doorschouwt mij, Gij ziet mij waar ik ga of sta. Van verre kent Gij mijn gedachten, Gij weet waarom ik bezig ben of rust.
Waar zou ik ooit ontkomen aan uw Geest, waar zou ik mij voor uw Gelaat verbergen? Al stijg ik naar de hemel op: daar zijt Gij reeds, al daal ik in het dodenrijk: Gij zijt aanwezig.
Al leen ik ook de vleugels van de dageraad en strijk ik neer aan gene zijde van de zee: ook daar is het uw hand, die mij blijft leiden, ook daar houdt Gij mij stevig vast.
Want wat er in mij is hebt Gij geschapen, Gij hebt mij als een weefsel in de moederschoot gevormd. Ik dank u voor het wonder van mijn leven, voor alle wonderwerken die Gij hebt gemaakt.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 88)
Alleluia. Wees mij barmhartig en laat mij leven, Heer, dan blijf ik aan wat Gij verordent trouw. Alleluia.

Evangelie (Lc. 10, 13-16)
In die tijd zei Jezus: “Wee u, Chórazin, wee u, Betsaïda ! Tyrus en Sidon zouden reeds lang, neerzittend in zak en as, zich bekeerd hebben, indien bij hen de wonderen waren gebeurd, die bij u hebben plaatsgevonden. Ja, het lot van Tyrus en Sidon zal bij het oordeel beter te dragen zijn dan dat van u. En gij, Kafarnaüm, zult ge soms tot de hemel toe verheven worden? Tot in de onderwereld zult ge neerzinken. Wie naar u luistert, luistert naar Mij; en wie u verstoot, verstoot Mij. Wie Mij verstoot, verstoot Hem, die Mij gezonden heeft.”

Zaterdag 6 oktober – H. Bruno, priester

Eerste lezing (Job. 42, 1-3.5-6.12-17)
Toen gebeurde het, dat Job aan de Heer het volgende antwoord gaf: “Ik heb erkend, dat Gij alle macht hebt, niets wat Gij wilt, wordt U geweigerd. Daarom sprak ik in domheid, over dingen, te wonderbaar voor mijn begrip. Van horen zeggen had ik over U gehoord; maar nu hebben mijn ogen U aanschouwd. Daarom herroep ik mijn woorden en doe ik boete in stof en as.” Toen zegende de Heer Job, meer nog dan tevoren, en hij kreeg veertienduizend schapen, duizend koppel runderen en duizend ezelinnen. Hij kreeg ook zeven zonen en drie dochters. De eerste noemde hij Jemina, de tweede Kesia en de derde Keren-Happuk. Er waren in het hele land geen vrouwen te vinden, zo mooi als de dochters van Job, en hun vader gaf hun een erfdeel evenals aan haar broers. Daarna leefde Job nog honderdveertig jaar, en hij zag zijn kinderen en kleinkinderen tot in het vierde geslacht. Toen stierf Job, hoogbejaard en levensmoe.

Tussenzang (Ps. 119/118)
Refrein: Laat voor uw dienaar uw Aangezicht stralen, Heer.
Verleen mij dan inzicht en wijsheid, want op uw geboden stel ik mijn hoop. De kwelling was mij een weldaad, zo leerde ik wat Gij beschikt.
Rechtvaardig is wat Gij bepaalt, Heer, ik weet het, Gij hebt mij terecht gestraft. Zoals Gij bepaald hebt, zo is het voor immer, want al wat bestaat dient U.
Uw dienaar ben ik, geef mij verstand om wat Gij verordent te kennen. De uitleg van uw woorden geeft klaarheid, schenkt wijsheid aan wie onervaren is.

Vers voor het evangelie (Ps. 130/129, 5)
Alleluia. Op de Heer stel ik mijn hoop, op zijn woord vertrouw ik. Alleluia.

Evangelie (Lc. 10, 17-24)
In die tijd keerden de tweeënzeventig leerlingen vol blijdschap terug en zeiden: “Heer, zelfs de duivels onderwerpen zich aan ons door uw Naam.” Jezus zei hen: “Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen. Ik heb u macht gegeven op slangen en schorpioenen te treden, te heersen over heel de kracht van de vijand; en niets zal u kunnen schaden. Toch moet ge u niet verheugen over het feit, dat de duivels aan u onderworpen zijn, maar verheugt u, omdat uw namen staan opgetekend in de hemel.” Op dat uur jubelde Hij het uit, vervuld van de heilige Geest, en Hij sprak: “Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kinderen. Ja, Vader, zo heeft het U behaagd. Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand weet wie de Zoon is, tenzij de Vader; en wie de Vader is, tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren.” Daarop keerde Hij zich naar zijn leerlingen afzonderlijk en Hij zei tot hen: “Gelukkig de ogen, die zien wat gij ziet. Ik zeg u: Vele profeten en koningen verlangden te zien wat gij ziet, maar zij hebben het niet gezien en te horen wat gij hoort, maar zij hebben het niet gehoord.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”
(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl