Lezingen van de dag: Dagelijks Brood 28 januari – 2 februari 2019

olv-ter-nood-heiloo-opdracht-tempel-maria-lichtmis

Dagelijks Brood is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood: Lezingen van maandag t/m zaterdag 28 januari t/m 2 feruari2019
3e week door het jaar

U kunt deze week downloaden via deze link (PDF)

Maandag 28 januari – H. Thomas van Aquino , priester en kerkleraar

Eerste lezing (Hebr. 9, 15.24-28)

Broeders en zusters, Christus is middelaar van een nieuw verbond: er heeft een sterven plaats gehad dat bevrijding brengt van de zonden, die onder het eerste verbond zijn bedreven; nu kunnen zij die door God geroepen zijn het eeuwig erfdeel ontvangen, dat hun is toegezegd. Want Christus is niet het heiligdom binnengegaan dat – door mensenhanden gemaakt – slechts een symbool is van het waarachtige heiligdom; Hij is de hemel zelf binnengegaan om er nu voor onze zaak bij God present te zijn. Ook hoeft Hij zich daar niet telkens opnieuw te offeren, terwijl de hogepriester, jaar in jaar uit het allerheiligste binnengaat, met bloed dat niet het zijne is. Anders had Christus meerdere malen moeten lijden, vanaf het begin van de wereld; maar in feite is Hij slechts éénmaal verschenen, op het hoogtepunt van de geschiedenis, om door zijn offer de zonden te delgen. Het is het lot van de mens éénmaal te sterven en daarna komt het oordeel; zo is ook Christus éénmaal geofferd, omdat Hij de zonden van allen op zich had genomen; als Hij een tweede maal verschijnt zal het zijn los van de zonde, om heil te brengen aan allen, die naar Hem uitzien.

Tussenzang (Ps. 98/97)

Refrein: Zingt voor de Heer een nieuw gezang, omdat Hij wonderen deed.
Zingt voor de Heer een nieuw gezang, omdat Hij wonderen deed. Zijn hand deed zich krachtig gelden, de macht van zijn heilige arm.
Zijn weldaden deed Hij ons kennen, de volkeren zijn gerechtigheid. Opnieuw bleek zijn goedheid en trouw ten gunste van Israëls huis.
Geheel de aarde aanschouwde wat onze God voor ons deed. Verheerlijkt de Heer, alle landen, weest blij, verheugt u en zingt.
Zingt voor de Heer bij de citer, met citer en psalterspel. Laat schallen trompet en bazuin en danst voor de Heer, uw koning.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 135)

Alleluia. Laat voor uw dienaar uw Aangezicht stralen, Heer, laat mij uw beschikkingen zien. Alleluia.

Evangelie (Mc. 3, 22-30)

In die tijd zeiden de schriftgeleerden over Jezus dat Beëlzebub in Hem huisde en dat Hij door middel van de vorst der duivels de duivels uitdreef. Jezus riep hen bij zich en sprak tot hen in gelijkenissen: “Hoe kan de ene satan de andere uitdrijven? Wanneer een rijk innerlijk verdeeld is kan dat rijk geen stand houden. Wanneer een huis innerlijk verdeeld is, zal dat huis geen stand kunnen houden. En wanneer de satan opstaat tegen zichzelf en verdeeld is, kan hij geen stand houden, maar is zijn einde gekomen. Bovendien, niemand kan binnendringen in het huis van een sterke om zijn huisraad te roven als hij niet eerst die sterke heeft gebonden. Dan pas kan hij zijn huis leeghalen. Voorwaar, Ik zeg u: alle zonden zullen aan de mensen vergeven worden, ook alle godslasteringen, die zij uitgesproken hebben, maar als iemand lastert tegen de heilige Geest, krijgt hij in eeuwigheid geen vergiffenis; hij is bezwaard met een eeuwig blijvende zonde.” Dit omdat zij gezegd hadden: er huist een onreine geest in Hem.

Dinsdag 29 januari

Eerste lezing (Hebr. 10, 1-10)

Broeders en zusters, de wet laat van de goede dingen die komen moesten slechts een schaduw zien, niet hun ware gedaante. Daarom kan zij onmogelijk door het jaarlijks opdragen van steeds weer dezelfde offers de deelnemers aan haar cultus tot volmaaktheid brengen. Anders had men die offerdienst wel gestaakt: men zou zich immers eens voor al gereinigd weten en bevrijd van schuldgevoel. Maar deze offers moeten juist ieder jaar opnieuw de gedachte aan de zonden levendig houden; het is ook uitgesloten dat het bloed van stieren en bokken zonden zou wegnemen. Daarom zegt Christus dan ook, als Hij in de wereld komt: “Slachtoffers en gaven hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt voor mij een lichaam bereid. Brandoffers en zoenoffers konden U niet behagen. Toen zei ik: Hier ben ik. Zoals er in de boekrol over mij geschreven staat, Ik ben gekomen, o God, om uw wil te doen.” Eerst zegt Hij: Slachtoffers en gaven, brandoffers en zoenoffers hebt Gij niet gewild, die konden U niet behagen, hoewel de wet voorschrijft dat ze gebracht moeten worden. En dan zegt Hij: Hier ben ik, ik ben gekomen om uw wil te doen. Hij schaft dus het eerste af om het tweede te laten gelden. Door die wil zijn wij geheiligd, eens voor al, door het offer van het lichaam van Jezus Christus.

Tussenzang (Ps. 40/39)

Refrein: Ik kom, Heer, om uw wil te doen.
Met groot vertrouwen heb ik op de Heer gehoopt, Hij heeft zich tot mij neergebogen, mijn geroep verhoord. Hij legde in mijn mond een nieuw gezang, een lied voor onze God.
Geschenk en offerande hebt Gij nooit verlangd, maar wel hebt Gij mijn oren voor uw stem geopend. Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij; dus zei ik: ja, ik kom.
In de bijeenkomsten heb ik gerechtigheid gepredikt, mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het. Ik hield uw weldaden niet in mijn hart verborgen, uw trouw, uw bijstand maakte ik bekend.

Vers voor het evangelie (Ps. 130/129, 5)

Alleluia. Op de Heer stel ik mijn hoop, op zijn woord vertrouw ik. Alleluia.

Evangelie (Mc. 3, 31-35)

Eens kwamen Jezus’ moeder en zijn broeders, en terwijl zij buiten bleven staan, stuurden ze iemand naar Hem toe om Hem te roepen. Er zat veel volk om Hem heen, dat het bericht doorgaf: “Uw moeder en uw broeders daarbuiten vragen naar U.” Hij gaf hun ten antwoord: “Wie is mijn moeder, wie zijn mijn broeders?” En terwijl Hij zijn blik liet gaan over de mensen, die in een kring om Hem heen zaten zei Hij: “Ziehier mijn moeder en mijn broeders. Want mijn broeder en mijn zuster en mijn moeder zijn zij, die de wil van God volbrengen.”

Woensdag 30 januari

Eerste lezing (Hebr. 10, 11-18)

Broeders en zusters, iedere priester verricht dagelijks staande de dienst en draagt telkens weer dezelfde offers op die nooit de zonden kunnen wegnemen. Christus daarentegen is voor altijd gezeten aan de rechterhand van God na één enkel offer voor de zonden te hebben gebracht, nog slechts wachtend op het ogenblik dat zijn vijanden worden gemaakt tot een voetbank voor zijn voeten. Want door één offer heeft Hij voor altijd hen die zich laten heiligen tot volmaaktheid gebracht. We hebben hiervoor ook het getuigenis van de heilige Geest. Eerst zegt Hij: “Dit is het verbond dat Ik met hen zal sluiten, na die dagen zegt de Heer: Ik zal mijn wetten in hun hart leggen. Ik grif ze in hun geest.” En hieraan voegt Hij toe: “Ik zal hun zonden en ongerechtigheden niet langer gedenken.” En waar deze vergeven zijn is geen zoenoffer meer nodig.

Tussenzang (Ps 110/109)

Refrein: Gij zijt voor eeuwig priester als Melchisédek.
De Heer sprak tot mijn heer: zit aan mijn rechterhand; lk leg uw vijanden als voetbank voor uw voeten.
Uit Sion reikt de Heer de scepter van uw macht; regeer te midden van uw tegenstanders.
Uw volk staat om u heen in blanke wapenrusting, de jongemannen op het veld als morgendauw.
Gezworen heeft de Heer, het zal Hem niet berouwen: Gij zijt voor eeuwig priester als Melchisédek.

Vers voor het evangelie (Ps. 145/144, 13cd)

Alleluia. Waarachtig is God in al zijn woorden en heilig in al wat Hij doet. Alleluia.

Evangelie (Mc. 4, 1-20)

In die tijd begon Jezus te leren aan de oever van het meer. Zeer veel volk verzamelde zich bij Hem, zodat Hij in een boot die op het water lag moest stappen om daar plaats te nemen, terwijl al het volk zich langs het meer op het land bevond. Hij leerde hun vele dingen door middel van gelijkenissen, en in zijn onderrichting zei Hij tot hen: “Luistert. Eens ging een zaaier uit om te zaaien. Toen hij aan het zaaien was viel een gedeelte op de weg en de vogels kwamen het opeten. Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken waar het niet veel aarde had, het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag. Maar toen de zon was opgekomen kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel. Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op zodat het zaad verstikte en geen vrucht opleverde. Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond en doordat het opschoot en zich ontwikkelde, leverde het vrucht op en bracht het dertig-, zestig- en honderdvoudige voort.” En Hij voegde er aan toe: “Wie oren heeft om te horen, hij luistere.” Toen Hij weer alleen was stelde zijn omgeving, ook de twaalf, Hem vragen omtrent de gelijkenissen. Hij antwoordde hun: “Aan u is het geheim van het Rijk Gods geschonken maar zij die erbuiten staan, krijgen alles in gelijkenissen, opdat zij wel scherp kijken met hun ogen, maar niet zien, en wel luisteren met hun oren, maar niet verstaan, opdat zij zich niet zouden bekeren en vergiffenis krijgen.” En Hij vervolgde: “Begrijpt ge deze gelijkenis niet? Hoe zult ge dan alle gelijkenissen verstaan? De zaaier zaait het woord. Die op de weg – waar het woord gezaaid wordt – zijn de mensen bij wie als zij het gehoord hebben, terstond de satan komt en het woord wegrooft dat gezaaid ligt in hun binnenste. Op dezelfde manier zijn zij die op de rotsachtige plekken gezaaid worden de mensen die als zij het woord gehoord hebben, het terstond met blijdschap opnemen, maar zij hebben geen wortel geschoten, leven bij het ogenblik, en als zij omwille van het woord onderdrukt of vervolgd worden, komen zij onmiddellijk ten val. Die tussen distels gezaaid worden zijn weer anderen, die het woord wel gehoord hebben, maar wanneer de zorgen van de wereld, de begoocheling van de rijkdom en de begeerten naar al het andere binnendringen, verstikken deze het woord en zo blijft het zonder vrucht. De in de goede grond gezaaiden zijn de mensen die het woord horen, het in zich opnemen en vrucht dragen: dertig-, zestig- en honderdvoudig.”

Donderdag 31 januari – H. Johannes (Don) Bosco, priester

Eerste lezing (Hebr. 10, 19-25)

Broeders en zusters, door het bloed van Jezus hebben wij vrije toegang gekregen tot het heiligdom. In zijn eigen lichaam heeft Hij voor ons de nieuwe, levende weg gebaand, dwars door het voorhangsel heen. We hebben nu ‘die grote priester die over het huis van God is aangesteld’. Laten we dan dichterbij komen, maar met een oprecht hart en in de volle overtuiging van ons geloof, ons hart rein gesprenkeld van alle schuldbesef, ons lichaam gewassen met zuiver water. Laten wij onwrikbaar vasthouden aan de belijdenis van onze hoop, want Hij die de beloften deed is betrouwbaar. Laten we elkaar in het oog houden om met elkaar te wedijveren in liefde en daden van liefde. Wij moeten niet wegblijven van onze bijeenkomsten, zoals sommigen gewoon zijn te doen, laten wij elkaar moed inspreken, en dit te meer naarmate gij de grote dag dichterbij ziet komen.

Tussenzang (Ps. 24/23)

Refrein: Dit is het geslacht dat zich richt tot de Heer, dat staat voor het aanschijn van Jakobs God.
Aan God hoort de aarde en al wat er op is, de aardschijf en al wat daar woont; want Hij heeft haar op het water gegrondvest, haar vastgelegd op de zee.
Wie zal beklimmen de berg van de Heer, wie in zijn heiligdom staan? Die rein is van handen en zuiver van hart, zijn zinnen niet zet op wat kwaad is.
Hij zal door de Heer gezegend worden, beloond door God, zijn verlosser. Zo doet het geslacht dat zich richt tot Hem, dat staat voor het aanschijn van Jakobs God.

Vers voor het evangelie (cf. Hand 16, 14b)

Alleluia. Maak ons hart ontvankelijk, Heer, en dat wij ons richten naar het woord van uw Zoon. Alleluia.

Evangelie (Mc. 4, 21-25)

In die tijd zei Jezus tot de menigte: “Komt er soms een lamp, om onder de korenmaat of onder de rustbank gezet te worden of juist om op de standaard te worden geplaatst? Niets is verborgen dat niet openbaar gemaakt zal worden, en niets is geheim dat niet aan het licht zal komen. Als iemand oren heeft om te horen, hij luistere.” Verder zei Hij: “Let op wat gij hoort. De maat die gij gebruikt zal men ook voor u gebruiken, zelfs een toemaat zal men u geven. Aan wie heeft zal gegeven worden, maar wie niet heeft hem zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft.”

Vrijdag 1 februari

Eerste lezing (Hebr. 10, 32-39)

Broeders en zusters, herinnert u de dagen van vroeger, toen gij het licht hebt ontvangen en aanstonds een zware proef van lijden moest doorstaan. Sommigen van u werden openlijk gehoond en vervolgd, terwijl anderen hen trouw in hun nood hebben bijgestaan. Want ge zijt solidair gebleven met hen die gearresteerd waren. Gij hebt zelfs blijmoedig verdragen dat men uw bezittingen in beslag nam. Ge waart u immers bewust iets te bezitten dat meer waard is en dat nooit verloren gaat. Gooit dat vertrouwen nu niet overboord, het wordt zo rijk beloond! Wat ge nodig hebt is volharding, om Gods wil te doen en de beloften binnen te halen. Want, zegt de Schrift: “Nog een heel korte tijd en Hij die komen moet zal komen, zonder uitstel. Mijn rechtvaardige zal door trouw geloof zijn leven redden, maar wie terugdeinst kan Mij niet behagen.” Maar wij behoren niet tot hen die terugdeinzen en verloren gaan, wij hebben geloof en winnen door geloof het leven.

Tussenzang (Ps. 37/36)

Refrein: Het heil van de vromen komt van de Heer.
Vertrouw op de Heer en doe wat goed is, dan zult gij veilig uw land bewonen. Zoek uw geluk bij de Heer, Hij geeft wat uw hart begeert.
Vertrouw aan de Heer uw levensweg toe, verlaat u op Hem, Hij zal er voor zorgen. Uw eerzaamheid zal als de dageraad stralen, uw recht als de middagzon.
De tred van de mens krijgt zijn kracht van God, zijn weg wordt bewaakt door de Heer. Ook als hij struikelt zal hij niet vallen, want God ondersteunt zijn hand.
Het heil van de vromen komt van de Heer, Hij is hun toevlucht in tijden van kwelling. De Heer staat hen bij en bevrijdt hen, Hij redt die zich tot Hem wenden.

Vers voor het evangelie (Mt. 4, 4b)

Alleluia. Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt. Alleluia.

Evangelie (Mc. 4, 26-34)

In die tijd zei Jezus tot de menigte: “Het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land bezaait, hij slaapt en staat op, ‘s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe. Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de groene halm, dan de aar, dan het volgroeide graan in de aar. Zodra de vrucht het toelaat slaat hij er de sikkel in, want het is tijd voor de oogst.” En verder: “Welke vergelijking kunnen we vinden voor het Rijk Gods en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen? Het lijkt op een mosterdzaadje. Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde, maar eenmaal gezaaid schiet het op en het wordt groter dan alle tuingewassen, en het krijgt grote takken, zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.” In vele dergelijke gelijkenissen verkondigde Hij hun zijn leer op de wijze, die zij konden verstaan. Anders dan in gelijkenissen sprak Hij niet tot hen, maar eenmaal met zijn leerlingen alleen, gaf Hij van alles uitleg.

Zaterdag 2 februari Opdracht van de Heer, feest (Maria Lichtmis)

Eerste lezing (Mal. 3, 1-4)

Dit zegt de Heer God: Ik zend mijn gezant voor Mij uit om voor Mij de weg te banen. En aanstonds treedt dan de Heer zijn heiligdom binnen, de Heer die gij zoekt, de engel van het verbond, naar wie gij verlangend uitziet. Let op, Hij komt, zegt de Heer van de hemelmachten. Maar wie kan de dag van zijn komst verdragen? Wie zal er staande blijven wanneer Hij verschijnt? Want Hij is als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers. Hij zet zich neer om het zilver te smelten en te zuiveren, om de levieten te zuiveren en hen, als goud en zilver, te louteren, zodat zij de Heer weer op de vereiste wijze offergaven kunnen brengen. Dan zal het offer van Juda en Jeruzalem de Heer weer behagen, zoals in het verleden, in de voorbije jaren.

Of:

Eerste lezing (Hebr. 2, 14-18)

Broeders en zusters, de kinderen van één familie hebben deel aan hetzelfde vlees en bloed; daarom heeft Jezus ons bestaan willen delen, om door zijn dood de vorst van de dood, de duivel, te onttronen en om hen te bevrijden, die door de vrees voor de dood heel hun leven aan onvrijheid onderworpen waren. Want het zijn niet de engelen wier lot Hij zich aantrekt, maar de nakomelingen van Abraham. Vandaar dat Hij in alles aan zijn broeders gelijk moest worden, om als een medelijdend en getrouw hogepriester hun belangen bij God te behartigen en de zonden van het volk uit te boeten. Omdat Hij zelf de proef van het lijden doorstaan heeft, kan Hij allen helpen die beproefd worden.

Tussenzang (Ps. 24/23)

Refrein: De Heer van de hemelse machten, Hij is de Koning der glorie!
Poorten, heft uw kroonlijsten op, gaat open, aloude deuren, de Koning der glorie moet binnengaan.
Wie is deze Koning der glorie? De Heer, de sterke, de machtige, de Heer, de held in de strijd.
Poorten, heft uw kroonlijsten op, gaat open, aloude deuren, de Koning der glorie moet binnengaan.
Wie is deze Koning der glorie? De Heer van de hemelse machten, Hij is de Koning der glorie.

Vers voor het evangelie (Lc. 2, 32)

Alleluia. Een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël. Alleluia.

Evangelie (Lc. 2, 22-40)

Toen de tijd aanbrak waarop Maria en het kind volgens de Wet van Mozes gereinigd moesten worden, brachten zijn ouders Jezus naar Jeruzalem om Hem aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de Wet des Heren: elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toegeheiligd, en om volgens de bepalingen van de Wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven. Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man, die Israëls vertroosting verwachtte, en de heilige Geest rustte op hem. Hij had een godsspraak ontvangen van de heilige Geest, dat de dood hem niet zou treffen, voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, nam Simeon het kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: “Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël.” Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd. Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder: “Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden, en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.” Er was ook een profetes, Hanna, een dochter van Fanuël, uit de stam van Aser. Zij was hoogbejaard en na haar jeugd had zij zeven jaren met haar man geleefd. Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar. Ze verbleef voortdurend in de tempel en diende God dag en nacht door vasten en gebed. Op dit ogenblik kwam zij naderbij, dankte God en sprak over het kind tot allen, die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten. Toen zij alle voorschriften van de Wet des Heren vervuld hadden, keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazaret terug. Het kind groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods rustte op Hem.

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”
(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl