Lezingen van de dag: Dagelijks Brood 21 – 26 januari 2019

olv-ter-nood-heiloo-heilige-paulus

Dagelijks Brood is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood: Lezingen van maandag t/m zaterdag 21 – 26 januari 2019
2e week door het jaar

U kunt deze week downloaden via deze link (PDF)

Maandag 21 januari – H. Agnes, maagd en martelares

Eerste lezing (Hebr. 5, 1-10)

Broeders en zusters, elke hogepriester wordt genomen uit de mensen en aangesteld voor de mensen om hen te vertegenwoordigen bij God en om gaven en offers op te dragen voor de zonden. Hij is in staat onwetenden en dwalenden geduldig te verdragen daar hij ook zelf aan zwakheid onderhevig is; daarom moet hij als hij offers voor de zonden opdraagt, evengoed aan zijn eigen zonden denken als aan die van het volk. En niemand kan zich die waardigheid aanmatigen: men moet evenals Aäron door God geroepen worden. Ook Christus heeft zichzelf niet de eer van het hogepriesterschap toegekend, dat heeft God gedaan die Hem zei: “Gij zijt mijn zoon, Ik heb U heden verwekt.” En elders zegt Hij: “Gij zijt priester voor eeuwig, op de wijze van Melchisédek.” In de dagen van zijn sterfelijk leven heeft Hij onder luid geroep en geween gebeden en smekingen opgedragen aan God, die Hem uit de dood kon redden. Om zijn vroomheid is Hij verhoord: hoewel Hij Gods Zoon was heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd, en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, oorzaak geworden van eeuwig heil, door God uitgeroepen tot hogepriester op de wijze van Melchisédek.

Tussenzang (Ps. 110/109)

Refrein: Gij zijt eeuwig priester als Melchisédek.
De Heer sprak tot mijn heer: zit aan mijn rechterhand, Ik leg uw vijanden als voetbank voor uw voeten. Uit Sion reikt de Heer de scepter van uw macht; regeer te midden van uw tegenstanders.
Uw volk staat om u heen in blanke wapenrusting, de jongemannen op het veld als morgendauw. Gezworen heeft de Heer, het zal Hem niet berouwen: Gij zijt voor eeuwig priester als Melchisédek.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 18)

Alleluia. Ontsluit mijn ogen om te aanschouwen, Heer, de heerlijkheid van uw wet. Alleluia.

Evangelie (Mc. 2, 18-22)

Toen de leerlingen van Johannes en de Farizeeën eens een vastendag hielden, kwam men Jezus vragen: “Waarom vasten de leerlingen van Johannes en die van de Farizeeën wel, maar uw leerlingen niet?” Jezus sprak tot hen: “Kunnen dan de vrienden van de bruidegom vasten zolang de bruidegom bij hen is? Zolang zij de bruidegom in hun midden hebben kunnen ze niet vasten. Er zullen echter dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen en dan, in die tijd, zullen ze vasten. Niemand naait een verstellap van ongekrompen stof op een oud kleed. Anders trekt het ingezette stuk eraan, het nieuwe stuk aan het oude, en de scheur wordt nog groter. En niemand doet jonge wijn in oude zakken, anders doet de wijn de zakken bersten en de wijn gaat verloren met de zakken. Neen, jonge wijn in nieuwe zakken.”

Dinsdag 22 januari

Eerste lezing (Hebr. 6, 10-20)

Broeders en zusters, God is rechtvaardig, Hij kan niet vergeten wat gij uit liefde voor zijn Naam hebt gedaan: al de diensten, die gij de heiligen hebt bewezen en nog bewijst. Maar ik zou wensen, dat ieder van u dezelfde vurige ijver blijft tonen, totdat uw hoop geheel in vervulling is gegaan. Ge moogt niet lui worden, maar ge moet een voorbeeld nemen aan hen, die door geloof en geduld deel krijgen aan de beloften. Toen God aan Abraham zijn belofte deed, zwoer Hij bij zichzelf daar Hij niemand boven zich had om bij te zweren: “Ik beloof dat Ik u zal zegenen en uw nageslacht talrijk zal maken.” Abraham heeft dan ook gekregen wat hem beloofd was, na lang en geduldig wachten. Mensen zweren bij een hogere macht, en de eed is voor hen de hoogste vorm van bevestiging, die alle tegenspraak moet uitsluiten. En zo heeft God met een eed voor zijn belofte willen instaan, om de erfgenamen van de belofte nog duidelijker te tonen hoe onwrikbaar vast zijn besluit was. God heeft dus twee onherroepelijke daden gesteld, die het Hem onmogelijk maken ons te bedriegen, en ons, vluchtelingen, sporen ze krachtig aan ons vast te klampen aan de hoop op het heil. De hoop is het veilige en vaste anker van onze ziel. Zij dringt door, binnen het heiligdom waar Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan nu Hij voor eeuwig hogepriester is geworden op de wijze van Melchisédek.

Tussenzang (Ps. 111/110)

Refrein: Altijd herinnert de Heer zich zijn verbond.
Of: Alleluia.
De Heer wil ik danken uit heel mijn hart, te midden der vromen, voor heel de gemeente. Geweldig is alles wat Hij verricht, de aandacht boeiend van elk die het nagaat.
Wonderen deed Hij om nooit te vergeten, minzaam en liefdevol toont zich de Heer. Voedsel geeft Hij aan die Hem vereren, altijd herinnert Hij zich zijn verbond.
Hij heeft zijn volk verlossing gebracht, voor eeuwig met hen zijn verbond gesloten, heilig en hooggeëerd is zijn Naam, in eeuwigheid moet men Hem loven.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 27)

Alleluia. Leid mij op de weg van uw bevelen, Heer, dan zal ik uw daden indachtig zijn. Alleluia.

Evangelie (Mc. 2, 23-28)

Eens ging Jezus op een sabbat door de korenvelden en zijn leerlingen begonnen onder het gaan aren te plukken. De Farizeeën zeiden tot Hem: “Waarom doen ze op sabbat iets wat niet geoorloofd is?” Hij gaf hun ten antwoord: “Hebt gij nooit gelezen wat David deed, toen hij gebrek had en hij en zijn metgezellen honger kregen? Hoe hij onder de hogepriester Abjatar het huis van God binnenging en van de toonbroden at, die alleen de priesters mogen eten, en hoe hij er ook van gaf aan zijn metgezellen?” En Hij voegde er aan toe: “De sabbat is gemaakt om de mens maar niet de mens om de sabbat. De Mensenzoon is dus Heer ook van de sabbat.”

Woensdag 23 januari

Eerste lezing (Hebr. 7, 1-3.15-17)

Broeders en zusters, Melchisédek, koning van Salem, priester van God de Allerhoogste, kwam Abraham tegemoet, toen hij de koningen verslagen had en hij zegende hem, en Abraham gaf hem van alles een tiende deel. De naam Melchisédek betekent vooreerst ‘koning van gerechtigheid’; vervolgens is hij koning van Salem, dat is ‘vredevorst’. Hij heeft geen vader, geen moeder, geen stamboom, zijn leven heeft begin noch einde. Hij lijkt op de Zoon van God, Hij blijft voor altijd priester. Dit alles wordt nog veel duidelijker wanneer wij bedenken, dat als evenbeeld van Melchisédek een nieuwe priester opstaat, die priester is geworden niet op grond van een wettelijk vereiste afstamming, maar uit kracht van een onvergankelijk leven. Want op Hem slaat het getuigenis: Gij zijt voor eeuwig priester op de wijze van Melchisédek.”

Tussenzang (Ps. 110/109)

Refrein: Gij zijt eeuwig priester als Melchisédek.
De Heer sprak tot mijn heer: zit aan mijn rechterhand, Ik leg uw vijanden als voetbank voor uw voeten.
Uit Sion reikt de Heer de scepter van uw macht, regeer te midden van uw tegenstanders.
Uw volk staat om u heen in blanke wapenrusting, de jongemannen op het veld als morgendauw. Gezworen heeft de Heer, het zal Hem niet berouwen: Gij zijt voor eeuwig priester als Melchisédek.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 34)

Alleluia. Geef mij begrip om uw wet na te leven, Heer, om haar te volgen met heel mijn hart. Alleluia.

Evangelie (Mc. 3, 1-6)

In die tijd ging Jezus naar de synagoge waar een man aanwezig was met een verschrompelde hand. De Farizeeën hielden Hem in het oog om te zien of Hij hem op sabbat zou genezen, met de bedoeling Hem daarvan te beschuldigen. Hij zei nu tot de man met de verschrompelde hand: “Kom in het midden staan.” Daarop stelde Hij hun de vraag: “ls het niet eerder geoorloofd op sabbat goed te doen dan kwaad, iemand te redden dan te doden?” Maar zij zwegen. Toen liet Hij toornig, maar tegelijkertijd bedroefd om de verstoktheid van hun hart zijn blik rondgaan en zei tot de man: “Steek uw hand uit.” Hij stak zijn hand uit en deze was weer gezond. De Farizeeën gingen naar buiten en aanstonds smeedden zij met de Herodianen plannen om Hem uit de weg te ruimen.

Donderdag 24 januari – H. Franciscus van Sales, bisschop en kerkleraar

Eerste lezing (Hebr. 7, 25-8, 6)

Broeders en zusters, Christus is in staat hen, die door zijn tussenkomst God naderen, voor altijd te redden daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. Zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: een die heilig is, schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars, hoog verheven boven de hemelen. Hij hoeft ook niet zoals de hogepriesters, elke dag opnieuw eerst voor zijn eigen zonden offers op te dragen en daarna voor die van het volle, want dit heeft Hij eens voor al gedaan toen Hij zichzelf ten offer bracht. De wet stelt als hogepriester mensen aan, met zwakheid behept, maar de eed die uitgesproken is ná de wetgeving wijst de Zoon aan, die volmaakt is in eeuwigheid. De kern van ons betoog is nu dat wij zulk een hogepriester hebben. Gezeten ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemel bedient Hij het waarachtige heiligdom, de tent die is opgeslagen door de Heer en niet door een mens. Iedere hogepriester heeft tot taak gaven en offers op te dragen, daarom moet ook Deze iets hebben om te offeren. Verbleef Hij op aarde, dan was Hij niet eens priester, daar er al priesters aanwezig zijn, die de door de wet voorgeschreven gaven offeren, hoewel deze priesters dienst verrichten in een heiligdom, dat slechts een kopie en een schaduw is van de hemelse werkelijkheid. Toen Mozes de tent ging vervaardigen werd hem dan ook van Godswege gezegd: “Zorg dat gij alles maakt volgens het model dat u op de berg is getoond.” In feite echter is de bediening, die Jezus is ten deel gevallen veel verhevener, evenals het verbond waarvan Hij de middelaar is en de beloften waarop het berust.

Tussenzang (Ps. 40/39)

Refrein: Ik kom, Heer, om uw wil te doen.
Geschenk en offerande hebt Gij nooit verlangd, maar wel hebt Gij mijn oren voor uw stem geopend. Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij; dus zei ik: ja, ik kom, zoals van mij geschreven staat.
Uw wil te doen, mijn God, dat is mijn vreugde, uw wet is in mijn hart gegrift. In de bijeenkomsten heb ik gerechtigheid gepredikt, mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het. Laar hen juichen en verheugd zijn, die U zoeken, en roepen: glorie aan de Heer, die uitzien naar uw hulp.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118), 36a.29b)

Alleluia. Mijn hart zij gericht op wat Gij verordent, Heer, geef mij uw wet als gids. Alleluia.

Evangelie (Mc. 3, 7-12)

In die tijd trok Jezus met zijn leerlingen weg in de richting van het meer, maar een grote volksmenigte uit Galilea ging Hem achterna. Er kwamen ook vele mensen uit Judea, Jeruzalem, Iduméa, uit het Overjordaanse en uit de streek rond Tyrus en Sidon tot Hem, omdat ze hoorden wat Hij allemaal deed. Hij droeg zijn leerlingen op te zorgen dat er een bootje voor Hem bij de hand was, als voorzorg tegen het opdringen van de menigte. Want Hij had er velen genezen, met het gevolg dat allen, die aan kwalen leden op Hem aandrongen om Hem aan te raken. Zelfs de onreine geesten vielen als zij Hem zagen, voor Hem neer en schreeuwden: “Gij zijt de Zoon van God.” Maar Hij verbood hun nadrukkelijk Hem bekend te maken.

Vrijdag 25 januari – Bekering van de heilige apostel Paulus

Eerste lezing (Hand. 22, 3-16)

In die dagen zei Paulus tot het volk: “Ik ben een jood, geboren te Tarsus in Cilicië, maar hier in deze stad grootgebracht en aan de voeten van Gamaliël opgevoed volgens de strenge opvattingen van de voorvaderlijke Wet. Ik was een ijveraar voor God zoals gij allen heden zijt en ik heb deze Weg vervolgd ten dode toe, mannen en vrouwen in boeien geslagen en in de gevangenis geworpen, zoals trouwens de hogepriester en de hele raad der oudsten van mij kunnen getuigen. Met brieven van hen trok ik naar de broeders in Damascus om ook de mensen daar geboeid naar Jeruzalem te voeren en te laten bestraffen. Maar onderweg, toen ik al dicht bij Damascus was, omstraalde mij rond het middaguur plotseling een fel licht uit de hemel. Ik viel ter aarde en ik hoorde een stem tot mij zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij? Ik antwoordde: Wie zijt Gij, Heer? Hij hernam: Ik ben Jezus van Nazaret, die gij vervolgt. Mijn metgezellen zagen wel het licht, maar hoorden niet de stem van Hem die mij toesprak. Ik zei: Wat moet ik doen, Heer? En de Heer weer tot mij: Sta op en vervolg uw reis naar Damascus, daar zal men u alles zeggen wat gij te doen hebt. Omdat ik echter niet zien kon tengevolge van de schittering van het licht, werd ik door mijn gezellen bij de hand geleid en zo kwam ik in Damascus aan. Een zekere Ananias, een wetgetrouw man die om zijn goede naam en faam bekend staat bij alle joodse ingezetenen, kwam mij bezoeken, ging vóór mij staan en sprak: Saul, broeder, word weer ziende! Op hetzelfde ogenblik zag ik hem staan. Toen zei hij: De God van onze vaderen heeft u voorbestemd om zijn wil te leren kennen, de Rechtvaardige te zien en een stem uit diens mond te horen, omdat gij voor Hem bij alle mensen zult moeten getuigen van wat ge gezien en gehoord hebt. Wat aarzelt gij dan nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen onder aanroeping van zijn Naam.”

Of:

Eerste lezing (Hand. 9, 1-22)

In die dagen ging Saulus, wiens ziedende woede nog steeds de leerlingen van de Heer met de dood bedreigde, naar de hogepriester aan wie hij brieven vroeg voor de synagogen in Damascus, om er alle aanhangers van de Weg die hij zou vinden, mannen zowel als vrouwen, gevangen naar Jeruzalem te mogen voeren. Toen hij op zijn tocht Damascus naderde, omstraalde hem plotseling een licht uit de hemel. Hij viel ter aarde en hoorde een stem die hem zei: “Saul, Saul, Waarom vervolgt gij Mij?” Hij sprak: “Wie zijt gij Heer?” Hij antwoordde: “Ik ben Jezus, die gij vervolgt. Maar sta op en ga de stad in, daar zal iemand u zeggen wat ge doen moet.” Zijn reisgezellen stonden sprakeloos, want zij hoorden wel de stem, maar zagen niemand. Saulus stond van de grond op, maar hoewel zijn ogen open waren, zag hij niets. Zij namen hem dus bij de hand en brachten hem Damascus binnen. Drie dagen lang kon hij niet zien en at of dronk hij niet. Nu woonde er in Damascus een leerling die Ananias heette en tot hem sprak de Heer in een visioen: “Ananias.” Hij antwoordde: “Hier ben ik, Heer.” De Heer vervolgde: “Begeef u naar de Rechte Straat en vraag in het huis van Judas naar Saulus van Tarsus, hij is juist in gebed.” Deze zag reeds in een visioen een man, Ananias, binnenkomen en hem de handen opleggen opdat hij weer zou zien. Maar Ananias wierp tegen: “Heer, ik heb van velen gehoord hoeveel kwaad die man uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. Ook hier heeft hij van de hogepriesters volmacht om allen, die uw Naam aanroepen, in boeien te slaan.” De Heer beval hem: “Ga, want die man is mijn uitverkoren werktuig om mijn Naam uit te dragen onder heidenen en koningen en onder de zonen van Israël. Ik zal hem laten zien hoeveel hij om mijn Naam moet lijden.” Toen begaf Ananias zich naar het huis, trad binnen en legde hem de handen op met de woorden: “Saul, broeder, de Heer heeft mij gezonden, Jezus die u op de weg hierheen verschenen is, opdat ge weer zien moogt en vervuld moogt worden van de heilige Geest.” Op hetzelfde ogenblik vielen hem als het ware de schellen van de ogen. Hij zag weer en terstond liet hij zich dopen. Hij nam voedsel tot zich en kwam weer op krachten. Enige tijd bleef hij bij de leerlingen in Damascus. Terstond begon hij in de synagoge Jezus te prediken en zei: “Deze is de Zoon Gods.” Alle toehoorders stonden verbaasd en zeiden: “Is dat niet de man, die in Jeruzalem de belijders van deze Naam uitroeide, en is hij niet hier gekomen om hen geboeid naar de hogepriesters te voeren?” Maar Saulus werd met steeds groter kracht bezield en bracht de joden die in Damascus woonden in verwarring door te bewijzen: Deze is de Messias.

Tussenzang (Ps. 117/116)

Refrein: Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping. (Mc. z6, 15).
Of: Alleluia.
Looft nu de Heer, alle naties der aarde, huldigt de Heer, alle volken rondom.
Omdat Hij bij ons zijn goedheid getoond heeft; de trouw van de Heer houdt in eeuwigheid stand.

Vers voor het evangelie (Joh. 15, 16)

Alleluia. Ik heb u uitgekozen en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen, die blijvend mogen zijn. Alleluia.

Evangelie (Mc. 16, 15-18)

In die tijd verscheen Jezus aan de elf en zei: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping. Wie gelooft en gedoopt is zal gered worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen: in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken, slangen opnemen, zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen; en als ze aan zieken de handen opleggen zullen dezen genezen zijn.”

Zaterdag 26 januari – HH. Timoteüs en Titus, bisschoppen

Eerste lezing (2 Tim. 1, 1-8)

Van Paulus, apostel van Christus Jezus door de wil van God, volgens de belofte van het leven dat in Christus Jezus is, aan Timóteüs, zijn geliefd kind. Genade, barmhartigheid en vrede voor u vanwege God de Vader en onze Heer Christus Jezus! Het is met dankbaarheid jegens God, die ik evenals mijn voorouders met een zuiver geweten tracht te dienen, dat ik uw naam noem in mijn gebeden, zonder ophouden, dag en nacht. Als ik denk aan uw tranen, verlang ik vurig u weer te zien om weer helemaal gelukkig te zijn. En uw ongeveinsd geloof komt mij voor de geest, dat geloof dat eerst uw grootmoeder Loïs en uw moeder Eunike bezield heeft en nu ook, daarvan ben ik zeker, leeft in u. Vergeet dus niet het vuur aan te wakkeren van Gods genade, die in u is door de oplegging van mijn handen. Want God heeft ons niet een geest geschonken van vreesachtigheid, maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid. Schaam u dus niet van onze Heer te getuigen. Schaam u evenmin voor mij, zijn gevangene. Draag uw deel in het lijden voor het evangelie door de kracht van God.

Of:

Eerste lezing (Tit. 1, 1-5)

Van Paulus, dienstknecht van God en apostel van Jezus Christus, om Gods uitverkorenen te brengen tot het geloof en de kennis van de ware godsdienst, in de hoop op het eeuwig leven. Reeds lang geleden heeft God die niet liegt, eeuwig leven beloofd en nu, te zijner tijd, heeft Hij zijn woord openbaar gemaakt in de verkondiging die mij is toevertrouwd door een opdracht van God onze Heiland. Paulus aan Titus, zijn wettig kind in het gemeenschappelijk geloof: Genade en vrede voor u vanwege God onze Vader en Christus Jezus onze Heiland! Ik heb u op Kreta achtergelaten met de bedoeling, dat gij de organisatie van de kerk zoudt voltooien door in elke stad presbyters aan te stellen volgens de richtlijnen die ik u heb gegeven.

Tussenzang (Ps. 96/95)

Refrein: Meldt aan de naties Gods heerlijkheid, zijn wondere daden aan alle volken.
Zingt voor de Heer een nieuw gezang, zingt voor de Heer, alle landen. Zingt voor de Heer en verheerlijkt zijn Naam.
Verkondigt zijn heil alle dagen, meldt aan de naties zijn heerlijkheid, zijn wondere daden aan alle volken.
Huldigt de Heer, alle stammen en volken, huldigt de Heer om zijn glorie en macht, huldigt de Heer om de roem van zijn Naam.
Zegt tot elkander: de Heer regeert! Onwrikbaar heeft Hij de aarde geschapen, de volken bestuurt Hij met billijkheid.

Vers voor het evangelie (Lc. 4, 18-19)

Alleluia. De Heer heeft Mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken. Alleluia.

Evangelie (Lc. 10, 1-9)

In die tijd wees de Heer tweeënzeventig leerlingen aan en zond hen twee aan twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen waarheen Hijzelf van plan was te gaan. Hij sprak tot hen: “De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten. Gaat dan, maar zie, Ik zend u als lammeren tussen wolven. Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel en groet niemand onderweg. Laat in welk huis gij ook binnengaat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis! Woont daar een vredelievend mens dan zal uw vrede op hem rusten, zo niet, dan zal hij op u terugkeren. Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden; want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere. In elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voorgezet, geneest de zieken, die er zijn en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij.

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”
(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl