Lezingen van de dag: Dagelijks Brood 17 – 22 september 2018

Dagelijks Brood is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.
Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!
Lezingen van maandag t/m zaterdag 17 – 22 september 2018 24e week door het jaar
U kunt hier deze week downloaden in PDF.
Maandag 17 september – H. Lambertus, bisschop en martelaar; H. Robertus Bellarminus, bisschop en kerkleraar
Eerste lezing (1 Kor. 11, 17-26.33)
Broeders en zusters, ik moet er mijn afkeuring over uitspreken, dat gij uw bijeenkomsten houdt op een wijze, die u meer kwaad dan goed doet. Om te beginnen hoor ik dat zich op de samenkomsten van uw gemeente partijschappen manifesteren en ik ben geneigd het te geloven: onenigheden zijn nu eenmaal onvermijdelijk als moet blijken wie van uw leden betrouwbaar zijn. Zoals gij nu samenkomt kan er geen sprake zijn van ‘de maaltijd des Heren’. Want ieder eet haastig zijn eigen maal op, zodat sommigen honger lijden en anderen dronken zijn. Gij hebt toch huizen om te eten en te drinken? Of minacht gij de gemeente Gods en wilt gij hen die niets hebben beschaamd maken? Wat moet ik hierop zeggen? Kan ik u prijzen? Op dit punt zeker niet. Zelf heb ik immers van de Heer de overlevering ontvangen, die ik u op mijn beurt heb doorgegeven, dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, brood nam en na gedankt te hebben het brak en zei: “Dit is mijn lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis.” Zo ook nam Hij na de maaltijd de beker met de woorden: “Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dit elke keer dat gij hem drinkt tot mijn gedachtenis.” Telkens als gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren totdat Hij wederkomt. Daarom, broeders en zusters, wanneer gij samenkomt voor de maaltijd, wacht op elkaar.
Tussenzang (Ps. 40/39)
Refrein: Verkondigt de dood des Heren, totdat Hij wederkomt.
Geschenk en offerande hebt Gij nooit verlangd, maar wel hebt Gij mijn oren voor uw stem geopend. Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij; dus zei ik: ja, ik kom, zoals van mij geschreven staat.
Uw wil te doen, mijn God, dat is mijn vreugde, uw wet is in mijn hart gegrift. In de bijeenkomsten heb ik gerechtigheid gepredikt, mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het.
Maar laat hen juichen en verheugd zijn, die U zoeken, en roepen: glorie aan de Heer, die uitzien naar uw hulp.
Vers voor het evangelie (2 Tess. 2, 14)
Alleluia. God heeft ons geroepen door de verkondiging van het evangelie, opdat wij de heerlijkheid van onze Heer Jezus Christus zouden verwerven. Alleluia.
Evangelie (Lc. 7, 1-10)
In die tijd ging Jezus na afloop van zijn onderricht aan het luisterende volk naar Kafarnaüm. Daar was een honderdman, die een knecht had aan wie hem veel gelegen was; die knecht was ziek en lag op sterven. Omdat de honderdman van Jezus hoorde, zond hij enkele oudsten van de joden naar Hem toe met het verzoek zijn knecht te komen genezen. Bij Jezus gekomen, riepen zij met aandrang zijn hulp in. Ze zeiden: “Hij verdient, dat Gij hem deze gunst bewijst, want hij houdt van ons volk en hij heeft op eigen kosten de synagoge voor ons gebouwd.” Daarop ging Jezus met hen mee. Maar toen Hij niet ver meer van het huis was, liet de honderdman Hem door vrienden zeggen: “Heer, doe geen verdere moeite; ik ben niet waard, dat Gij onder mijn dak komt. Daarom meende ik ook er geen aanspraak op te mogen maken persoonlijk naar U toe te komen. Maar een woord van U is voldoende om mijn knecht te doen genezen. Want al ben ik zelf een ondergeschikte, ik heb weer manschappen onder mij; en tot de een zeg ik: ga, en hij gaat, en tot een ander: kom, en hij komt, en aan mijn knecht: doe dit, en hij doet het.” Toen Jezus dit hoorde
stond Hij verwonderd over hem. Hij keerde zich om en zei tot het volk dat Hem volgde: “Ik zeg u: zelfs in Israël heb Ik zo’n groot geloof niet gevonden.” Toen de mensen die gestuurd waren, in het huis terugkeerden, vonden zij de knecht weer gezond.
Dinsdag 18 september
Eerste lezing (1 Kor. 12, 12-14.27-31a)
Broeders en zusters, het menselijke lichaam vormt met zijn vele ledematen één geheel; alle ledematen, hoe vele ook, maken te zamen één lichaam uit. Zo is het ook met de Christus. Wij allen, joden en Grieken, slaven en vrijen, zijn immers in de kracht van één en dezelfde Geest door de doop één enkel lichaam geworden, en allen werden wij gedrenkt met één Geest. Een lichaam bestaat nu eenmaal niet uit één lid. Welnu, gij zijt het lichaam van Christus en ieder van u is een lid van dit lichaam. Nu heeft God in de kerk allerlei mensen aangesteld: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars; voorts zijn er wonderkrachten, dan gaven van genezing, hulpbetoon, bestuur en velerlei taal. Zijn soms allen apostelen, allen profeten, allen leraars, allen wonderdoeners? Hebben allen gaven van genezing? Spreken allen in vervoering? Kunnen allen uitleg geven? Gij moet naar de hoogste gaven streven.
Tussenzang (Ps. 100/99)
Refrein: Wij zijn de kudde van de Heer, zijn volk.
Juicht voor de Heer, alle landen, dient met blijdschap de Heer. Treedt onbezorgd voor zijn Aanschijn; waarlijk, de Heer is God.
Hij is de Schepper en Meester, wij zijn kudde, zijn volk. Trekt met een lied door zijn poorten, komt in zijn voorhof met zang.
Zegent zijn Naam en eert Hem, Hij is ons goed gezind. Eindeloos is zijn erbarmen, trouw van geslacht op geslacht.
Vers voor het evangelie (2 Tim. 1, 10b)
Alleluia. Onze Heiland, Christus Jezus, heeft de dood vernietigd, en onvergankelijk leven doen aanlichten door het evangelie. Alleluia.
Evangelie (Lc. 7, 11-17)
In die tijd begaf Jezus zich naar een stad die Naïn heette; zijn leerlingen en een grote groep mensen gingen met Hem mee. Hij was juist in de nabijheid van de stadspoort gekomen, toen daar een dode werd uitgedragen, de enige zoon van zijn moeder, die weduwe was. Een groot aantal mensen uit de stad vergezelde haar. Toen de Heer haar zag, gevoelde Hij medelijden met haar en sprak: “Schrei maar niet.” Daarop trad Hij op de lijkbaar toe en raakte die aan. De dragers bleven staan en Hij sprak: “Jongeling, Ik zeg je: sta op!” De dode kwam overeind zitten en begon te spreken en Jezus gaf hem aan zijn moeder terug. Allen werden door ontzag bevangen en zij verheerlijkten God en zeiden: “Een groot profeet is onder ons opgestaan,” en “God heeft genadig neergezien op zijn volk.” En dit verhaal over Hem deed de ronde door heel het joodse land en de wijde omtrek.
Woensdag 19 september – H. Januarius, bisschop en martelaar
Eerste lezing (1 Kor. 12, 31-13, 13)
Broeders en zusters, gij moet naar de hoogste gaven streven. Maar eerst wijs ik u een weg, die verheven is boven alles. Al spreek ik met de tongen van engelen en mensen, als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal. Al heb ik de gave der profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen verzet, als ik de liefde niet heb, ben ik niets. Al deel ik heel mijn bezit uit, al geef ik mijn lichaam prijs aan de vuurdood, als ik de liefde niet heb, baat het mij niets. De liefde is lankmoedig en goedertieren, de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij beeldt zich niets in. Zij geeft niet om de schone schijn, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt haar vreugde in de waarheid. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles duldt zij. De liefde vergaat nimmer. De gave der profetie zal verdwijnen, tongen zullen verstommen, de kennis zal een einde nemen. Want ons kennen is stukwerk en stukwerk ons profeteren. Maar wanneer het volmaakte komt, heeft het onvolmaakte afgedaan. Toen ik een kind was sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, dacht ik als een kind; nu ik man geworden ben, heb ik het kinderlijke afgelegd. Thans zien wij in een spiegel, onduidelijk, maar dan van aangezicht tot aangezicht. Thans ken ik slechts ten dele, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals God mij kent. Nu echter blijven geloof, hoop en liefde, de grote drie; maar de liefde is de grootste.
Tussenzang (Ps. 33/32)
Refrein: Zalig het volk dat de Heer heeft als God, de natie door Hem tot zijn erfdeel gekozen.
Eert dan de Heer met citerspel, en speelt voor Hem op de harp. Zingt voor de Heer een nieuw gezang, een schoon en schallend refrein.
Oprecht is immers het woord van de Heer en al wat Hij doet is betrouwbaar. Recht en gerechtigheid heeft Hij lief, de aarde is vol van zijn mildheid.
Zalig het volk dat de Heer heeft als God, de natie door Hem tot zijn erfdeel gekozen. Geef ons dus, Heer, uw barmhartigheid, zoals wij op U vertrouwen.
Vers voor het evangelie (Hebr. 4, 12)
Alleluia. Het woord van God is levend en krachtig, en het dringt door tot het raakpunt van ziel en geest. Alleluia.
Evangelie (Lc. 7, 31-35)
In die tijd zei Jezus: “Waarmee zal Ik de mensen van dit geslacht vergelijken? Op wie gelijken ze? Ze gelijken op kinderen, die op het marktplein zitten en elkaar toeroepen: Wij hebben voor u op de fluit gespeeld en gij hebt niet gedanst; wij hebben een treurlied gezongen en gij hebt niet gehuild. Immers: Johannes de Doper is gekomen, eet geen brood en drinkt geen wijn en gij zegt: hij is van de duivel bezeten! En de Mensenzoon is gekomen, hij eet en drinkt wel en gij zegt: Kijk, die gulzigaard en wijndrinker, die vriend van tollenaars en zondaars! Maar de Wijsheid vindt rechtvaardiging bij al haar kinderen.”
Donderdag 20 september – HH. Andreus Kim Taegon priester Paulus Chong Hasang en gezellen, martelaren
Eerste lezing (1 Kor. 15, 1-11)
Broeders en zusters, ik vestig uw aandacht op het evangelie, dat ik u heb verkondigd, dat gij hebt ontvangen, waarop gij gegrondvest zijt en waardoor gij ook gered wordt: in welke bewoordingen heb ik het u verkondigd? Ik neem aan, dat gij die onthouden hebt; anders zoudt gij het geloof zonder nadenken hebben aanvaard. Op de eerste plaats dan heb ik u overgeleverd, wat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen, namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden, volgens de Schriften, en dat Hij begraven is, en dat Hij is opgestaan op de derde dag, volgens de Schriften, en dat Hij verschenen is aan Kefas en daarna aan de Twaalf. Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten nog in leven zijn, hoewel sommigen zijn gestorven. Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen. En het laatst van allen is Hij ook verschenen aan mij, de misgeboorte. Ja, ik ben de minste van de apostelen, niet waard apostel te heten, want ik heb Gods kerk vervolgd. Maar door de genade van God ben ik wat ik ben en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest. Ik heb harder gewerkt dan alle anderen, niet ik, maar de genade van God met mij. Maar of zij het nu zijn of ik, dàt verkondigen wij en dàt hebt gij geloofd.
Tussenzang (Ps. 118/117)
Refrein: Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig. Of: Alleluia.
Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig, eindeloos is zijn erbarmen! Herhaalt het, stammen van Israël: eindeloos is zijn erbarmen!
De Heer greep in met krachtige hand, de hand van de Heer heeft mij opgericht, de hand van de Heer was machtig. Ik zal niet sterven, maar blijven leven en alom verhalen het werk van de Heer.
Mijn God zijt Gij en ik dank U, mijn God, ik verkondig uw roem.
Vers voor het evangelie (Jak.1, 21)
Alleluia. Neemt met zachtmoedigheid het woord van God aan, dat in u werd geplant, en de kracht bezit uw zielen te redden. Alleluia.
Evangelie (Lc. 7, 36-50)
Een van de Farizeeën vroeg Jezus eens bij zich te eten. Jezus trad het huis van de Farizeeër binnen en ging aanliggen. Een vrouw nu, die in de stad als een zondares bekend stond, was te weten gekomen dat Jezus in het huis van de Farizeeër te gast was. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde. Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem. Toen de Farizeeër, die Hem uitgenodigd had, dit zag, zei hij bij zichzelf: “Als dit een profeet was, zou Hij weten wie en wat voor een vrouw het is, die Hem aanraakt; het is immers een zondares.” Jezus gaf hem ten antwoord: “Simon, Ik heb u iets te zeggen.” Waarop deze zei: “Zeg het, Meester.” “Een geldschieter had twee schuldenaars, de een was hem vijfhonderd, de ander vijftig tienlingen schuldig. Omdat zij die niet konden teruggeven, schold hij ze aan allebei kwijt. Wie van hen zal nu het meest van hem houden?” “Ik veronderstel,” – antwoordde Simon – “diegene aan wie hij het meeste heeft kwijtgescholden.” Jezus zei tot hem: “Uw oordeel is juist.” Daarop keerde Hij zich tot de vrouw en zei tot Simon: “Ge ziet die vrouw daar? Ik kwam uw huis binnen; gij hebt niet eens water over mijn voeten gegoten, maar mijn voeten zijn nat geworden door haar tranen en zij heeft ze met haar haren afgedroogd. Gij hebt Mij niet eens een kus gegeven, maar zij hield, sinds Ik binnenkwam, niet op mijn voeten te kussen. Gij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem. Daarom zeg Ik u: haar zonden zijn haar vergeven, al waren ze vele, want zij heeft veel liefde betoond. Weinig liefde betoont hij aan wie weinig wordt vergeven.” Daarop sprak Hij tot haar: “Uw zonden zijn vergeven.” De medeaanliggenden vroegen zich af: “Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?” Jezus zei tot de vrouw: “Uw geloof heeft u gered: ga in vrede.”
Vrijdag 21 september – H. Matteüs, apostel en evangelist
Eerste lezing (Ef. 4, 1-7.11-13)
Broeders en zusters, ik, de gevangene in de Heer vraag u met aandrang: leidt een leven dat beantwoordt aan de roeping, die gij van God ontvangen hebt, in alle deemoed en zachtheid, in lankmoedigheid, liefdevol elkaar verdragend. Beijvert u de eenheid des Geestes te behouden door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals gij ook geroepen zijt tot een en dezelfde hoop, waarvoor Gods roeping borg staat. Eén Heer, één geloof, één doop. Eén God, en Vader van allen, die is boven allen, en met allen, en in allen. Maar aan ieder van ons afzonderlijk is de genade verleend naar de maat van Christus’ gave: sommigen maakte Hij apostelen, anderen profeten, anderen evangelisten, weer anderen herders en leraars. Zo heeft hij de heiligen toegerust voor het werk der bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen tezamen komen, tot de eenheid in het geloof en de kennis van Gods Zoon, tot de volmaakte Man, tot de gehele omvang van de volheid van de Christus.
Tussenzang (Ps. 19/18)
Refrein: Over heel de aarde klinkt hun roep.
De hemel verkondigt Gods heerlijkheid, het uitspansel toont ons het werk van zijn handen. De dag roept het toe aan de volgende dag, de nacht geeft het door aan de nacht.
Geen woord wordt gesproken, geen stem weerklinkt, geen enkel geluid is te horen; toch klinkt over heel de aarde hun roep, hun boodschap dringt door tot de rand van de wereld.
Vers voor het evangelie
Alleluia. U, God, loven wij. U, Heer, prijzen wij. U looft het roemvolle koor der apostelen. Alleluia.
Evangelie (Mt. 9, 9-13)
In die tijd trok Jezus verder en Hij zag iemand aan het tolhuis zitten, die Matteüs heette. Hij zei tot hem: “Volg Mij.” De man stond op en volgde Hem. Terwijl Hij nu in diens woning aan tafel aanlag, kwamen ook vele tollenaars en zondaars met Jezus en zijn leerlingen aanliggen. Toen de Farizeeën dat zagen, zeiden ze tot zijn leerlingen: “Waarom eet uw Meester met tollenaars en zondaars?” Jezus hoorde dit en zei: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Gaat heen en leert wat het zeggen wil: Ik wil liever barmhartigheid dan offers. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.”
Zaterdag 22 september – HH. Mauritius en gezellen, martelaren
Eerste lezing (1 Kor. 15, 35-37.42-49)
Broeders en zusters, iemand zal vragen: “Hoe verrijzen de doden, met wat voor lichaam?” Een dwaze vraag! Ook wat gij zelf zaait moet eerst sterven voor het tot leven komt, en wat gij zaait is slechts een graankorrel of iets dergelijks, en het heeft nog niet de vorm, die het zal krijgen. Zo is het ook met de opstanding van de doden; wat gezaaid wordt in vergankelijkheid, verrijst in onvergankelijkheid; wat gezaaid wordt in geringheid en zwakte, verrijst in heerlijkheid en kracht. Een natuurlijk lichaam wordt gezaaid, een geestelijk lichaam verrijst. Zoals er een natuurlijk lichaam bestaat, bestaat er ook een geestelijk lichaam. In deze zin staat er geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levend wezen. De laatste Adam werd een
levendmakende Geest. Maar het geestelijke komt niet het eerst; het natuurlijke gaat vooraf, daarna komt het geestelijke. De eerste mens, uit de aarde genomen, is aards; de tweede is uit de hemel. Zoals die eerste mens van aarde, zijn alle aardse mensen, zoals de hemelse Mens, zullen alle hemelsen zijn. En gelijk wij het beeld van de aardse mens hebben gedragen, zo zullen wij ook het beeld dragen van de hemelse Mens.
Tussenzang (Ps. 56/55)
Refrein: Ik kan voortgaan voor Gods Aanschijn, in het licht dat alle levenden verlicht.
Ja, ik weet het, God verlaat mij niet! Op de Heer en zijn belofte, op de Heer vertrouw ik zonder vrees; hoe zou dan een mens mij deren?
Wat ik beloofd heb, God, zal ik volbrengen, U breng ik het offer van mijn lof. Want door U ben ik de dood ontkomen, Gij behoedt mijn voeten voor de val. Daardoor kan ik voortgaan voor Gods Aanschijn in het licht dat alle levenden verlicht.
Vers voor het evangelie (1 Joh. 2, 5) Alleluia.
Wie het woord van de Heer bewaart, in hem is waarlijk Gods liefde volkomen. Alleluia.
Evangelie (Lc. 8, 4-15)
In die tijd verzamelde zich een grote menigte en uit de steden stroomden de mensen naar Jezus toe. Toen sprak Hij in een gelijkenis: “De zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien. En bij het zaaien viel een gedeelte op de weg; het werd vertrapt en de vogels uit de lucht aten het op. Een ander gedeelte viel op de rotsgrond; het schoot wel op, maar droogde uit, omdat het geen vocht had. Weer een ander gedeelte viel tussen de distels, maar tegelijkertijd schoten de distels op en verstikten het. Nog een ander gedeelte viel op goede
grond; het schoot op en bracht honderdvoudige vrucht voort.” En met luide stem voegde Hij er aan toe: “Wie oren heeft om te horen, hij luistere.” Zijn leerlingen vroegen Hem wat die gelijkenis wel betekende. Hij antwoordde: “Aan u is het gegeven de geheimen van het Rijk Gods te kennen, maar de overigen ontvangen ze in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien, en horende niet begrijpen. Welnu, de betekenis van de gelijkenis is deze: Het zaad is het woord van God. Die op de weg, zijn zij die geluisterd hebben. Maar dan komt de duivel en rooft het woord uit hun hart weg, opdat ze niet door te geloven gered worden. Die op de rots zijn zij die het woord met blijdschap ontvangen, wanneer zij het horen, maar zij hebben geen wortel; zij geloven voor een ogenblik, maar ten tijde van de beproeving vallen zij af. Wat onder de distels viel, zijn zij die wel geluisterd hebben, maar die gaandeweg door de zorgen, de rijkdom en de genoegens van het leven verstikt raken en niet tot rijpheid komen. Het zaad in de goede aarde zijn zij, die het woord dat zij hoorden in een goed en edel hart bewaren en vrucht voortbrengen door hun standvastigheid.”
“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”
(Psalm 119)
Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl
Recommended Posts

Vriendenmagazine OLV ter Nood september 2023
september 21, 2023

SamenKerk Zomer 2023
juli 10, 2023