Dagelijks Brood Lezingen van de dag: maandag t/m zaterdag 9-14 september 2019

johannes-chrysostomos-olv-ter-nood

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag: maandag t/m zaterdag 9-14 september 2019

23e week van door het jaar

U kunt deze week downloaden via deze link

Maandag 9 september H. Petrus Claver, priester

Eerste lezing (Kol. 1, 24-2, 3)

Broeders en zusters, op het ogenblik verheug ik mij, dat ik voor u mag lijden, en in mijn lijdend lichaam aanvullen, wat nog ontbreekt aan de beproevingen van de Christus, ten bate van zijn lichaam dat de kerk is. Ik ben haar dienaar geworden krachtens de opdracht, die God mij gegeven heeft om u het woord Gods te brengen in heel zijn volheid: om het geheim te verkondigen, dat verborgen was voor alle eeuwen en alle generaties, maar dat nu is geopenbaard aan zijn heiligen. Hun heeft God bekend willen maken hoe machtig en hoe wonderbaar dit geheim is onder de heidenvolken. En zo luidt het: ‘Christus in u’, en ook: ‘de hoop op een eeuwige heerlijkheid’. Hem verkondigen wij dus wanneer wij allen, zonder onderscheid vermanen en onderrichten met alle wijsheid, die ons gegeven is om ook allen, zonder onderscheid, in Christus tot volmaaktheid te brengen. Daarvoor span ik mij in, strijdend met zijn kracht, die machtig in mij werkt. Want gij moet weten welk een zware strijd ik te voeren heb voor u en voor de gelovigen in Laodicéa en voor zovelen, die mij nooit hebben gezien. Al mijn zwoegen is erop gericht, dat zij goede moed houden en innig in liefde verbonden blijven, en zo komen tot de volle rijkdom van het inzicht in Gods geheim waarin alle schatten van wijsheid en kennis verborgen liggen.

Tussenzang (Ps. 62/61)

Refrein: Bij God ligt mijn heil en mijn eer.
Bij God alleen moet ik rusten, van Hem komt al wat ik hoop. Slechts Hij is mijn rots en mijn redding, mijn burcht, Hij laat mij niet los.
Blijf altijd op Hem vertrouwen, mijn volk, stort uw hart bij Hem uit; Hij is onze enige toevlucht.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 105)

Alleluia. Uw woord is een lamp voor mijn voeten, Heer, het is een licht op mijn pad. Alleluia.

Evangelie (Lc. 6, 6-11)

Het gebeurde op een sabbat, toen Jezus de synagoge binnenging om daar te onderrichten, dat er een man aanwezig was met een verschrompelde rechterhand. De schriftgeleerden en Farizeeën hielden Jezus in het oog of Hij op sabbat een genezing zou verrichten, om iets te vinden waarvan zij Hem zouden kunnen beschuldigen. Maar Hij wist wat ze dachten en Hij zei tot de man met de verschrompelde hand: “Sta op en kom in het midden.” De man stond op en trad naderbij. Daarop sprak Jezus tot de Farizeeën: “Ik vraag u: is het niet eerder geoorloofd op sabbat goed te doen dan kwaad, iemand te redden dan te laten omkomen?” Toen liet Hij zijn blik rondgaan over hen allen en zei tot de man: “Steek uw hand uit.” Hij deed het, en zijn hand was weer gezond. Toen waren ze buiten zichzelf van woede en ze bespraken met elkaar wat ze tegen Jezus konden doen.

Dinsdag 10 september

Eerste lezing (Kol. 2, 6-15)

Broeders en zusters, gij hebt de Christus aanvaard als Jezus de Heer. Zó moet gij dus met Hem leven: in Hem geworteld, op Hem gebouwd, steunend op het geloof, dat men u geleerd heeft, terwijl uw hart overvloeit van dankbaarheid. Weest op uw hoede, zorgt dat ge u niet laat meeslepen door waardeloze, bedrieglijke theorieën, puur menselijke bedenksels, die de zogenaamde elementen van het heelal verheerlijken, maar Christus bestrijden. Want in Christus is de godheid in heel haar volheid lijfelijk aanwezig, en in Hem hebt gij deel aan die volheid. Hij is het hoofd waaraan alle heerschappijen en machten onderworpen zijn. In Hem zijt gij ook besneden, niet in een fysieke zin, door een lichamelijke ingreep, maar met de Christus-besnijdenis: de doop. In de doop zijt gij met Hem begraven, maar ook met Hem verrezen door uw geloof in de kracht van God, die Hem uit de dood deed opstaan. Ook u die dood waart ten gevolge van uw zonden en uw morele onbehouwenheid heeft God weer levend gemaakt met Hem. Hij heeft ons al onze zonden vergeven. Hij heeft de oorkonde verscheurd, die met haar bezwarende bepalingen tegen ons getuigde. Hij heeft haar vernietigd en aan het kruis genageld. Hij heeft de heerschappijen en de machten ontwapend en publiek ten toon gesteld. Hij heeft over hen getriomfeerd door het kruis.

Tussenzang (Ps. 145/144)

Refrein: De Heer is bezorgd voor iedere mens.
U wil ik loven, mijn God en Koning, uw Naam verheerlijken voor altijd. U wil ik prijzen iedere dag, uw Naam verheerlijken voor altijd.
De Heer is vol liefde en medelijden, lankmoedig en zeer goedgunstig. De Heer is bezorgd voor iedere mens, barmhartig voor al wat Hij maakte.
Uw werken zullen U prijzen, Heer, uw vromen zullen U loven. Zij roemen de glorie van uw heerschappij, uw macht verkondigen zij.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 135)

Alleluia. Laat voor uw dienaar uw Aangezicht stralen, Heer, laat mij uw beschikkingen zien. Alleluia.

Evangelie (Lc. 6, 12-19)

In die dagen ging Jezus naar het gebergte om te bidden en bracht daar de nacht door in gebed tot God. Bij het aanbreken van de dag riep Hij zijn leerlingen bij zich en koos er twaalf uit, aan wie Hij tevens de naam van apostel gaf: Simon, aan wie Hij de naam Petrus gaf, diens broer Andreas, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartolomeüs, Matteüs en Tomas, Jakobus de zoon van Alfeüs, Simon met de bijnaam ‘IJveraar’, Judas, de broer van Jakobus en Judas Iskariot, die een verrader werd. Samen met hen daalde Hij af, maar Hij bleef staan op een vlak terrein. Daar bevond zich een talrijke groep van zijn leerlingen en een grote volksmenigte uit heel het Joodse land, uit Jeruzalem en uit het kustland Tyrus en Sidon. Zij waren gekomen om Hem te horen en om van hun kwalen genezen te worden. En die gekweld werden door onreine geesten vonden genezing. Heel die menigte deed pogingen Hem aan te raken, want er ging van Hem een kracht uit die allen genas.

Woensdag 11 september

Eerste lezing (Kol. 3, 1-11)

Broeders en zusters, als gij dan met Christus ten leven zijt gewekt, zoekt wat boven is, daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods. Zint op het hemelse, niet op het aardse. Gij zijt immers gestorven en uw leven is nu met Christus verborgen in God. Christus is uw leven, en wanneer Hij verschijnt, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid. Maakt dus radicaal een einde aan immorele praktijken, ontucht, onzedelijkheid, hartstocht, begeerlijkheid en de hebzucht, die gelijk staat met afgoderij. Deze dingen roepen Gods toorn af. Ook gij hebt u indertijd hieraan overgegeven en in deze zonden geleefd. Maar nu moet gij dit alles vaarwel zeggen. Weg met toorn, gramschap, kwaadaardigheid, laster en schandelijke taal! En beliegt elkaar niet meer. Gij hebt de oude mens met zijn gedragingen afgelegd en u bekleed met de nieuwe mens, die op weg is naar het ware inzicht, zich vernieuwend naar het beeld van zijn Schepper. Dan is er geen sprake meer van Griek of Jood, besnedene of onbesnedene, barbaar of Skyth, van slaaf of vrije mens. Dáár is alleen Christus, alles in allen.

Tussenzang (Ps. 145/144)

Refrein: De Heer is bezorgd voor iedere mens.
U wil ik prijzen iedere dag, uw Naam verheerlijken voor altijd. De Heer is groot en alle lof waardig, zijn grootheid is niet te doorgronden.
Uw werken zullen U prijzen, Heer, uw vromen zullen U loven. Zij roemen de glorie van uw heerschappij, uw macht verkondigen zij.
Zij maken uw kracht aan de mensen bekend, de pracht van uw koninkrijk. Uw rijk is een rijk voor alle eeuwen, uw heerschappij geldt voor ieder geslacht.

Vers voor het evangelie (Ps. 130/129, 5)

Alleluia. Op de Heer stel ik mijn hoop, op zijn woord vertrouw ik. Alleluia.

Evangelie (Lc. 6, 20-26)

In die tijd sloeg Jezus zijn ogen op, keek zijn leerlingen aan en sprak: “Zalig gij die arm zijt, want aan u behoort het Rijk Gods. Zalig die nu honger lijdt, want gij zult verzadigd worden. Zalig die nu weent, want gij zult lachen. Zalig zijt gij wanneer omwille van de Mensenzoon de mensen u haten, wanneer zij u uitstoten en u beschimpen en uw naam uit de samenleving bannen als iets verfoeilijks. Als die dag komt, springt dan op van blijdschap, want groot is uw loon in de hemel. Op dezelfde manier behandelden hun voorvaders de profeten. Maar wee u, rijken, want wat u vertroost, hebt ge al ontvangen. Wee u, die nu verzadigd zijt, want ge zult honger lijden. Wee u, die nu lacht, want ge zult klagen en wenen. Wee u, wanneer alle mensen met lof over u spreken, want hun voorvaderen deden hetzelfde met de valse profeten.”

Donderdag 12 september – De heilige naam van Maria

Eerste lezing (Kol. 3, 12-17)

Broeders en zusters, doet aan als Gods heilige en geliefde uitverkorenen tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander als de een tegen de ander een grief heeft. Zoals de Heer u vergeven heeft, zo moet ook gij vergeven. Voegt bij dit alles de liefde als de band der volmaaktheid. En laat de vrede van Christus heersen in uw hart; daartoe zijt gij immers geroepen, als leden van één lichaam. En weest dankbaar. Het woord van Christus moge in volle rijkdom onder u wonen. Leert en vermaant elkander met alle wijsheid. Zingt voor God met een dankbaar hart psalmen, hymnen en liederen, ingegeven door de Geest. En al wat gij doet in woord of werk, doet alles in de naam van Jezus de Heer, God de Vader dankend door Hem.

Tussenzang (Ps. 150)

Refrein: Al wat ademt: looft de Heer! Of: Alleluia.
Looft de Heer in zijn paleis, looft Hem in zijn hoge hemel. Looft Hem om zijn grote daden, looft Hem om zijn majesteit.
Looft Hem met bazuingeschal, looft de Heer met harp en citer. Looft Hem met timpaan en reidans, looft Hem met gitaar en fluit.
Looft Hem met geklep van bekkens, looft Hem met cimbaal-gerinkel al wat ademt: looft de Heer!

Vers voor het evangelie (Ps. 145/144, 13cd)

Alleluia. Waarachtig is God in al zijn woorden en heilig in al wat Hij doet. Alleluia.

Evangelie (Lc. 6, 27-38)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Tot u die naar Mij luistert zeg Ik: Bemint uw vijanden, doet wel aan die u haten, zegent hen die u vervloeken en bidt voor hen die u mishandelen. Als iemand u op de ene wang slaat, keer hem ook de andere toe; en als iemand uw bovenkleed van u afneemt, belet hem niet ook uw onderkleed te nemen. Geeft aan ieder die u iets vraagt, en als iemand wegneemt wat u toebehoort, eist het niet terug. Zoals gij wilt dat de mensen u behandelen, moet gij het hun doen. Als gij bemint wie u beminnen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars beminnen wie hen liefhebben. Als gij weldoet aan wie u weldaden bewijzen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Dat doen de zondaars ook. Als gij leent aan hen van wie ge hoopt terug te krijgen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars lenen aan zondaars met de bedoeling evenveel terug te krijgen. Neen, bemint uw vijanden, doet goed en leent uit zonder er op te rekenen iets terug te krijgen. Dan zal uw loon groot zijn, dan zult ge kinderen zijn van de Allerhoogste, die immers ook goed is voor de ondankbaren en slechten. Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is. Oordeelt niet, dan zult ge niet geoordeeld worden. Veroordeelt niet, dan zult ge niet veroordeeld worden. Spreekt vrij en ge zult vrijgesproken worden. Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat zal men u in de schoot storten. De maat die gij gebruikt zal men ook voor u gebruiken.”

Vrijdag 13 september – H. Johannes Chrysostomus, bisschop en kerkleraar

Eerste lezing (1 Tim. 1, 1-2.12-14)

Van Paulus, apostel van Christus Jezus krachtens de opdracht van God onze Heiland en van Christus Jezus onze hoop, aan Timóteüs, zijn wettig kind door het geloof. Genade, barmhartigheid en vrede voor u vanwege God onze Vader en Christus Jezus, onze Heer! Dierbare, ik zeg dank aan Hem die mij sterkt, Christus Jezus onze Heer, dat Hij mij zijn vertrouwen heeft geschonken door mij in zijn dienst te nemen, hoewel ik eertijds een godslasteraar was, een vervolger en geweldenaar. Maar mij is barmhartigheid bewezen, omdat ik, nog ongelovig, handelde in onwetendheid. En ik werd in rijke overvloed de genade van onze Heer deelachtig en daarmee het geloof en de liefde die in Christus Jezus zijn.

Tussenzang (Ps. 16/15)

Refrein: De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker.
Behoed mij, God, tot U neem ik, mijn toevlucht; Gij zijt mijn Heer, ik erken het. De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker, Hij heeft mijn lot in zijn hand.
Ik dank de Heer, die mij altijd geleid heeft, Hij spreekt ook des nachts in mijn hart. Steeds houd ik mijn ogen gericht op de Heer, ik val niet, want Hij staat naast mij.
Gij zult mij de weg van het leven wijzen om heel mijn vreugde te vinden bij U, bestendig geluk aan uw zijde.

Vers voor het evangelie (cf. Hand. 16, 14b)

Alleluia. Maak ons hart ontvankelijk, Heer, en dat wij ons richten naar het woord van uw Zoon. Alleluia.

Evangelie (Lc. 6, 39-42)

In die tijd hield Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis voor: “Kan soms de ene blinde de andere leiden? Vallen dan niet beiden in de kuil? De leerling staat niet boven zijn meester; maar hij zal ten volle gevormd zijn als hij is gelijk zijn meester. Waarom kijkt ge naar de splinter in het oog van uw broeder en waarom slaat ge geen acht op de balk in uw eigen oog? Hoe kunt ge tot uw broeder zeggen: Broeder, laat mij de splinter uit uw oog halen, terwijl ge de balk in uw eigen oog niet opmerkt? Huichelaar, haal eerst die balk uit uw eigen oog; dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen die in het oog van uw broeder zit.”

Zaterdag 14 september – Kruisverheffing

Eerste lezing (Num. 21, 4-9)

Van de berg Hor trokken de Israëlieten in de richting van de Rietzee, want zij wilden om Edom heentrekken. Maar onderweg werd het volk ongeduldig. Het keerde zich tegen God en tegen Mozes: “Hebt gij ons uit Egypte gevoerd om te sterven in de woestijn?“Er is geen brood, er is geen water en dat minderwaardige eten staat ons tegen.” Toen zond de Heer giftige slangen op het volk af. Deze beten de Israëlieten en velen van hen vonden de dood. Nu kwam het volk naar Mozes en zei: “Wij hebben gezondigd, want wij hebben ons tegen de Heer en tegen u gekeerd. Bid de Heer, dat hij die slangen van ons wegneemt.” Toen bad Mozes voor het volk en de Heer zei tot hem: “Maak zo’n giftige slang en zet die op een paal. Iedereen die gebeten is en ernaar opziet, zal in leven blijven.” Mozes maakte een bronzen slang en zette die op een paal. Ieder die door een slang was gebeten en zijn ogen op de bronzen slang richtte, bleef in leven.

Tussenzang (78/77)

Refrein: Laten wij nooit vergeten wat God heeft gedaan.
Luister, mijn volk, naar mijn onderrichting, open uw oren voor wat Ik u zeg. Een wijze les zal Ik u verhalen die in het verleden verborgen ligt.
Zij zochten Hem enkel wanneer Hij hen sloeg, dan zochten zij Hem rouwmoedig; dan wisten ze weer dat de Heer hun rots was, de Allerhoogste hun redder.
Maar met hun mond bedrogen zij Hem, zij logen Hem voor met hun tong; want innerlijk waren zij niet oprecht, geloofden niet in zijn verbond.
Toch was Hij barmhartig, vergaf hun zonden en roeide hen niet geheel uit. Telkens opnieuw bedwong Hij zijn toorn en hield Hij zijn gramschap in toom.

Tweede lezing (Fil. 2, 6-11)

Broeders en zusters, Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf op zich genomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood aan een kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend, die boven alle namen is. Opdat bij het noemen van zijn naam, zich iedere knie zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde; en iedere tong zou belijden, tot eer van God de Vader Jezus Christus is de Heer.

Vers voor het evangelie

Alleluia. Wij aanbidden en loven U, Christus, omdat Gij door uw heilig Kruis de wereld hebt verlost. Alleluia.

Evangelie (Joh. 3, 13-17)

In die tijd zei Jezus tot Nikodemus: “Nooit is er iemand naar de hemel opgeklommen, tenzij Hij die uit de hemel is neergedaald, de Mensenzoon. En deze Mensenzoon moet omhoog worden geheven, zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn, opdat eenieder die gelooft in Hem eeuwig leven zal hebben. Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal hebben. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.”

Zondag 15 september – 24e zondag door het jaar C

Eerste lezing (Ex. 32,7-11.13-14)

In die dagen sprak de Heer tot Mozes: “Ga nu naar beneden, want het volk dat ge uit Egypte hebt geleid, is tot zonde vervallen. Zij zijn nu al afgeweken van de weg, die Ik hun had voorgeschreven; ze hebben een stierenbeeld gemaakt, ze buigen zich daarvoor neer, ze dragen er offers voor op en schreeuwen: Israël, dit is de god, die u uit Egypte heeft geleid.” Ook sprak de Heer tot Mozes: “Ik zie nu hoe halsstarrig dit volk is. Laat Mij begaan; dan kan Ik hen in mijn brandende toorn vernietigen. Maar van u zal Ik een groot volk maken.” Mozes trachtte de Heer, zijn God, gunstig te stemmen en vroeg: “Waarom Heer, uw toorn laten woeden tegen het volk, dat Gij met grote kracht en sterke hand uit Egypte hebt geleid? Denk aan uw dienaren Abraham, Isaäk en Israël, aan wie Gij onder ede beloofd hebt: Ik zal uw nageslacht talrijk maken als de sterren aan de hemel, en heel het land waarover Ik heb gesproken zal Ik uw nakomelingen voor altijd in bezit geven. Het zal voor eeuwig hun erfdeel zijn.” Toen zag de Heer af van het onheil waarmee Hij zijn volk had bedreigd.

Tussenzang (Ps. 51/50)

Refrein: Ik ga weer naar mijn vader.
God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid, delg mijn zondigheid in uw erbarmen. Was mijn schuld volkomen van mij af, reinig mij van al mijn zonden.
Schep in mij een zuiver hart, mijn God, geef mij weer een vastberaden geest. Wil mij niet verstoten van uw Aanschijn, neem uw heilige Geest niet van mij weg.
Heer, maak Gij mijn lippen los, dat mijn mond uw lof kan zingen. Wat ik offer, God, is mijn boetvaardigheid, een vermorzeld en vernederd hart wijst Gij niet af.

Tweede lezing (1 Tim. 1,12-17)

Dierbare, ik zeg dank aan Hem, die mij sterkt, aan Christus Jezus onze Heer, dat Hij mij zijn vertrouwen heeft geschonken door mij in zijn dienst te nemen, hoewel ik eertijds een godslasteraar was, een vervolger en geweldenaar. Maar mij is barmhartigheid bewezen, omdat ik, nog ongelovig, handelde in onwetendheid. En ik werd in rijke overvloed de genade van onze Heer deelachtig en daarmee het geloof en de liefde, die in Christus Jezus zijn. Dit woord is betrouwbaar en volkomen geloofwaardig: “Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden.” En de eerste van hen ben ik. Daarom juist is mij barmhartigheid bewezen: Jezus Christus wilde heel zijn lankmoedigheid bewijzen, aan mij als eerste, als een model voor allen, die in de toekomst op Hem zouden vertrouwen en eeuwig leven winnen. Aan de Koning der eeuwen, aan de onvergankelijke, onzichtbare, enige God zij eer en roem in de eeuwen der eeuwen! Amen.

Vers voor het evangelie (Joh. 10,27)

Alleluia. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, zegt de Heer, en Ik ken ze en zij volgen Mij. Alleluia.

Evangelie (Lc. 15,1-32)

In die tijd kwamen tollenaars en zondaars van allerlei slag bij Jezus om naar Hem te luisteren. De Farizeeën en de schriftgeleerden morden daarover en zeiden: “Die man ontvangt zondaars en eet met hen.” Hij hield hun deze gelijkenis voor: “Wanneer iemand onder u honderd schapen heeft en er één verliest, laat hij dan niet de negen-en-negentig in de wildernis achter om op zoek te gaan naar het verlorene totdat hij het vindt? En als hij het vindt, legt hij het vol vreugde op zijn schouders en hij gaat naar huis, roept zijn vrienden en buren bij elkaar en zegt hun: Deelt in mijn vreugde, want mijn schaap, dat verloren was geraakt, heb ik gevonden. Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over negen-en-negentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben. Of welke vrouw, die tien zilverstukken bezit en er één verliest, steekt niet een lamp aan, veegt niet het huis en zoekt niet zorgvuldig totdat ze het vindt? En als ze het gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buurvrouwen bij elkaar en zegt: Deelt in mijn vreugde, want het zilverstuk, dat ik had verloren, heb ik gevonden. Zo, zeg Ik u, is er vreugde bij de engelen van God over één zondaar die zich bekeert.” Hij sprak: “Een man had twee zonen. Nu zei de jongste van hen tot zijn vader: Vader geef mij het deel van het bezit waarop ik recht heb. En hij verdeelde zijn vermogen onder hen. Niet lang daarna pakte de jongste alles bij elkaar en vertrok naar een ver land. Daar verkwistte hij zijn bezit in een losbandig leven. Toen hij alles opgemaakt had, kwam er een verschrikkelijke hongersnood over dat land en hij begon gebrek te lijden. Nu ging hij in dienst bij een der inwoners van dat land, die hem het veld instuurde om varkens te hoeden. En al had hij graag zijn buik willen vullen met de schillen, die de varkens aten, niemand gaf ze hem. Toen kwam hij tot nadenken en zei: Hoeveel dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik verga hier van honger. Ik ga weer naar mijn vader en ik zal hem zeggen: Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten, maar neem mij aan als een van uw dagloners. Hij ging dus op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem al in de verte aankomen en hij werd door medelijden bewogen; hij snelde op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem hartelijk. Maar de zoon zei tot hem: Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten. Doch de vader gelastte zijn knechten: Haalt vlug het mooiste kleed en trekt het hem aan, steekt hem een ring aan zijn vinger en trekt hem sandalen aan. Haalt het gemeste kalf en slacht het; laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden. Ze begonnen dus feest te vieren. Intussen was zijn oudste zoon op het land. Toen hij echter terugkeerde en het huis naderde, hoorde hij muziek en dans. Hij riep een van de knechten en vroeg wat dat te betekenen had. Deze antwoordde: Uw broer is thuisgekomen en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten, omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen. Maar hij werd kwaad en wilde niet naar binnen. Toen zijn vader naar buiten kwam en bij hem aandrong, gaf hij zijn vader ten antwoord: Al zoveel jaren dien ik u en nooit heb ik uw geboden overtreden, toch hebt gij mij nooit een bokje gegeven om eens met mijn vrienden feest te vieren. En nu die zoon van u is teruggekomen, die uw vermogen heeft verbrast met slechte vrouwen, hebt ge voor hem het gemeste kalf laten slachten. Toen antwoordde de vader: Jongen, jij bent altijd bij me en alles van mij is ook van jou. Maar er moet feest en vrolijkheid zijn, omdat die broer van je dood was en levend is geworden.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl