Dagelijks Brood Lezingen van de dag: maandag t/m zaterdag 24 – 29 juni 2019

heilig-hart-van-jezus-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag: maandag t/m zaterdag 24 – 29 juni 2019
12e week van door het jaar

U kunt deze week downloaden via deze link

Maandag 24 juni – Geboorte van Johannes de Doper
Hoogfeest

Eerste lezing (Jes. 49, 1-6)

Luistert naar mij, eilanden, spitst de oren, volkeren van ver: De Heer heeft mij vanaf de moederschoot geroepen, vanaf de schoot mijner moeder heeft Hij mijn naam genoemd. Hij heeft mijn mond tot een snedig zwaard gemaakt, met de schaduw van zijn hand heeft Hij mij bedekt. Hij maakte van mij een geslepen pijl, en in zijn koker heeft Hij mij geborgen. Hij sprak tot mij: “Mijn dienaar zijt gij, Israël, in wie Ik Mij zal verheerlijken.” En ik heb gezegd: “Vergeefs heb ik mij afgetobd, mijn kracht loopt uit op leegheid en wind, maar mijn recht is bij de Heer, en mijn beloning bij mijn God.” Nu echter sprak de Heer, die mij vormde tot zijn knecht vanaf de moederschoot, om Jakob terug te brengen tot Hem en opdat Israël voor Hem zou worden verzameld. – Ik ben verheerlijkt in de ogen van de Heer, en mijn God is mijn sterkte. – Hij sprak: “Het is te gering, dat gij mijn dienaar zijt, om Jakobs stammen op te richten en de gespaarden van Israël terug te brengen. Ik stel u aan tot licht van de heidenvolkeren om mijn heil te zijn tot aan het uiteinde der aarde.”

Tussenzang (Ps. 139/138)

Refrein: Ik dank U, eer, voor het wonder van mijn leven.
Gij kent mij, Heer, en Gij doorschouwt mij, Gij ziet mij waar ik ga of sta. Van verre kent Gij mijn gedachten, Gij weet waarom ik bezig ben of rust.
Want wat er in mij is hebt Gij geschapen, Gij hebt mij als een weefsel in de moederschoot gevormd. Ik dank U voor het wonder van mijn leven, voor alle wonderwerken die Gij hebt gemaakt.
Gij weet ook alles wat er omgaat in mijn geest, mijn diepste wezen is U niet verborgen. Toen ik geheimnisvol werd voortgebracht, mijn levensdraden in de schoot gevlochten werden.

Tweede lezing (Hand. 13, 22-26)Vers voor het evangelie (Lc. 1, 76)

Alleluia. Gij, kind, profeet van de Allerhoogste zult ge worden genoemd, want voorafgaan zult gij aan de Heer en gij zult zijn wegen bereiden. Alleluia.

Evangelie (Lc. 1, 57-66.80)

In die tijd brak voor Elisabeth het ogenblik aan dat zij moeder werd; zij schonk het leven aan een zoon. Toen de buren en de familie hoorden hoe groot de barmhartigheid was, die de Heer aan haar had betoond, deelden zij in haar vreugde. Op de achtste dag kwam men het kind besnijden en ze wilden het naar zijn vader Zacharias noemen. Maar zijn moeder zei daarop: “Neen, het moet Johannes heten.” Zij antwoordden haar: “Maar er is in uw familie niemand die zo heet.” Met gebaren vroegen zij toen aan zijn vader hoe hij het wilde noemen. Deze vroeg een schrijftafeltje en schreef er op: “Johannes zal hij heten.” Ze stonden allen verbaasd. Onmiddellijk daarop werd zijn mond geopend, zijn tong losgemaakt en verkondigde hij Gods lof. Ontzag vervulde alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd al het gebeurde rondverteld. Ieder die het hoorde, dacht er over na en vroeg zich af: “Wat zal er worden van dit kind?” Want de hand des Heren was met hem. Het kind groeide op en de Geest beheerste hem meer en meer. Hij verbleef in de woestijn tot de dag, waarop hij zich aan Israël in het openbaar vertoonde.

Dinsdag 25 juni – H. Adalbert, diaken

Eerste lezing (Gen. 13, 2.5-18)

Abram was een rijk man die zeer veel vee, zilver en goud bezat. Ook Lot, die met Abram was meegekomen, bezat schapen, runderen en tenten.
Het land liet evenwel niet toe dat ze bij elkaar bleven, want hun bezit was zo omvangrijk, dat ze niet bij elkaar konden blijven. Dit veroorzaakte botsingen tussen de herders van Abram en die van Lot. Bovendien woonden toentertijd ook de Kanaänieten en de Perizzieten nog in het land. Daarom zei Abram tot Lot:
“Laten wij geen ruzie met elkaar maken en onze herders evenmin, wij zijn toch broers van elkaar. Het hele land ligt voor je. Het is werkelijk beter dat je weggaat,
ga jij links, dan ga ik rechts ga jij rechts, dan ga ik links.”
Toen liet Lot zijn blik rondgaan, hij zag, hoe rijk aan water het land langs de Jordaan was. Want voordat God de Heer Sodom en Gomorra verwoest had, was deze streek, tot Soar toe, als de tuin van de Heer, even waterrijk als Egypte.
Daarom koos Lot al het land langs de Jordaan en ging oostwaarts. Zo scheidden de beide broers. Abram bleef in Kanaän wonen, maar Lot zocht zich een woonplaats bij de steden in de Jordaanstreek en sloeg zijn tent op in de nabijheid van Sodom. De Sodomieten bedreven veel kwaad en zondigden tegen de Heer. Nadat Lot was weggegaan zei God de Heer tot Abram: “Laat uw blik rondgaan en kijk vanaf de plaats waar gij staat naar het noorden en het zuiden, het oosten en het westen. Al het land dat gij ziet, schenk Ik aan u en aan uw nageslacht, voor altijd. lk zal uw nakomelingen maken als het zand op de aarde. Alleen iemand die het zand van de aarde kan tellen, zal uw nakomelingen kunnen tellen. Ga het hele land door in de lengte en in de breedte, want Ik schenk het aan u!” Toen sloeg Abram zijn tent op en ging wonen bij de eik van More te Hebron, daar richtte hij een altaar op ter ere van de Heer.

Tussenzang (Ps. 15/14)

Refrein: Heer, wie mag te gast zijn in uw tent?
Wie rechtvaardig is en eerbaar leeft, in zijn hart geen boze plannen koestert, geen bedrog pleegt met zijn tong;
Wie zijn evenmens geen schade doet en zijn buren niet te schande zet, wie de boosdoener veracht, maar de dienaars van de Heer in ere houdt;

Wie beloften in zijn eigen nadeel toch volbrengt, zijn bezit niet uitleent tegen woeker, als getuige niet omkoopbaar is. Wie zich zo gedraagt, zal niet wankelen in eeuwigheid.

Vers voor het evangelie (2 Kor. 5, 19)

Alleluia. God was het, die in Christus de wereld met zich verzoende, en ons gaf Hij de boodschap van de verzoening mee. Alleluia.

Evangelie (Mt. 7, 6.12-14)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij ze niet met hun poten vertrappen,
zich omkeren en u verscheuren. Alles wat gij wilt dat de mensen voor u doen, doet dat ook voor hen. Dat is Wet en Profeten. Gaat binnen door de nauwe poort, want de weg die naar de ondergang voert is wijd en breed, en velen zijn er die hem inslaan. Hoe nauw toch is de poort en hoe smal is de weg die voert naar het leven, en weinigen zijn er die hem vinden.”

Woensdag 26 juni

Eerste lezing (Gen. 15, 1-12.17-18)

In die dagen klonk het woord van de Heer in een visioen tot Abram: “Gij moet niet vrezen, Abram, Ik zal uw schild zijn. Uw loon zal zeer groot zijn!” Toen zei Abram:
“Heer God, wat baten mij uw gaven? Want ik blijf maar kinderloos en de Damasceen Eliëzer zal de bezitter van mijn huis worden. Gij hebt mij toch geen nakomelingen geschonken, en een onderhorige zal mijn erfgenaam zijn.” Toen werd het woord van de Heer tot hem gericht: “Niet hij wordt uw erfgenaam, uw erfgenaam zal iemand zijn die gij zult verwekken.” Hij leidde hem naar buiten en zei: “Kijk naar de hemel en tel de sterren, als ge kunt.” En Hij verzekerde hem: “Zo talrijk wordt uw nageslacht.”

Abram geloofde de Heer en deze rekende hem dat als gerechtigheid aan. Toen zei de Heer tot hem: “Ik ben God de Heer, die u uit Ur in Chaldea heb geleid om u dit land in bezit te geven. ” Abram vroeg: “Heer God, hoe kan ik weten dat ik het inderdaad zal krijgen?” Hij zei tot hem: “Haal een driejarige koe, een driejarige bok, een driejarige ram, een tortel en een jonge duif. ” Hij haalde dit alles, sneed de dieren middendoor, en legde de stukken tegenover elkaar, alleen de vogels sneed hij niet door. Er kwamen roofvogels op de dode dieren af, maar Abram joeg ze weg. Bij zonsondergang viel Abram in een diepe slaap, hevige angst en duisternis overviel hem. Toen de zon was ondergegaan, en het helemaal donker was geworden, zag Abram een rokende oven en een vurige fakkel, die tussen de stukken door gingen. Op die dag sloot de Heer een verbond met Abram. Hij zei: “Aan uw nakomelingen schenk Ik dit land, vanaf de beek van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat.”

Tussenzang (Ps. 105/104)

Refrein: Voor eeuwig blijft Gods verbond van kracht. Of: Alleluia.
Verheerlijkt de Heer en aanbidt zijn Naam,verkondigt de volken zijn daden.
Bezingt Hem en tokkelt de snaren voor Hem, verhaalt al zijn wondere werken.
Gaat groot op de heilige Naam van de Heer,verheugt u, gij die Hem aanhangt.
Verlaat u op Hem, op zijn machtige arm, blijft altijd zijn Aanschijn zoeken.
Gij, kroost van zijn dienaar Abraham, gij zonen van Jakob, zijn welbeminde.
De Heer, Hij is onze enige God, wat Hij beslist, geldt voor heel de aarde.
Voor eeuwig blijft zijn verbond van kracht, wat Hij beloofd heeft voor duizend geslachten.
De bond die Hij vroeger met Abraham sloot, de eed die Hij Isaäk eens heeft gezworen.

Vers voor het evangelie (Ef. 1, 17-18)

Alleluia. De God van onze Heer Jezus Christus moge ons innerlijk oog verlichten, om te zien, hoe groot de hoop is waartoe Hij ons roept. Alleluia

Evangelie (Mt. 7, 15-20)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Wacht u voor de valse profeten, mensen die tot u komen in schaapskleren, maar van binnen roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zult ge ze kennen. Plukt men soms druiven van dorens of vijgen van distels? Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de zieke boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, noch een zieke boom goede vruchten. Iedere boom, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Aan hun vruchten dus zult ge ze kennen.”

Donderdag 27 juni – H. Cyrillus van Alexandrië,
bisschop en kerkleraar

Eerste lezing (Gen. 16, 1-12.15-16)

Sarai, de vrouw van Abram, had hem geen kinderen geschonken. Nu had zij een Egyptische slavin, die Hagar heette. Sarai zei tot Abram: “Ge weet dat de Heer mijn schoot heeft gesloten, zodat ik geen kinderen kan krijgen. Ga dus naar mijn slavin, misschien krijg ik een zoon van haar.” En Abram stemde in met Sarai’s voorstel. Sarai, de vrouw van Abram, gaf dus Hagar, haar Egyptische slavin, aan haar man Abram als vrouw, Abram woonde toen al tien jaar in Kanaän. Hij had gemeenschap met Hagar en zij werd zwanger. Toen zij dat bemerkte, begon zij haar meesteres hooghartig te behandelen. Daarom zei Sarai tot Abraham “Gij zijt aansprakelijk voor het onrecht dat mij wordt aangedaan. Ik heb mijn slavin in uw armen gelegd; en nu zij ziet dat ze zwanger is, word ik door haar hooghartig behandeld. De Heer moge oordelen, wie van ons beiden in zijn recht staat.” Daarop zei Abram tot Sarai: “Ge kunt over uw slavin beschikken; doe met haar wat ge wilt.” In die dagen begon Sarai het leven van haar slavin zo onaangenaam te maken, dat zij van haar wegliep. De engel van de Heer vond haar bij een waterbron in de woestijn, de bron die aan de weg naar Sur ligt. Hij zei: “Hagar, slavin van Sarai, waar komt gij vandaan en waar gaat gij heen?” Zij zei: “Ik ben weggelopen bij mijn meesteres Sarai.” De engel van de Heer zei tot haar: “Ga naar uw meesteres terug en wees haar onderdanig.” En hij zei ook nog: “Uw nakomelingen zal ik zeer talrijk maken, zo talrijk dat zij niet meer te tellen zijn.” De engel van de Heer verzekerde haar: “Gij zijt nu zwanger, gij zult een zoon baren en hem Ismaël noemen, want God de Heer heeft u verhoord in uw ellende. Een wilde ezel in de steppe wordt hij, zijn hand gaat omhoog tegen allen, de handen van allen tegen hem; al zijn broers trotseert hij!” Toen baarde Hagar aan Abram een zoon en hij noemde die zoon Ismaël. Abram was zesentachtig jaar, toen Hagar hem Ismaël baarde.

Tussenzang (Ps. 106/105)

Refrein: Verheerlijkt de Heer, omdat Hij ons weldoet. Of: Alleluia.
Verheerlijkt de Heer, omdat Hij ons weldoet, omdat zijn barmhartigheid eeuwig duurt. Wie kan al zijn machtige daden verhalen, wie geeft Hem de lof die Hem past?
Gelukkig zijn zij die zijn voorschriften volgen, zich goed gedragen te allen tijd. Vergeet mij niet, Heer, die uw volk welgezind zijt, en daal tot mij af met uw hulp.
Dan zal het geluk van uw vrienden mijn deel zijn, dan ben ik verheugd als uw volk zich verblijdt en trots tot uw erfdeel te horen.

Vers voor het evangelie (Fil. 2, 15-16)

Alleluia. Schittert als sterren in het heelal, en houdt vast het woord des levens. Alleluia.

Evangelie (Mt. 7, 21-29)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemel is. Velen zullen op die dag tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet in uw Naam geprofeteerd en hebben wij niet in uw Naam duivels uitgedreven en in uw Naam veel wonderen gedaan? Maar dan zal Ik hun onomwonden verklaren: Nooit heb Ik u gekend, gaat weg van Mij, gij die ongerechtigheid doet! Ieder nu die deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt, kan men vergelijken met een verstandig man, die zijn huis op rotsgrond bouwde. De regen viel neer, de bergstromen kwamen omlaag, de storm stak op en zij stortten zich op dat huis, maar het viel niet in, want het stond gegrondvest op de rots. Maar ieder die deze woorden van Mij hoort doch er niet naar handelt, kan men vergelijken met een dwaas, die zijn huis bouwde op het zand. De regen viel neer, de bergstromen kwamen omlaag, de storm stak op en zij beukten dat huis, zodat het volledig verwoest werd.” Toen Jezus deze toespraak geëindigd had, was het volk buiten zichzelf van verbazing over zijn leer. Want Hij onderrichtte niet zoals hun schriftgeleerden, maar als iemand die gezag bezit.

Vrijdag 28 juni – Heilig Hart van Jezus, hoogfeest

Eerste lezing (Ez. 34, 11-16)

Zo spreekt de Heer God: “Ik zoek mijn kudde op en bezoek mijn eigen schapen. Zoals een herder omziet naar zijn kudde, en zich onder zijn schapen begeeft wanneer ze verstrooid zijn, zo zal Ik omzien naar mijn schapen en ze in veiligheid brengen, hoe ver ze ook afgedwaald zijn ten gevolge van mist en nevel. Ik breng ze bijeen uit alle volken en drijf ze samen uit alle landen, om ze te voeren naar hun eigen grond; Ik zal ze laten weiden op Israëls bergen, in hun eigen dalen en bewoonde streken. Ik zal ze weiden op vette grond; hoog op de bergen is hun weideland; daar kunnen ze rusten en grazen op grasrijke grond en vette weiden, op de bergen van Israël. Ik zal mijn schapen weiden, Ik zelf zal ze laten rusten”, spreekt de Heer God. “De verdwaalde schapen ga Ik zoeken, de verstrooide schapen bijeenbrengen, de gewonde dieren verbinden, de zwakke weer krachtig maken, en passen op de gezonde en sterke dieren. Ik zal ze laten weiden in overvloed.”

Tussenzang (Ps. 23/22)

Refrein: De Heer is mijn herder, niets kom ik te kort.
De Heer is mijn herder, niets kom ik te kort, Hij laat mij weiden op groene velden. Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten, Hij geeft mij weer frisse moed. Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden omwille van zijn Naam.
Al voert mijn weg door donkere kloven, ik vrees geen onheil waar Gij mij leidt. Uw stok en uw herdersstaf geven mij moed en vertrouwen. Gij nodigt mij aan uw tafel tot ergernis van mijn bestrijders.
Met olie zalft Gij mijn hoofd mijn beker is overvol. Voorspoed en zegen verlaten mij nooit elke dag van mijn leven. Het huis van de Heer zal mijn woning zijn voor alle komende tijden.

Tweede lezing (Rom. 5, 5-11)

Broeders en zusters, Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken. Want Christus is voor goddelozen gestorven op de gestelde tijd, toen wijzelf nog geheel hulpeloos waren. Men zal niet licht iemand vinden, die zijn leven geeft voor een rechtvaardige, al zou misschien iemand in een bepaald geval dit van zich kunnen verkrijgen. God echter bewijst zijn liefde voor ons juist hierdoor, dat Christus voor ons is gestorven toen wij nog zondaars waren. Des te zekerder zullen wij ontkomen aan de toorn nu wij eenmaal gerechtvaardigd zijn door zijn bloed, dankzij Hem. Toen wij vijanden waren, zijn wij met God verzoend door de dood van zijn Zoon; des te zekerder zullen wij, eenmaal verzoend, gered worden door zijn leven. En dat niet alleen: nu reeds juichen wij in God door Jezus Christus onze Heer door wie wij de verzoening hebben ontvangen.

Vers voor het evangelie (Joh. 10, 14)

Alleluia. Ik ben de goede herder, zegt de Heer; Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij. Alleluia.

Evangelie (Luc. 15, 3-7)

In die tijd hield Jezus de Farizeeën en Schriftgeleerden deze gelijkenis voor: “Wanneer iemand onder u honderd schapen heeft en er één verliest, laat hij dan niet de negenennegentig in de wildernis achter om op zoek te gaan naar het verlorene totdat hij het vindt? En als hij het vindt, legt hij het vol vreugde op zijn schouders en hij gaat naar huis, roept zijn vrienden en buren bij elkaar en zegt hun: Deelt in mijn vreugde, want mijn schaap dat verloren was geraakt heb ik gevonden. Ik zeg u: Zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben.”

Zaterdag 29 juni – HH. Petrus en Paulus, apostelen

Eerste lezing (Hand. 12, 1-11)

In die dagen legde koning Herodes de hand op enkele leden van de kerk om hen te mishandelen: Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen. Omdat hij bemerkte dat dit de joden aangenaam was, liet hij ook nog Petrus gevangen nemen. Het was juist in de dagen van het ongedesemde brood. Toen hij hem in handen had gekregen, wierp hij hem in de gevangenis en liet hem bewaken door vier groepen soldaten, elk van vier man; het was zijn bedoeling Petrus na het paasfeest voor het volk te leiden. Terwijl Petrus in de gevangenis zat, werd door de kerk vurig voor hem tot God gebeden. In de nacht vóórdat Herodes hem wilde laten voorleiden, lag Petrus met twee kettingen vastgebonden, te slapen tussen twee soldaten, terwijl ook voor de poort van de gevangenis wacht werd gehouden. Opeens stond een engel des Heren bij hem en was de cel hel verlicht. Hij stootte Petrus in de zij, wekte hem en sprak: “Sta vlug op.” Meteen vielen de kettingen van zijn handen. Vervolgens zei de engel: “Doe uw gordel om en bind uw sandalen onder.” Petrus deed het. De engel hernam: “Sla uw mantel om en volg mij.” Hij ging mee naar buiten zonder nog te beseffen dat het werkelijkheid was wat de engel deed: hij meende een visioen te zien. Zij passeerden de eerste en de tweede wacht en kwamen aan de ijzeren poort, die toegang gaf tot de stad; deze ging vanzelf voor hen open. Zij traden naar buiten, liepen een straat ver en eensklaps was de engel verdwenen. Toen kwam Petrus tot zichzelf en zei: “Nu weet ik zeker, dat de Heer zijn engel heeft gezonden en mij heeft ontrukt aan de macht van Herodes en aan alles wat het volk der Joden verwachtte.”

Tussenzang (Ps. 34/33)

Refrein: De Heer heeft mij gered uit al wat ik vreesde.
De Heer zal ik prijzen iedere dag, zijn lof ligt mij steeds op de lippen. Mijn geest is fier op de gunst van de Heer, laat elk die het hoort zich verheugen.
Verheerlijkt de Heer te zamen met mij en laat ons eendrachtig zijn Naam vereren. Ik ging tot de Heer en Hij heeft mij verhoord, Hij heeft mij gered uit al wat ik vreesde.
Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig, want Hij stelt u niet teleur. Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer en redt hen uit hun ellende.
De engel van God legt een schans om hen heen, om elk die God vreest te beschermen. Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is, gelukkig is hij die zijn heil zoekt bij Hem.

Tweede lezing (2 Tim. 4, 6-8.17-18)

Dierbare, wat mij betreft, mijn bloed wordt weldra geplengd, het uur van mijn heengaan is nabij. Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop voleind, het geloof bewaard. Nu wacht mij de krans der gerechtigheid waarmee de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij zal belonen op de grote dag, en niet alleen mij, maar allen die met liefde uitzien naar zijn komst. De Heer heeft mij terzijde gestaan en mij kracht gegeven om mijn ambt als prediker van het evangelie ten einde toe te vervullen, zodat alle volken ervan horen, en ik werd verlost uit de muil van de leeuw. De Heer zal mij blijven beschermen tegen alle boze aanslagen en mij behouden overbrengen naar zijn hemels koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid in de eeuwen der eeuwen! Amen.

Vers voor het evangelie (Mt. 16, 18)

Alleluia. Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Alleluia.

Evangelie (Mt. 16, 13-19)

In die tijd, toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag: “Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?” Zij antwoordden: “Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.” “Maar gij – sprak Hij tot hen – wie zegt gij dat Ik ben?” Simon Petrus antwoordde: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Jezus hernam: “Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg Ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl