Dagelijks Brood Lezingen van de dag: maandag t/m zaterdag 22 – 27 juli 2019

heilige-birgitta-van-zweden-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag: maandag t/m zaterdag 22 – 27 juli 2019
16e week van door het jaar

U kunt deze week downloaden via deze link

Maandag 22 juli – H. Maria Magdalena

Eerste lezing (Hoogl. 3, 1-4a)

Zo spreekt de bruid: “Des nachts op mijn bed zoek ik mijn zielsbeminde, maar hoe ik ook zoek, ik vind hem niet. Ik sta op, doorkruis de stad, zoek op pleinen en in straten naar mijn zielsbeminde, maar hoe ik ook zoek, ik vind hem niet. Daar kom ik de wachters tegen, die de stad doorkruisen: Hebt gij mijn zielsbeminde gezien? Nauwelijks ben ik ze voorbij, of daar vind ik mijn zielsbeminde!”

Ofwel

Eerste lezing (2 Kor. 5, 14-17)

Broeders en zusters, De liefde van Christus laat ons geen rust sinds wij hebben ingezien, dat Een is gestorven voor allen. Maar dan zijn allen gestorven! En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem die ter wille van hen is gestorven en verrezen. Daarom beoordelen wij voortaan niemand meer naar de oude maatstaven. En al hebben wij Christus ooit op zulke wijze beoordeeld, dan nu toch niet meer. Zo is dus wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen.

Tussenzang (Ps. 63/62)

Refrein: Naar U, Heer, dorst mijn ziel en hunkert mijn hart.
God, mijn God zijt Gij, ik zoek U met groot verlangen. Naar U dorst mijn ziel en hunkert mijn hart als dorre akkers naar regen.
Zo zie ik omhoog naar de plaats waar Gij woont, beschouw ik uw macht en uw glorie. Meer waard dan het leven is mij uw genade, mijn mond verkondigt uw lof.
Ik zal U prijzen zolang ik leef, mijn handen uitstrekken naar U. Mijn ziel wordt verzadigd met voedzame spijs, mijn mond zal U jubelend danken.
Want Gij zijt altijd mijn beschermer geweest, ik koester mij onder uw vleugels. Met heel mijn hart houd ik vast aan U, het is uw hand die mij steunt.

Vers voor het evangelie

Alleluia. Zeg het ons, Maria, wat hebt gij gezien onderweg? Het graf van Christus dat leeg was, de glorie van Hem die is opgestaan. Alleluia.

Evangelie (Joh. 20, 1.11-18)

Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena vroeg in de morgen – het was nog donker – bij het graf en zag dat de steen van het graf was weggerold. Buiten bij het graf stond zij te schreien, en al schreiend boog zij zich naar het graf toe en zag op de plaats waar Jezus’ lichaam gelegen had, twee in het wit geklede engelen zitten, een aan het hoofdeinde en een aan het voeteinde. Zij spraken haar aan: “Vrouw, waarom schreit ge?” Zij antwoordde: “Zij hebben mijn Heer weggenomen en ik weet niet waar zij Hem hebben neergelegd.” Toen zij dit gezegd had, keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zonder te weten dat het Jezus was. Jezus zei tot haar: “Vrouw, waarom schreit ge? Wie zoekt ge?” In de mening dat het de tuinman was, vroeg zij: “Heer, mocht gij Hem hebben weggebracht, zeg mij dan waar ge Hem hebt neergelegd zodat ik Hem kan weghalen.” Daarop zei Jezus tot haar: “Maria!” Zij keerde zich om en zei tot Hem in het Hebreeuws: “Rabboeni!” wat leraar betekent.
Toen sprak Jezus: “Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader, maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God.” Maria Magdalena ging aan de leerlingen berichten, dat zij de Heer gezien had, en wat Hij haar gezegd had.

Dinsdag 23 juli H. Birgitta, kloosterlinge,
patrones van Europa

Eerste lezing (Gal. 2, 19-20)

Broeders en zusters,Ik ben dood voor de wet; door de wet ben ik gestorven om te leven voor God. Met Christus ben ik gekruisigd. Ik leef niet meer, Christus leeft in mij. Dit sterfelijk bestaan is voor mij nog slechts leven in het geloof in Gods Zoon, die mij heeft liefgehad en zichzelf voor mij heeft overgeleverd.

Tussenzang (Ps. 34/33)
Refrein: De Heer zal ik prijzen iedere dag.
De Heer zal ik prijzen iedere dag, zijn lof ligt mij steeds op de lippen. Mijn geest is fier op de gunst van de Heer, laat elk die het hoort zich verheugen.
Verheerlijkt de Heer te zamen met mij en laat ons eendrachtig zijn Naam vereren. Ik ging tot de Heer en Hij heeft mij verhoord, Hij heeft mij gered uit al wat ik vreesde.
Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig, want Hij stelt u niet teleur. Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer en redt hen uit hun ellende.
De engel van God legt een schans om hen heen, om elk die God vreest te beschermen. Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is, gelukkig is hij die zijn heil zoekt bij Hem.
Eerbiedigt de Heer, gij die Hem gewijd zijt, want wie Hem eerbiedigt, lijdt nimmer gebrek. De rijken zijn arm en behoeftig geworden, die gaan tot de Heer komen nooit iets tekort.

Vers voor het evangelie (Joh. 15, 9b.5b)

Alleluia. Blijft in mijn liefde, zegt de Heer; wie in Mij blijft, terwijl Ik blijf in hem, die draagt veel vrucht. Alleluia.

Evangelie (Joh. 15, 1-8)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, snijdt Hij af; en elke die wel vrucht draagt, zuivert Hij, opdat zij meer vrucht mag dragen. Gij zijt al rein dankzij het woord dat Ik tot u gesproken heb. Blijft in Mij, dan blijf Ik in u.
Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, maar alleen als zij blijft aan de wijnstok, zo gij evenmin als gij niet blijft in Mij. Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft, terwijl Ik blijf in hem, die draagt veel vrucht, want los van Mij kunt gij niets. Als iemand niet in Mij blijft wordt hij weggeworpen als de rank en verdort; men brengt ze bij elkaar, gooit ze in het vuur en ze verbranden. Als gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt dan wat gij wilt en gij zult het krijgen. Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt: dat gij rijke vruchten draagt; zo zult gij mijn leerlingen zijn.”

Woensdag 24 juli

Eerste lezing (Ex. 16, 1-5.9-15)

Van Elim trok heel de gemeenschap van de Israëlieten verder
en bereikte de woestijn van Sin, tussen Elim en de Sinaï.
Het was de vijftiende dag van de tweede maand
na hun vertrek uit Egypte.
Toen ze in de woestijn waren,
begon heel de gemeenschap van de Israëlieten te morren
tegen Mozes en Aäron.
De Israëlieten zeiden tegen hen:
“Waren we maar door de hand van de Heer gestorven in Egypte,
waar we bij de vleespotten zaten en volop brood konden eten.
Gij hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht
om al deze mensen van honger te laten omkomen.”
Toen sprak de Heer tot Mozes:
“Ik zal brood voor u laten regenen uit de hemel.
De mensen moeten er dagelijks op uit gaan
en de hoeveelheid voor één dag verzamelen.
Dan kan Ik vaststellen of het mijn leiding wil volgen of niet.
Maar op de zesde dag moeten ze eens zo veel verzamelen
en toebereiden als op andere dagen.”
En Mozes sprak tot Aäron:
“Zeg aan heel de gemeenschap der Israëlieten het volgende:
Nader tot de Heer, want Hij heeft uw gemor gehoord.”
Terwijl Aäron sprak,
keerde heel de gemeenschap der Israëlieten
zich naar de woestijn.
En daar verscheen hun in een wolk
de heerlijkheid van de Heer.
De Heer sprak tot Mozes:
“Ik heb het gemor van de Israëlieten gehoord.
Dit moet ge hun zeggen:
Tegen de avond kunt ge vlees eten
en morgenochtend zult ge volop brood hebben.
Dan zult ge weten dat Ik de Heer, uw God, ben.”
En het was avond,
toen kwartels kwamen aangevlogen,
die neervielen over heel het kamp.
De volgende morgen hing er dauw rondom het kamp.
En toen deze was opgetrokken lag er over de woestijn
een fijne korrelige laag, alsof de grond met rijp was bedekt.
De Israëlieten zagen het en vroegen:
“Wat is dat?”
Ze wisten werkelijk niet wat het was.
Mozes legde hun uit:
“Dit is het brood dat God de Heer u te eten geeft.”

Tussenzang (Ps. 78/77)

Refrein: De Heer gaf zijn volk brood uit de hemel.

Zij tartten Hem in hun overmoed
en eisten dat Hij hun honger zou stillen.
Zij spraken zonder geloof over God:
kan Hij in de steppe een maaltijd bereiden?

Toch gaf Hij de wolken daarboven bevel
en opende Hij de sluizen des hemels,
het regende manna als voedsel voor hen,
zij kregen brood uit de hemel.

De mens mocht het brood van de Machtigen eten,
Hij zond hun genoeg voor de reis.
De oostenwind liet Hij los uit de hemel,
een storm uit het zuiden joeg Hij naar hen toe.

Toen daalde het vlees op hen neer als stof,
een vogelzwerm als een zandstorm.
Zij vielen neer op de legerplaats
en lagen rondom de tenten.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 88)

Alleluia.
Wees mij barmhartig en laat mij leven, Heer,
dan blijf ik aan wat Gij verordent trouw.
Alleluia.

Evangelie (Mt. 13, 1-9)

Op zekere dag had Jezus zijn huis verlaten
en zat aan de oever van het meer.
Toen verzamelde zich bij Hem een menigte, zó talrijk,
dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen,
terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan.
Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijkenissen.
“Eens – zo begon Hij –
ging een zaaier uit om te zaaien.
Bij het zaaien viel een gedeelte op de weg
en de vogels kwamen het opeten.
Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken
waar het niet veel aarde had;
het schoot snel op, omdat het in ondiepe grond lag.
Toen de zon was opgekomen, kreeg het te lijden van de hitte,
zodat het verdorde bij gebrek aan wortel.
Weer een ander gedeelte viel onder de distels
en deze schoten op, zodat het verstikte.
Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond
en leverde vrucht op:
deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.
Wie oren heeft, hij luistere.”

Donderdag 25 juli – H. Jakobus, apostel

Eerste lezing (2 Kor. 4, 7-15)

Broeders en zusters,
wij dragen een schat in aarden potten;
duidelijk blijkt,
dat die overgrote kracht van God komt en niet van ons.
Wij worden aan alle kanten bestookt,
maar raken toch niet klem;
wij zien geen uitweg meer,
maar zijn nooit ten einde raad;
wij worden opgejaagd,
maar niet in de steek gelaten;
wij worden neergeveld,
maar gaan er niet aan dood.
Altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee,
want ook het leven van Jezus
moet in ons lichaam openbaar worden.
Voortdurend wordt ons leven
aan de dood uitgeleverd om Jezus’ wil,
opdat ook het leven van Jezus
zich zou openbaren in ons sterfelijk bestaan.
Zo verricht de dood zijn werk in ons en het leven in u.
Maar wij bezitten die geest van geloof waarvan de Schrift zegt:
“Ik heb geloofd,
daarom heb ik gesproken.”
Ook wij geloven en daarom spreken wij.
Want wij weten,
dat Hij die de Heer Jezus van de doden heeft opgewekt,
ook ons evenals Jezus ten leven zal wekken
om ons tot zich te voeren, samen met u.
Want alles gebeurt voor u:
de genade moet zich in velen vermenigvuldigen
zodat steeds meer mensen dank brengen aan God,
tot eer van zijn Naam.

Tussenzang (ps. 126/125)

Refrein: Die onder tranen zaaien, zij oogsten met gejuich.

De Heer bracht Sions ballingen terug:
het was alsof wij droomden.
Toen lachten alle monden
en juichte elke tong.

Toen zei men bij de volken:
geweldig is het wat de Heer hen deed.
Geweldig was het wat de Heer ons deed,
daarom zijn wij zo blij.

Keer nu ons lot ten goede, Heer,
zoals een beek doet in de Zuid-woestijn.
Die onder tranen zaaien,
zij oogsten met gejuich.

Vol zorgen gaan zij uit
met zaaizakken beladen;
maar keren zingend weer
beladen met hun schoven.

Vers voor het evangelie (Joh. 15, 16)

Alleluia. Ik heb u uitgekozen en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen, die blijvend mogen zijn. Alleluia.

Evangelie (Mt. 20, 20-28)

In die tijd trad de moeder van de zonen van Zebedeüs
samen met hen op Jezus toe
en wierp zich voor zijn voeten om Hem iets te vragen.
Hij sprak tot haar:
“Wat verlangt ge?”
Zij antwoordde Hem:
“Laat deze twee jongens van mij in uw Koninkrijk zitten,
één aan uw rechter- en één aan uw linkerhand.”
Maar Jezus antwoordde:
“Gij weet niet wat ge vraagt.
Zijt gij in staat de beker te drinken die Ik ga drinken?”
Zij zeiden hem:
“Ja, dat kunnen wij.”
Hij sprak:
“Inderdaad, mijn beker zult gij drinken,
maar het is niet aan Mij
u te doen zitten aan mijn rechter- of linkerhand,
omdat alleen zij dit verkrijgen
voor wie mijn Vader dit heeft bereid.”
Toen de tien anderen dit hoorden,
werden zij kwaad op de beide broers.
Jezus echter riep hen bij zich en sprak:
“Gij weet dat de heersers der volkeren
hen met ijzeren vuist regeren
en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen.
Dit mag bij u niet het geval zijn;
wie onder u groot wil worden,
moet dienaar van u zijn,
en wie onder u de eerste wil zijn,
moet slaaf van u wezen,
zoals ook de Mensenzoon
niet gekomen is om gediend te worden,
maar om te dienen
en zijn leven te geven als losprijs voor velen.”

Vrijdag 26 juli – HH. Joachim en Anna,
ouders van de heilige Maagd Maria

Eerste lezing (Ex. 20, 1-17)

In die dagen sprak God al de woorden die hier volgen.
“Ik ben de Heer uw God,
die u heb weggeleid uit Egypte, het slavenhuis.
Gij zult geen andere goden hebben, ten koste van Mij.
Gij zult geen godenbeelden maken,
geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel,
beneden op aarde of in de wateren onder de aarde.
Gij zult u voor hen niet ter aarde buigen
en hun geen goddelijke eer bewijzen,
want Ik, de Heer uw God,
Ik ben voor hen die Mij haten een jaloerse God,
die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen,
tot het derde en vierde geslacht,
maar voor hen die Mij liefhebben
en mijn geboden onderhouden,
een God die goedheid bewijst tot aan het duizendste geslacht.
Gij zult de Naam van de Heer uw God
niet lichtvaardig gebruiken,
want de Heer laat degenen
die zijn Naam lichtvaardig gebruiken niet ongestraft.
Denk aan de sabbat: die moet heilig voor u zijn.
Zes dagen zult gij werken en alle arbeid verrichten.
Maar de zevende dag is de sabbat voor de Heer uw God.
Dan moogt gij geen enkele arbeid verrichten:
gij zelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet,
uw slaaf niet, uw slavin niet, uw dieren niet,
zelfs niet de vreemdeling die bij u woont.
In zes dagen immers heeft de Heer
de hemel, de aarde, de zee met al wat er in is, gemaakt.
Maar de zevende dag heeft Hij gerust
en zo de sabbat gezegend en tot een heilige dag gemaakt.
Eer uw vader en uw moeder.
Dan zult gij lang leven op de grond die de Heer uw God u schenkt.
Gij zult niet doden.
Gij zult geen echtbreuk plegen.
Gij zult niet stelen.
Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen.
Gij zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste,
gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste,
niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel,
op niets wat hem toebehoort.”

Tussenzang (Ps. 19/18)

Refrein: Uw woorden, Heer, zijn woorden van eeuwig leven

De wet van de Heer is volkomen,
zij sterkt de onzekere geest.
Zijn voorschriften zijn betrouwbaar,
onwetenden maken zij wijs.

Rechtmatig zijn al zijn bevelen,
bevredigend voor het gemoed.
Glashelder zijn zijn geboden,
zij zijn een licht voor het oog.

Het woord van de Heer is eerlijk,
het blijft in eeuwigheid waar.
Zijn uitspraken zijn waarachtig,
rechtvaardig in iedere zaak.

Gezocht meer dan goud of juwelen,
welsmakend als honingzeem.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 135)

Alleluia. Laat voor uw dienaar uw Aangezicht stralen, Heer, laat mij uw beschikkingen zien. Alleluia.

Evangelie (Mt. 13, 18-23)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Gij dan,
luistert naar de gelijkenis van de zaaier.
Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk
wel hoort, maar niet begrijpt,
komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart,
dat is degene die op de weg gezaaid is.
Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij,
die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt,
maar hij heeft geen wortel geschoten,
hij leeft bij het ogenblik,
en als hij omwille van het woord onderdrukt of vervolgd wordt,
komt hij onmiddellijk ten val.
Die gezaaid werd tussen distels is hij,
die het woord wel hoort,
maar dit wordt door de zorgen van de wereld
en de begoocheling van de rijkdom verstikt
en zo blijft het zonder vrucht.
Maar die in goede aarde werd gezaaid,
is hij, die het woord hoort en begrijpt, en daarom vrucht draagt
bij de één is de opbrengst honderdvoudig,
bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig.”

Zaterdag 27 juli – Z. Titus Brandsma,
priester en martelaar

Eerste lezing (Ex. 24, 3-8)

In die dagen kwam Mozes terug en stelde het volk in kennis
van alle woorden en bepalingen van de Heer.
Eenstemmig betuigde het volk:
“Alle woorden die de Heer tot ons gesproken heeft
zullen wij onderhouden.”
Daarop stelde Mozes alle woorden van de Heer op schrift.
De volgende morgen
bouwde hij aan de voet van de berg een altaar
en stelde twaalf wijstenen op,
naar de twaalf stammen van Israël.
Toen gaf hij jonge Israëlieten de opdracht,
stieren op te dragen als brand- en slachtoffers voor de Heer.
Mozes nam de helft van het bloed en deed dat in schalen,
terwijl hij de andere helft uitgoot over het altaar.
Toen nam hij het verbondsboek
en las dit voor aan het volk.
En zij verzekerden:
“Alles wat de Heer zegt zullen wij doen en ter harte nemen.
” Vervolgens nam Mozes het bloed,
sprenkelde dat over het volk en sprak:
“Dit is het bloed van het verbond dat God de Heer,
op grond van al deze woorden, met u sluit.”

Tussenzang (Ps. 50/49)

Refrein: Brengt de Heer het offer van uw lof.

De Heer, de God der goden, spreekt,
Hij roept de aarde van het oosten tot het westen.
Zijn luister schittert van de Sion, de volschone,
Hij nadert, onze God, en zwijgt niet meer.

Brengt allen hier die Mij zijn toegewijd,
die met een offer mijn verbond bekrachtigd hebben.
De hemelen betuigen zijn gerechtigheid:
het is God zelf, die oordeelt.

Brengt liever God het offer van uw lof,
volbrengt de Allerhoogste uw geloften.
Dan moogt ge in verdrukking tot Mij roepen,
Ik zal u redden als ge Mij vereert.

Vers voor het evangelie (Ps. 130/129, 5)

Alleluia.
Op de Heer stel ik mijn hoop,
op zijn woord vertrouw ik.
Alleluia.

Evangelie (Mt. 13, 24-30)

In die tijd hield Jezus de menigte deze gelijkenis voor:
“Het Rijk der hemelen
gelijkt op een man die op zijn akker goed zaad had gezaaid,
maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand,
zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen.
Toen de halmen opgeschoten waren en vrucht hadden gezet,
was ook het onkruid te zien.
Nu gingen de knechten naar hun meester en zeiden hem:
Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid?
Hoe komt het dan dat er onkruid op staat?
Hij antwoordde hun:
Dat is het werk van een vijand.
De knechten zeiden tot hem:
Wilt ge dan dat we het bijeengaren?
Maar hij zei:
Neen, ik ben bang dat ge
wanneer ge het onkruid bijeengaart,
de tarwe mee uittrekt.
Laat beide samen opgroeien tot de oogst,
en met de oogsttijd zal ik de maaiers zeggen:
Haalt eerst het onkruid bijeen
en bindt het in bussels om te verbranden,
maar slaat de tarwe op in mijn schuur.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl