Dagelijks Brood Lezingen van de dag: maandag t/m zaterdag 15 – 20 juli 2019

heilige-apollinaris-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag: maandag t/m zaterdag 15 – 20 juli 2019
15e week van door het jaar

U kunt deze week downloaden via deze link

Maandag 15 juli – H. Bonaventura, bisschop en kerkleraar

Eerste lezing (Ex. 1, 8-14.22)

In die dagen kwam er in Egypte een nieuwe koning aan het bewind, die van Jozef niet meer afwist.
Hij sprak tot zijn volk: “Luister eens, die Israëlieten worden ons te talrijk en te sterk. Wij dienen dus verstandige maatregelen tegen hen te nemen om te voorkomen, dat zij nog talrijker worden. Als wij in oorlog raken, sluiten zij zich bij onze tegenstanders aan, voeren strijd tegen ons en trekken uit het land weg.” Toen stelden ze werkbazen over het volk aan om hen door dwangarbeid te onderdrukken.
De Israëlieten moesten voor Farao de proviandsteden Pitom en Ramses bouwen. Maar hoe men hen ook onderdrukte, ze bleven groeien in aantal en zich steeds meer vermenigvuldigen, zodat de Egyptenaren er bang van werden, en de Israëlieten dwongen om zware arbeid te verrichten.
Ze maakten hun leven zuur door hen hard te laten werken in steenbakkerijen en op het land. Dat was het zware werk waar zij hen toe dwongen. Toen gelastte Farao aan al zijn onderdanen: “Iedere jongen, die geboren wordt, moet ge in de Nijl gooien, de meisjes kunt ge in leven laten.”

Tussenzang (Ps. 124/123)

Refrein: Wij werden gered door de Naam van de Heer.
Was de Heer niet met ons geweest, zo mag Israël zeggen, was de Heer niet met ons geweest toen allen zich tegen ons keerden, dan zouden wij levend verslonden zijn, verzengd door de gloed van hun woede.
Dan had de vloed ons verzwolgen, de bergstroom ons meegesleurd, dan waren wij reddeloos ondergegaan in schuimende waterkolken. De Heer zij geloofd, Hij gaf ons niet prijs, ontrukte de prooi aan hun tanden.
Wij zijn als een vogel nog juist gevlucht, ontsnapt aan het net van de jagers. Het net van de vogelaar is gescheurd, wij zijn er uit los gekomen. Wij werden gered door de Naam van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft.

Vers voor het evangelie (Ps. 25/24, 4c.5a)

Alleluia. Leer mij uw paden kennen, Heer, leid mij volgens uw woord. Alleluia.

Evangelie (Mt. 10, 34-11, 1)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Denkt niet dat Ik vrede ben komen brengen op aarde; Ik ben geen vrede komen brengen, maar het zwaard. Tweedracht ben Ik komen brengen tussen een man en zijn vader, tussen dochter en moeder, schoondochter en schoonmoeder, en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn.
Wie vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig, wie zoon of dochter meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig.
En wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mij niet waardig. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden.
Wie u opneemt, neemt Mij op, en wie Mij opneemt, neemt Hem op die Mij gezonden heeft. Wie een profeet opneemt, omdat het een profeet is, zal ook het loon van een profeet ontvangen, en wie een deugdzaam mens opneemt, omdat het een deugdzaam mens is, zal ook het loon van een deugdzame ontvangen.
En wie een van deze kleinen, al was het maar een beker koud water geeft, omdat hij mijn leerling is, voorwaar, Ik zeg u, Zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.”
Toen Jezus zijn lessen aan zijn twaalf leerlingen had geëindigd, vertrok Hij vandaar om te onderrichten en te prediken in hun steden.

Dinsdag 16 juli – Heilige Maagd van de berg Karmel

Eerste lezing (Ex. 2, 1-15a)

In die dagen nam een zeker iemand uit de stam Levi
een meisje uit die stam tot vrouw.
De vrouw werd zwanger en bracht een zoon ter wereld.
Toen zij zag hoe mooi het kind was,
hield zij het drie maanden lang verborgen.
Maar toen zij geen kans meer zag,
hem nog langer verborgen te houden
nam zij een mandje van riet,
streek het dicht met asfalt en pek en legde het kind erin.
Toen zette zij het tussen het riet aan de oever van de Nijl.
Op enige afstand stelde de zuster van het kind zich verdekt op,
om te zien wat er zou gebeuren.
Nu begaf de dochter van Farao zich naar de Nijl om te baden,
terwijl haar dienaressen op en neer bleven lopen
langs de oever van de rivier.
Ineens zag zij het mandje tussen het riet
en stuurde haar slavin om het te halen.
Zij maakte het open, keek, en daar lag een schreiend jongetje.
Vol medelijden riep zij:
“Natuurlijk een Hebreeuws kind!”
Toen kwam de zuster van het kind
aan de dochter van Farao vragen:
“Zal ik bij de Hebreeuwse vrouwen een voedster gaan zoeken,
om het kind voor u te voeden?”
De dochter van Farao antwoordde: “Ja, doe dat.”
Het meisje snelde weg en haalde de moeder van het kind.
De dochter van Farao beval haar:
“Neem dit kind mee en voed het voor mij ,
ik zal u er persoonlijk voor belonen.”
Toen nam de vrouw het kind mee en voedde het.
En toen het kind opgegroeid was,
bracht zij het terug naar de dochter van Farao.
Deze nam hem als haar eigen zoon aan.
Zij noemde hem Mozes, want, zo zei ze,
ik heb hem uit het water getrokken.
Toen Mozes opgegroeid was, ging hij eens naar zijn broeders
en was getuige van hun dwangarbeid.
Hij zag hoe een Egyptenaar een Hebreeër neersloeg,
een van zijn broeders.
Hij keek naar alle kanten en toen hij zag
dat er niemand in de buurt was, sloeg hij de Egyptenaar neer
en verborg hem onder het zand.
De dag daarop ging hij weer uit
en zag twee Hebreeuwse mannen met elkaar vechten.
Hij vroeg aan degene die ongelijk had:
“Waarom sla jij je kameraad?”
De man antwoordde:
“Wie heeft u als heer en rechter over ons aangesteld?
Zijt u soms van plan mij ook te doden,
net als die Egyptenaar?”
Toen werd Mozes bang en dacht:
Het is dus toch bekend geworden.
Ook Farao hoorde van het gebeurde
en was er sindsdien op uit, Mozes te doden.
Maar Mozes wist aan Farao te ontkomen
en week uit naar Midjan.

Tussenzang (Ps. 69/68)

Refrein: Ziet toe, geringen, en weest verheugd, schept moed, gij allen die God zoekt.
Diep zink ik weg inde modder, mijn voet vindt geen vaste grond. Ik ga in de golven onder, de stroom sleurt mij weerloos mee.

Maar mijn gebed, Heer, richt ik tot U, nu is het de tijd van genade. Verhoor mij omdat Gij barmhartig zijt en trouw in het hulp verlenen.

Ik ga gebogen onder mijn smart, God, laat uw hulp mij beschermen. Gods Naam zal ik loven in mijn gezang, Hem dankbaar overal prijzen.

Ziet toe, geringen, en weest verheugd, schept moed, gij allen die God zoekt. God luistert naar wat een arme Hem vraagt, vergeet zijn gevangenen niet.

Vers voor het evangelie (Ps. 27/26, 11)

Alleluia. Toon mij uw weg, Heer, bij tegenstand, leid mij langs effen paden. Alleluia.

Evangelie (Mt. 11, 20-24)

In die dagen begon Jezus
de steden waarin de meeste van zijn wonderen waren gebeurd,
te verwijten dat zij zich niet bekeerd hadden.
“Wee u, Chórazin, wee u, Betsaïda!
Tyrus en Sidon
zouden reeds lang, in zak en as, zich bekeerd hebben,
indien bij hen de wonderen waren gebeurd,
die bij u hebben plaats gevonden.
Ja, Ik zeg u:
Het lot van Tyrus en Sidon
zal beter te dragen zijn op de oordeelsdag dan dat van u.
En gij, Kafarnaüm,
zult ge soms tot de hemel toe verheven worden?
Tot in de onderwereld zult ge neerzinken.
Als in Sodom
de wonderen gebeurd waren, die bij u zijn geschied,
het zou tot op de dag van vandaag zijn blijven bestaan.
Toch, Ik zeg u:
Het lot van het land van Sodom zal beter te dragen zijn op de oordeelsdag dan dat van u.”

Woensdag 17 juli

Eerste lezing (Ex. 3, 1-6.9-12)

In die dagen hoedde Mozes de kudde van zijn schoonvader Jitro, de priester van Midjan. Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn en kwam hij bij de berg van God, de Horeb. Toen verscheen hem de engel van de Heer, in een vuur, dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichter laaie stond en toch niet verbrandde. Hij dacht: Ik ga er op af om dat vreemde verschijnsel te onderzoeken. Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt? De Heer zag hem naderbij komen om te kijken. En vanuit de doornstruik riep God hem toe: “Mozes, Mozes.” “Hier ben ik,” antwoordde hij. Toen sprak de Heer: “Kom niet dichterbij en doe uw sandalen uit, want de plaats waar gij staat is heilige grond.” En Hij vervolgde: “Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob.” Toen bedekte Mozes zijn gezicht, want hij durfde niet naar God op te zien. Ook sprak God tot Mozes: “Het geweeklaag van de Israëlieten is nu tot Mij doorgedrongen en Ik heb ook gezien hoezeer de Egyptenaren hen onderdrukken. Ga er dus heen, Ik zend u naar Farao. Gij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden.” Maar Mozes sprak tot God: “Wie ben ik, dat ik naar Farao zou gaan en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?” God antwoordde hem: “Ik zal u bijstaan, en dit is het teken, dat Ik het ben, die u zendt: als gij het volk uit Egypte hebt geleid, zult ge Mij vereren op deze berg.”

Tussenzang (Ps. 103/102)

Refrein: De Heer is barmhartig en welgezind.
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer, zijn heilige Naam uit het diepst van uw wezen! Verheerlijk, mijn ziel, de Heer, vergeet zijn weldaden niet.
Hij is het die u uw schulden vergeeft, die u geneest van uw kwalen. Hij is het die u van de ondergang redt, die u omringt met zijn gunst en erbarmen.
De Heer is rechtvaardig in al wat Hij doet, Hij laat de verdrukten recht wedervaren. Hij maakte aan Mozes zijn wegen bekend, Hij toonde zijn werken aan Israëls zonen.

Vers voor het evangelie (Ps. 95/94, 8ab)

Alleluia. Luistert heden naar de stem van de Heer en weest niet halsstarrig. Alleluia.

Evangelie (Mt. 11, 25-27)

Op zeker ogenblik nam Jezus het woord en sprak: “Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kinderen. Ja, Vader, zo heeft het U behaagd. Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon, tenzij de Vader, en niemand kent de Vader, tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren.”

Donderdag 18 juli

Eerste lezing (Ex. 3, 13-20)

Toen Mozes de stem van God had gehoord in het vuur dat opvlamde uit een doornstruik, sprak hij opnieuw tot God: “Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg: De God van uw vaderen zendt mij tot u, en zij vragen: Hoe is zijn naam? wat moet ik dan antwoorden?” Toen sprak God tot Mozes: “Ik ben die is.” En ook: “Dit moet gij de Israëlieten zeggen: Hij-is zendt mij tot u.” Bovendien zei God tot Mozes: “Dit moet ge de Israëlieten zeggen: de Heer, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob, zendt mij tot u. Dit is mijn naam voor altijd. Zo moet men Mij aanspreken, alle geslachten door. Ga nu op weg, roep de oudsten van Israël bijeen en zeg hun: de Heer, de God van uw vaderen, is mij verschenen, de God van Abraham, Isaäk en Jakob, met deze boodschap: Ik draag zorg voor u, want Ik zie wat men u in Egypte aandoet. Daarom heb Ik besloten: Ik zal u uit de ellende van Egypte wegvoeren naar het land van de Kanaánieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten en Jebusieten, een land van melk en honing. Zij zullen luisteren naar wat gij zegt. Dan moet ge met de oudsten van Israël naar de koning van Egypte gaan en hem zeggen: De Heer, de God van de Hebreeën, vraagt ons een maaltijd voor Hem te houden. Laat ons daarom drie dagreizen ver de woestijn ingaan om offers op te dragen aan de Heer onze God. Ik weet dat de koning van Egypte u niet zal laten vertrekken, als geen sterke hand hem dwingt. Daarom zal Ik mijn hand opheffen en Egypte treffen met allerlei wondertekenen, die Ik er zal verrichten. Dan zal hij u wel laten gaan.”

Tussenzang (Ps. 105/104),

Refrein: Voor eeuwig blijft Gods verbond van kracht.
Of: Alleluia.
Verheerlijkt de Heer en aanbidt zijn Naam, verkondigt de volken zijn daden. Vergeet nooit de wonderen die Hij deed, zijn tekenen en zijn beloften.
Voor eeuwig blijft zijn verbond van kracht, wat Hij beloofd heeft voor duizend geslachten. De bond die Hij vroeger met Abraham sloot, de eed die Hij Isaäk eens heeft gezworen.
De Heer vormde zich een talrijk volk, dat sterker werd dan zijn verdrukkers. Hij liet hun gastvrijheid omslaan in haat, zodat zij zijn volk bedrogen.
Toen zond Hij zijn dienaar Mozes naar hen, met Aäron die Hij had uitverkoren. Zij lieten de tekenen zien van de Heer, het land van Cham zag Gods wondere daden.

Vers voor het evangelie (Ps. 111/110, 8ab)

Alleluia. Het werk van de Heer is goed en betrouwbaar, al wat Hij besluit staat onwrikbaar vast. Alleluia.

Evangelie (Mt. 11, 28-30)

Op zeker ogenblik nam Jezus het woord en sprak: “Komt allen tot Mij, die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.”

Vrijdag 19 juli

Eerste lezing (Ex. 11, 10-12, 14)

In die dagen verrichtten Mozes en Aäron vele wonderen voor Farao, maar de Heer maakte Farao halsstarrig; hij liet de Israëlieten niet uit zijn land vertrekken. God de Heer richtte het woord tot Mozes en Aäron in Egypte, en sprak: “Deze maand moet gij beschouwen als de beginmaand, als de eerste maand van het jaar. Maakt aan heel de gemeenschap van Israël het volgende bekend: Op de tiende van deze maand moet ieder gezin een lam uitkiezen, ieder huis één lam. Als een gezin te klein is voor een lam, dan moeten ze, rekening houdend met het aantal personen, samen doen met hun naaste buurman. Bij het verdelen van het lam moet er rekening gehouden worden met ieders eetlust. Het lam moet gaaf zijn, van het mannelijk geslacht en eenjarig. Ge kunt er een schaap of een geit voor nemen. Ge moet de dieren vasthouden tot aan de veertiende van de maand. Dan moet heel de verzamelde gemeenschap van Israël ze slachten in de avondschemering. Vervolgens moet gij wat bloed nemen en dat uitstrijken over de beide deurposten en over de bovenbalk van de deur van alle huizen waar het lam gegeten wordt. In dezelfde nacht moet het vlees gegeten worden, op het vuur gebraden. Het moet gegeten worden met ongezuurd brood en bittere kruiden. Ge moogt het niet rauw eten of gekookt in water, maar alleen gebraden op het vuur, met kop, poten en ingewanden. Zorgt dat er niets van over is, als de zon opgaat. Wat bij zonsopgang nog over zou zijn, moet ge verbranden. En dit is de wijze waarop gij het lam moet eten: uw lendenen omgord, uw voeten geschoeid, en uw stok in de hand. Haastig moet ge het eten, want het is Pasen voor de Heer. Deze nacht zal Ik door Egypte gaan en alle eerstgeborenen van Egypte, zowel mensen als dieren, zal Ik slaan. Aan alle goden van Egypte zal Ik het vonnis voltrekken. Maar het bloed aan de huizen zal een teken zijn dat gij daar woont. Als Ik het bloed aan uw huizen zie, zal Ik u voorbijgaan. Geen vernietigende plaag zal u treffen als Ik Egypte sla. Deze dag moet gij tot een gedenkdag maken, ge moet hem vieren als een feest ter ere van de Heer. Van geslacht tot geslacht moet ge hem als een eeuwige instelling vieren.”

Tussenzang (Ps. 116/115)

Refrein: Ik hef de offerbeker, de Naam van de Heer roep ik aan. Of: Alleluia.
Hoe kan ik mijn dank betuigen voor al wat de Heer mij gaf? Ik hef de offerbeker, de Naam van de Heer roep ik aan.
Want kostbaar is in zijn ogen het leven van wie Hem vereert. O Heer, ik ben uw dienaar, uw knecht, de zoon van uw dienstmaagd, Gij hebt mijn boeien geslaakt.
Met offers zal ik U loven, de Naam van de Heer roep ik aan. Ik zal mijn geloften volbrengen waar heel zijn volk het ziet.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 18)

Alleluia. Ontsluit mijn ogen om te aanschouwen, Heer, de heerlijkheid van uw wet. Alleluia.

Evangelie (Mt. 12, 1-8)

Eens ging Jezus op een sabbat door de korenvelden; zijn leerlingen nu kregen honger en begonnen aren te plukken en te eten. De Farizeeën zagen dat en zeiden tot Hem: “Uw leerlingen doen daar iets wat op sabbat niet geoorloofd is.” Hij gaf hun ten antwoord: “Hebt gij niet gelezen wat David deed, toen hij en zijn metgezellen honger kregen? Hoe hij het huis van God binnenging en de toonbroden opat, die noch hij, noch zijn metgezellen, maar alleen de priesters mochten eten? Of hebt gij niet in de Wet gelezen, dat de priesters elke sabbat in de tempel de sabbat schenden en toch niet schuldig zijn? Ik echter zeg u: Hier is meer dan de tempel. Indien het maar tot u doorgedrongen was wat het zeggen wil: Ik wil liever barmhartigheid dan offers, dan zoudt gij deze onschuldigen niet veroordeeld hebben. Want de Mensenzoon is Heer van de sabbat.”

Zaterdag 20 juli – H. Apollinaris, bisschop en martelaar

Eerste lezing (Ex. 12, 37-42)

In die dagen vertrokken de Israëlieten vanuit Ramses in de richting Sukkot, en het aantal mannen die zelf liepen – de kinderen dus niet meegerekend – bedroeg ongeveer zeshonderdduizend. Ook veel vreemdelingen trokken met hen mee en dan nog grote kudden kleinvee en runderen. Zij bakten ongezuurde koeken van het deeg, dat ze meegenomen hadden uit Egypte; dit was nog niet gezuurd. Zij waren immers uit Egypte weggejaagd, zonder dat hun respijt werd gelaten en zelfs zonder dat ze voor proviand hadden kunnen zorgen. Het verblijf van de Israëlieten in Egypte had vierhonderddertig jaar geduurd. Juist op de dag dat deze vierhonderddertig jaar verstreken waren, trokken al de legerscharen van de Heer weg uit Egypte. De Heer waakte die nacht om hen uit Egypte weg te voeren. Daarom waken alle Israëlieten deze nacht voor de Heer, al hun geslachten door.

Tussenzang (Ps. 136/135)

Refrein: Dankt de Heer om zijn goedheid, want eeuwig is zijn genade. Of: Alleluia
In onze vernedering denkt Hij aan ons, want eeuwig is zijn genade. Van al onze vijanden rukt Hij ons los, want eeuwig is zijn genade.
Egypte sloeg Hij in zijn eerstelingen, want eeuwig is zijn genade. Israël voerde Hij weg uit dat land, want eeuwig is zijn genade. Met krachtige hand en gestrekte arm, want eeuwig is zijn genade.
Splijten deed Hij de Rode Zee, want eeuwig is zijn genade. Israël voerde Hij veilig er door, want eeuwig is zijn genade. Farao wierp Hij in zee met zijn leger, want eeuwig is zijn genade.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 27)

Alleluia. Leid mij op de weg van uw bevelen, Heer, dan zal ik uw daden indachtig zijn. Alleluia.

Evangelie (Mt. 12, 14-21)

In die tijd verlieten de Farizeeën de synagoge en smeedden plannen om Jezus uit de weg te ruimen. Maar omdat Jezus dit wist, trok Hij vandaar weg. Velen volgden Hem, en Hij genas ze allen. Hij drukte hun echter op het hart Hem niet bekend te maken, opdat in vervulling zou gaan het woord door de profeet Jesaja gesproken: Zie, mijn Dienaar, die Ik heb verkoren, mijn Welbeminde, in wie mijn ziel behagen vond. Ik zal mijn geest op Hem doen rusten, Gods Wet zal Hij verkondigen aan de volkeren. Hij zal twisten noch schreeuwen en op straat zal men zijn stem niet horen. Een geknakt riet zal Hij niet breken en een smeulende vlaspit niet doven, voordat Hij Gods Wet ter overwinning heeft gevoerd, en op zijn Naam zullen de volkeren hopen.

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl