Dagelijks Brood Lezingen van de dag: maandag t/m zaterdag 12 – 17 augustus 2019

maria-ten-hemel-opneming-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag: maandag t/m zaterdag 12 – 17 augustus 2019

19e week van door het jaar

U kunt deze week downloaden via deze link

Maandag 12 augustus

Eerste lezing (Deut. 10, 12-22)

Mozes sprak tot het volk: “Welnu dan, Israël: wat verlangt de Heer anders van u dan dat gij Hem vreest en zijn wegen gaat, dat gij Hem bemint en dient met heel uw hart en heel uw ziel, dat gij de geboden van de Heer onderhoudt en de voorschriften, die ik u heden geef? Dan zult gij gelukkig zijn. Zie, aan de Heer uw God behoren de hemel, de hemel der hemelen en de aarde met al wat erop is; maar alleen met uw vaderen heeft de Heer zich verbonden, omdat Hij hen liefhad, en uit alle volken heeft Hij u, hun nakomelingen, uitverkoren. Zo is het heden. Besnijd dan de voorhuid van uw hart en blijf niet langer hardnekkig. De Heer uw God is de god der goden en de heer der heren, de grootste, de machtigste, de verhevenste god, die niemand naar de ogen ziet en die zich niet laat omkopen; die recht doet aan weduwen en wezen, en die aan vreemdelingen zijn liefde bewijst door hun voedsel en kleding te schenken. Ook gij moet de vreemdeling uw liefde bewijzen, want zelf zijt gij vreemdelingen geweest in Egypte. De Heer uw God zult gij vrezen, Hem vereren, Hem aanhangen en bij zijn Naam uw eden afleggen. Hem moet gij loven, die voor u in Egypte zulke grote, indrukwekkende dingen heeft gedaan, zoals gij met eigen ogen hebt gezien. Met zeventig man zijn uw vaderen naar Egypte getrokken en nu heeft de Heer uw God u even talrijk gemaakt als de sterren aan de hemel.”

Tussenzang (Ps. 147)

Refrein: Loof de Heer, Jeruzalem! Of: Alleluia.
Loof de Heer, Jeruzalem, Sion, verheerlijk uw God! Want Hij heeft uw poorten stevig gegrendeld, uw zonen gezegend binnen uw muur.
Hij laat u in vrede uw akkers bebouwen en voedt u met tarwebloem. Hij zendt zijn bevel uit over de aarde en haastig rept zich zijn woord.
Hij is het die Jakob zijn woord heeft gezonden, zijn wet en geboden voor Israël. Nooit was er een volk dat Hij zo heeft behandeld, geen ander maakt Hij zijn wegen bekend.

Vers voor het evangelie (cf. Hand. 16, 14b)

Alleluia. Maak ons hart ontvankelijk, Heer, en dat wij ons richten naar het woord van uw Zoon. Alleluia.

Evangelie (Mt. 17, 22-27)

Terwijl zij nog in Galilea bijeen waren sprak Jezus tot zijn leerlingen: “De Mensenzoon zal worden overgeleverd in de handen der mensen, en ze zullen Hem doden, maar op de derde dag zal Hij verrijzen.” Zij werden zeer bedroefd. Toen zij in Kafarnaüm waren aangekomen, kwamen de inners van de tempelbelasting op Petrus af en zeiden: “Betaalt uw Meester de didrachmen niet?” Hij antwoordde: “Welzeker!” Maar toen Petrus het huis binnenging, voorkwam Jezus hem met de woorden: “Wat dunkt u, Simon? Van wie heffen de aardse vorsten tol of belasting, van hun kinderen of van vreemden?” En toen hij antwoordde: “Van vreemden”, zei Jezus tot hem: “Dus de kinderen zijn vrij. Maar toch, om hun geen aanstoot te geven: ga naar het meer, werp uw haak uit en grijp de eerste vis die boven komt; maak zijn bek open en gij zult een stater vinden; betaal daarmee voor Mij en voor u.”

Dinsdag 13 augustus – H. Pontianus, paus en martelaar

Eerste lezing (Deut. 31, 1-8)

Aan het slot van zijn woorden tot Israël, zei Mozes tot hen: “Ik ben nu honderdtwintig jaar en nauwelijks meer tot iets in staat. Bovendien heeft de Heer mij gezegd: Gij komt de Jordaan niet over. Maar de Heer uw God zal bij de overtocht voor u uitgaan; Hij zal die volken voor u vernietigen, zodat gij hun land in bezit kunt nemen. Jozua zal bij de overtocht voor u uitgaan, zoals de Heer gezegd heeft. De Heer zal hen vernietigen, zoals Hij Sichon en Og, de koningen van de Amorieten, en hun land heeft vernietigd. En als de Heer hen aan u overlevert, moet gij met hen precies zo handelen als ik u heb voorgeschreven. Wees sterk en moedig, wees niet bang en heb geen schrik voor hen, want de Heer uw God trekt zelf met u mee: Hij geeft u niet prijs, Hij laat u niet in de steek.” Toen riep Mozes Jozua en in tegenwoordigheid van heel Israël zei hij tot hem: “Wees sterk en vol moed! Gij zult dit volk in het land brengen, dat de Heer aan hun vaderen onder ede beloofd heeft; ge zult hun dat land in bezit geven. De Heer gaat voor u uit, Hij zal met u zijn: Hij geeft u niet prijs en laat u niet in de steek. Wees dus niet bang of bevreesd.”

Tussenzang (Deut. 32)

Refrein: Israël is het deel van de Heer.
De Naam van de Heer is het die ik verkondig: verheerlijkt met mij onze God. Een rots is Hij, onovertroffen zijn daden, zijn wegen zijn eerlijk en recht.
Bedenk wat in vroeger dagen gebeurd is en speur de tijd van het voorgeslacht na. Ja, vraag het uw vader, hij zal het u zeggen, uw grijsaards, zij weten er alles van.
Toen God aan de volken de landstreken toewees, de zonen van Adam hun woonplaatsen gaf; toen heeft Hij de grenzen der naties bepaald, toen kregen Gods zonen ieder hun erfdeel.
Maar Israël werd toen het deel van de Heer, zijn erfgoed de stammen van Jakob. De Heer heeft het altijd alleen geleid, geen vreemde god duldde Hij naast zich.

Vers voor het evangelie (2 Kor. 5, 19)

Alleluia. God was het die in Christus de wereld met zich verzoende, en ons gaf Hij de boodschap van de verzoening mee, Alleluia.

Evangelie (Mt. 18, 1-5.10.12-14)

In die tijd richtten de leerlingen tot Jezus de vraag: “Wie is nu wel de grootste in het Rijk der hemelen?” Hij riep een klein kind, zette het in hun midden en zei: “Voorwaar, Ik zeg u: als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult gij het Rijk der hemelen zeker niet binnengaan. Wie dus zichzelf gering acht zoals dit kind, is de grootste in het Rijk der hemelen. En wie in mijn Naam zulk een kind opneemt, neemt Mij op. Hoedt u er voor een van deze kleinen te minachten, want Ik zeg u: zij hebben engelen in de hemel en deze aanschouwen voortdurend het aangezicht van mijn Vader, die in de hemel is. Wat dunkt u? Wanneer een man honderd schapen heeft en één daarvan verdwaalt, zal hij dan niet de negenennegentig in de bergen alleen laten om op zoek te gaan naar het verdwaalde? En gelukt het hem dat te vinden, voorwaar Ik zeg u, dan zal hij over dat ene meer verheugd zijn dan over de negenennegentig, die niet verdwaald waren. Zo ook wil uw hemelse Vader niet dat een van deze kleinen verloren gaat.”

Woensdag 14 augustus – H. Maximiliaan Maria Kolbe, priester en martelaar

Eerste lezing (Deut. 34, 1-12)

In die dagen ging Mozes uit de vlakte de berg Nebo op, naar de top van de Pisga, recht tegenover Jericho. En de Heer liet hem het hele land zien Gilead tot aan Dan toe, heel Naftali, het gebied van Efraïm en Manasse, het gebied van Juda tot aan de Zee in het westen, de Negeb, de Jordaanstreek, de vlakte van Jericho, de palmenstad, tot Soar toe. Toen zei de Heer tot hem: “Dat is nu het land, waarvan Ik aan Abraham, Isaäk en Jakob onder ede beloofd heb: Aan uw nakomelingen zal Ik het geven. Ik heb het u met uw eigen ogen laten zien, ofschoon ge de overtocht daarheen niet zult meemaken.” Daar in Moab stierf Mozes, de dienaar van de Heer, zoals deze gezegd had. Hij werd begraven in het dal, bij Bet-Peor in Moab; tot op heden weet niemand waar zijn graf ligt. Mozes was honderdtwintig jaar, toen hij stierf; zijn ogen waren niet verzwakt en zijn krachten niet afgenomen. In de vlakte van Moab treurden de Israëlieten dertig dagen over Mozes, totdat de rouwtijd voorbij was. Jozua, zoon van Nun, was van de geest van wijsheid vervuld, sinds Mozes hem de handen had opgelegd, en de Israëlieten gehoorzaamden hem en deden wat de Heer aan Mozes had opgedragen; maar er is in Israël geen profeet meer opgestaan als Mozes, die de Heer van aangezicht tot aangezicht gekend had en die, door de Heer gezonden, in Egypte aan Farao, aan zijn hovelingen en aan heel zijn land al die tekenen en wonderen had gedaan en met grote macht ten aanschouwen van Israël indrukwekkende daden had verricht.

Tussenzang (Ps. 66/65)

Refrein: God zij geprezen, Hij heeft mijn leven steeds weer gered.
Jubelt voor God, alle landen der aarde, bezingt de heerlijkheid van zijn Naam. Brengt Hem uw hulde en zegt tot uw God: verbijsterend zijn al uw daden.
Komt en aanschouwt wat God heeft verricht, ontstellende daden onder de mensen. Prijst, alle volken, nu onze God, verkondigt de faam van zijn daden.
Komt dan, godvrezenden, luistert naar mij, ik zal u verhalen wat Hij mij gedaan heeft. Hem heeft mijn mond steeds om hulp gevraagd, mijn tong heeft Hem altijd geprezen.

Vers voor het evangelie (cf. Ef. 1, 17-18)

Alleluia. De God van onze Heer Jezus Christus moge ons innerlijk oog verlichten, om te zien, hoe groot de hoop is, waartoe Hij ons roept. Alleluia.

Evangelie (Mt. 18, 15-20)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen. Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen. Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de kerk. Wil hij ook naar de kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar. Voorwaar, Ik zeg u: wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn. Eveneens zeg Ik u: wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen – het moge zijn wat het wil – zullen zij het verkrijgen van mijn Vader, die in de hemel is. Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.”

Donderdag 15 augustus – Maria tenhemelopneming, Hoogfeest

Eerste lezing (Apok. 11,19a; 12,1-6a.10ab)

Toen ging de tempel van God in de hemel open, en er verscheen een groot teken aan de hemel: een Vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger en kreet in haar weeën en barensnood. Toen verscheen aan de hemel een ander teken: een grote, vuurrode Draak. Hij had zeven koppen en tien horens en op elke kop een diadeem. En zijn staart vaagde een derde deel van de sterren des hemels weg en wierp die op de aarde. En de Draak stond vóór de Vrouw, die zou baren om zodra zij gebaard had, haar kind te verslinden. En zij baarde een kind, een zoon, die alle volken zal weiden met een ijzeren staf. En haar kind werd ijlings weggevoerd naar God en zijn troon. En de vrouw vluchtte naar de woestijn waar zij een plaats heeft, door God bereid. En ik hoorde een stem in de hemel roepen: “Nu is gekomen het heil en de macht en het koningschap van onze God en de heerschappij van zijn Gezalfde.”

Tussenzang (Ps. 45/44)

Refrein: Naast u staat de koningin, getooid met goud.
Prinsessen komen u daar tegemoet, en naast u staat de koningin, getooid met goud uit Ofir. Nu luister, dochter, wees aandachtig, vergeet uw volk, vergeet uw vaderhuis.
Uw schoonheid wekt de liefde van de koning, brengt hem uw hulde, want hij is uw heer. Men haalt hen in met blijdschap en gejuich, zij treden binnen in de koninklijke woning.

Tweede lezing (1 Kor. 15, 20-26)

Broeders en zusters, Christus is opgewekt uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn. Want omdat door een mens de dood is gekomen, komt door een mens ook de opstanding der doden. Zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook allen in Christus herleven. Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens, bij zijn komst die Christus toebehoren; daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader zal overdragen, na alle heerschappijen en alle machten en krachten te hebben onttroond. Want het is vastgesteld, dat Hij het koningschap zal uitoefenen, tot Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. En de laatste vijand, die vernietigd wordt, is de dood.

Vers voor het evangelie

Alleluia. Maria is ten hemel opgenomen: het engelenkoor jubelt. Alleluia.

Evangelie (Lc. 1,39-56)

In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar de stad in Juda. Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabeth. Zodra Elizabeth de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot. Elisabeth werd vervuld met de heilige Geest en riep uit met luide stem: “Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. Waaraan heb ik het te danken dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt? Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor bereikte sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Zalig zij die geloofd heeft dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is.” En Maria sprak: “Mijn hart prijst hoog de Heer. Van vreugde juicht mijn geest om God, mijn redder, daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid van zijn dienstmaagd. En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig, omdat Hij die machtig is aan mij zijn wonderwerken deed, en heilig is zijn Naam. Barmhartig is Hij, van geslacht tot geslacht, voor hen die Hem vrezen. Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen. Heersers ontneemt Hij hun troon, maar Hij verheft de geringen. Die hongeren overlaad Hij met gaven, en rijken zendt Hij heen met lege handen. Zijn dienaar Israël heeft Hij zich aangetrokken, gedachtig zijn barmhartigheid voor eeuwig jegens Abraham en zijn nageslacht, gelijk Hij had gezegd tot onze Vaderen.” Nadat Maria ongeveer drie maanden bij haar gebleven was keerde zij naar huis terug.

Vrijdag 16 augustus – H. Stefanus van Hongarije

Eerste lezing (Joz. 24, 1-13)

In die dagen riep Jozua alle stammen van Israël in Sichem bijeen, met de oudsten van Israël, de familiehoofden, de rechters en de schrijvers. Toen zij voor God stonden, richtte Jozua zich tot het volk en sprak: “Zo spreekt de Heer, de God van Israël: uw voorouders, Terach, de vader van Abraham en de vader van Nachor, hebben vroeger aan de overkant van de Rivier gewoond. Daar vereerden zij andere goden. Maar op mijn bevel trok uw vader Abraham daar weg en doorkruiste hij heel Kanaän. Ik gaf hem een talrijk nageslacht en schonk hem Isaäk. Aan Isaäk schonk Ik Jakob en Esau. Esau gaf Ik het bergland van Seïr in bezit; Jakob en zijn zonen trokken naar Egypte. Toen zond Ik Mozes en Aäron en sloeg Ik Egypte met de plagen, waarmee Ik hen teisterde, en leidde u daarna het land uit. Toen Ik uw vaderen uit Egypte leidde en gij bij de zee gekomen waart, achtervolgden de Egyptenaren uw vaderen met wagens en paarden tot aan de Rietzee. Toen uw vaderen tot de Heer riepen, legde Hij een donkere nevel tussen u en de Egyptenaren en joeg de zee over hen heen, die hen overspoelde. Met eigen ogen hebt gij gezien wat Ik in Egypte gedaan heb. Nadat gij lange tijd in de woestijn had doorgebracht, leidde Ik u naar het land van de Amorieten in het Overjordaanse. En toen zij u aanvielen, gaf Ik hen in uw macht, zodat gij hun land in bezit kont nemen; Ik heb hen voor u uitgeroeid. Toen begon Balak, de zoon van Sippor, de koning van Moab, de oorlog tegen Israël. Hij ontbood Bileam, de zoon van Beor, om u te vervloeken. Maar Ik heb niet naar Bileam geluisterd, zodat hij u gezegend heeft. Zo heb Ik u uit de macht van Balak gered. Toen zijt gij de Jordaan overgestoken en bij Jericho gekomen. De burgers van die stad, de Amorieten, de Perizzieten, de Kanaänieten, de Hethieten, de Girgasieten, de Chiwwieten en de Jebusieten voerden oorlog tegen u, maar Ik leverde hen aan u over. Verslagenheid zond Ik voor u uit, die hen – de beide koningen van de Amorieten – voor u verdreef, zonder dat uw zwaard of boog eraan te pas kwam. Zo gaf Ik u een land waarvoor gij niet hebt gezwoegd, woonsteden die gij niet hebt gebouwd, en zo eet gij van wijngaarden en olijfbomen die gij niet hebt geplant.”

Tussenzang (Ps. 136/135)

Refrein: Dankt de Heer om zijn goedheid, want eeuwig is zijn genade. Of: Alleluia.
Dankt de Heer om zijn goedheid, dankt de God aller goden, want eeuwig is zijn genade.
Hij leidde zijn volk door de zandwoestijn, want eeuwig is zijn genade. Roemrijke koningen heeft Hij verslagen, want eeuwig is zijn genade. Machtige vorsten heeft Hij gedood, want eeuwig is zijn genade.
Hun land heeft Hij hun ontnomen, want eeuwig is zijn genade. Hij gaf het zijn dienaar Israël, want eeuwig is zijn genade. Van al onze vijanden rukt Hij ons los, want eeuwig is zijn genade.

Vers voor het evangelie (Kol. 3, 16a.17c)

Alleluia. Het woord van Christus moge in volle rijkdom onder u wonen; dankt God de Vader door Hem. Alleluia.

Evangelie (Mt. 19, 3-12)

In die tijd kwamen er Farizeeën naar Jezus toe om Hem op de proef te stellen met de vraag: “Staat het een man vrij zijn vrouw te verstoten, om welke reden dan ook?” Hij gaf hun ten antwoord: “Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper in het begin hen als man en vrouw gemaakt heeft en gezegd heeft: Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen worden één vlees? Zo zijn zij dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn. Wat God derhalve heeft verbonden mag een mens niet scheiden.” Zij zeiden Hem: “Waarom heeft Mozes dan voorgeschreven bij het wegzenden van een vrouw een scheidingsbrief te geven?” Hij antwoordde: “Om de hardheid van uw hart heeft Mozes u toegestaan uw vrouwen weg te zenden; aanvankelijk was dit echter niet zo. Ik zeg u dus wie zijn vrouw wegzendt – en dit niet wegens ontucht – en een ander huwt, begaat echtbreuk; en wie een weggezonden vrouw huwt, begaat echtbreuk.” De leerlingen zeiden Hem: “Als de verhouding tussen man en vrouw zó is, kan men beter niet trouwen.” Hij antwoordde: “Niet iedereen kan dit begrijpen, maar alleen zij aan wie het gegeven is. Er zijn onhuwbaren, die zo uit de moederschoot zijn voortgekomen; en er zijn onhuwbaren, die door de mensen zo gemaakt zijn; maar ook zijn er onhuwbaren, die zichzelf onhuwbaar hebben gemaakt omwille van het Rijk der hemelen. Wie bij machte is dit te begrijpen, hij begrijpe het!”

Zaterdag 17 augustus

Eerste lezing (Joz. 24, 14-29)

In die tijd sprak Jozua tot het volk: “Vrees dan de Heer en dien Hem oprecht en trouw. Doe de goden weg, die uw voorouders aan de overkant van de Rivier en in Egypte hebben vereerd, en wees dienaren van de Heer. Als gij de Heer niet wilt dienen, kies dan nu wie ge wel dienen wilt: de goden die uw voorouders aan de overkant van de Rivier hebben vereerd, of de goden van de Amorieten, in wier land gij woont. Ik en mijn familie, wij dienen de Heer.” Het volk antwoordde: “Wij denken er niet aan, de Heer te verlaten en andere goden te vereren. De Heer onze God heeft ons en onze vaderen uit Egypte geleid, uit het land van de slavernij. Hij heeft voor onze ogen grote tekenen verricht en ons beschermd op al onze tochten en tegen alle volken, waarmee wij in aanraking kwamen. De Heer heeft al die volken voor ons verdreven, evenals de Amorieten die dit land bewonen. Ook wij willen de Heer dienen, Hij is onze God.” Toen zei Jozua tot het volk: “Gij zult wel niet bij machte zijn de Heer te dienen, want Hij is een heilige God, een jaloerse God, die uw overtredingen en zonden niet vergeeft, maar als ge de Heer verlaat en vreemde goden vereert, zal Hij u met nieuwe rampen treffen en u vernietigen, ondanks de weldaden die Hij u vroeger heeft bewezen. Maar het volk herhaalde: “Toch willen wij de Heer dienen.” Toen zei Jozua tot het volk: “Dan zijt ge zelf getuigen, dat ge voor de dienst van de Heer gekozen hebt.” En zij antwoordden: “Ja, dat zijn wij.” En Jozua hernam: “Doe dan die vreemde goden bij u weg en geef u helemaal aan de Heer, de God van Israël.” En het volk antwoordde: “De Heer onze God willen wij dienen en naar Hem willen wij luisteren.” Zo sloot Jozua op die dag te Sichem een verbond met het volk. Hij bepaalde voor hen wat wet is en recht, en hij schreef alles op in het wetboek van God. Daarop liet hij onder de eik in het heiligdom van de Heer een grote steen oprichten en sprak tot het hele volk: “Deze steen zal tegen ons getuigen, want hij heeft alles gehoord wat de Heer tot ons gesproken heeft. Hij zal tegen u blijven getuigen, zodat gij uw God niet verloochent.” Daarop ontbond Jozua de vergadering en ieder keerde terug naar zijn eigen gebied. Na deze gebeurtenissen stierf Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van de Heer, op de leeftijd van honderdentien jaar.

Tussenzang (Ps. 16/15)

Refrein: De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker.
Behoed mij, God, tot U neem ik mijn toevlucht; Gij zijt mijn Heer, ik. erken het. De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker, Hij heeft mijn lot in zijn hand.
Ik dank de Heer die mij altijd geleid heeft, Hij spreekt ook des nachts in mijn hart. Steeds houd ik mijn ogen gericht op de Heer, ik val niet, want Hij staat naast mij.
Gij zult mij de weg van het leven wijzen om heel mijn vreugde te vinden bij U, bestendig geluk aan uw zijde.

Vers voor het evangelie (1 Tess. 2, 13)

Alleluia. Ontvangt het goddelijk woord, niet als een woord van mensen, maar als wat het inderdaad is: het woord van God. Alleluia.

Evangelie (Mt. 19, 13-15)

In die tijd werden er kleine kinderen bij Jezus gebracht, opdat Hij hun de handen zou opleggen en een gebed over hen spreken. Maar bars wezen de leerlingen ze af. Jezus echter zei: “Laat die kinderen toch begaan en verhindert ze niet bij Mij te komen. Want aan hen die zijn zoals zij behoort het Rijk der hemelen.” En nadat Hij hun de handen had opgelegd, vertrok Hij vandaar.

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl