Dagelijks Brood Lezingen van de dag: maandag t/m zaterdag 10 – 15 juni 2019

pinksteren-olv-ter-nood-heiloo2

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag: maandag t/m zaterdag 10 – 15 juni 2019
10e week van door het jaar

U kunt deze week downloaden via deze link

Maandag 10 juni – Heilige Maria, moeder van de Kerk
Tweede Pinksterdag

Eerste lezing (Gen 3, 9-15.20)

Nadat Adam in de tuin van Eden van de boom gegeten had
riep God de Heer de mens en vroeg hem:
‘Waar zijt gij?’
Hij antwoordde:
‘Ik hoorde uw donder in de tuin,
en toen werd ik bang, omdat ik naakt ben;
daarom heb ik mij verborgen.’
Maar God de Heer zei:
‘Wie heeft u verteld dat gij naakt zijt?
Hebt ge soms gegeten van de boom die Ik u verboden heb?’
De mens antwoordde:
‘De vrouw, die Gij mij als gezellin gegeven hebt,
zij heeft mij van die boom gegeven,
en toen heb ik gegeten.’
Daarop vroeg God de Heer aan de vrouw:
‘Hoe hebt ge dat kunnen doen?’
De vrouw zei: ‘De slang heeft mij verleid,
en toen heb ik gegeten.’
God de Heer zei toen tot de slang:
‘Omdat ge dit gedaan hebt,
zijt gij vervloekt, onder alle tamme dieren
en onder alle wilde beesten!
Op uw buik zult ge kruipen en stof zult ge vreten,
alle dagen van uw leven!
Vijandschap sticht Ik tussen u en de vrouw,
tussen uw kroost en het hare.
Dit zal uw kop bedreigen, en gij zijn hiel.’
De mens noemde zijn vrouw Eva,
want zij is de moeder geworden van alle levenden.

Ofwel

Eerste lezing (Hand 1, 12- 14)

Nadat Jezus ten hemel was opgenomen
keerden de apostelen van de Olijfberg naar Jeruzalem terug.
Deze berg ligt dichtbij Jeruzalem op sabbatsafstand.
Daar aangekomen gingen zij naar de bovenzaal
waar zij verblijf hielden:
Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas,
Filippus en Thomas, Bartolomeüs en Matteüs,
Jakobus, de zoon van Alfeüs,
Simon de IJveraar en Judas, de broer van Jakobus.
Zij bleven allen eensgezind volharden in het gebed,
samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.

Tussenzang (psalm 87 (86) , 1-2.3 en 5.6- 7)

Refrein: Hoe groots is het wat er van u wordt gezegd,
Jeruzalem, stad van God!

Zijn stad op de heilige bergen: de Heer heeft haar lief;
de poorten van Sion veel meer dan alle tenten van Jakob.

Hoe groots is het wat er van u wordt gezegd, Jeruzalem, stad van God!
Zij zullen dan zeggen: ‘Mijn moeder is zij, uit haar zijn wij allen geboren.’
En Hij zal het zelf verklaren, de Allerhoogste, de Heer.

Hij zal in het boek der volkeren schrijven: ‘Ook dezen horen daar thuis.’
Dan zullen zij dansen en zingen: ‘De bron van ons leven zijt Gij!’

Vers voor het evangelie

Alleluia. O gelukkige Maagd, die de Heer ter wereld heeft gebracht;
heilige Moeder van de Kerk, die in ons de Geest van uw Zoon, Jezus Christus, bevordert. Alleluia

Evangelie (Johannes 19, 25-34)

In die tijd
stonden bij het kruis van Jezus:
zijn moeder en de zuster van zijn moeder,
Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena.
Toen Jezus de moeder zag
en bij haar de leerling die Hij liefhad,
zei Hij tot de moeder:
‘Vrouw, zie uw zoon.’
Vervolgens zei Hij tot de leerling:
‘Zie uw moeder.’
En vanaf dat uur af nam de leerling haar bij zich op.

Dinsdag 11 juni – H. Barnabas, apostel

Eerste lezing (Hand. 11, 21b-26; 13, 1-3)

In die dagen kwamen zeer velen tot het geloof en bekeerden zich tot de Heer. Het gerucht omtrent het optreden van de volgelingen van de Heer kwam ook de kerk van Jeruzalem ter ore en men vaardigde Barnabas af naar Antiochië. Toen deze daar aankwam en Gods genade zag, verheugde hij zich en wekte allen op met hart en ziel de Heer trouw te blijven. Hij was een goed man, vol van de heilige Geest en geloof. Veel mensen werden voor de Heer gewonnen.
Daarop vertrok hij naar Tarsus om Saulus te gaan zoeken. Toen hij hem gevonden had, bracht hij hem naar Antiochië. Een vol jaar namen zij deel aan de bijeenkomsten in die gemeente en gaven onderricht aan een grote menigte. Het was in Antiochië, dat de leerlingen voor het eerst christenen werden genoemd.
Er waren daar in de gemeente profeten en leraren: Barnabas, Simon die Niger genoemd werd, Lucius uit Cyrene, Manaën, jeugdvriend van de viervorst Herodes, en Saulus.
Terwijl ze eens voor de Heer de heilige dienst verrichtten en vastten, sprak de heilige Geest: “Zondert Mij Barnabas en Saulus af voor het werk waartoe Ik hen heb geroepen.” Na vasten en gebed legden ze hun toen de handen op en lieten hen vertrekken.

Tussenzang (Ps. 98/97)

Refrein: De Heer deed de volkeren zijn gerechtigheid kennen.
Zingt voor de Heer een nieuw gezang, omdat Hij wonderen deed. Zijn hand deed zich krachtig gelden, de macht van zijn heilige arm.
Zijn weldaden deed Hij ons kennen, de volkeren zijn gerechtigheid. Opnieuw bleek zijn goedheid en trouw ten gunste van Israëls huis.
Geheel de aarde aanschouwde wat onze God voor ons deed. Verheerlijkt de Heer, alle landen, weest blij, verheugt u en zingt.
Zingt voor de Heer bij de citer, met citer en psalterspel. Laat schallen trompet en bazuin en danst voor de Heer, uw koning.

Vers voor het evangelie (Mt. 28, 19a.20b)

Alleluia. Gaat en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen. Ziet, Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voleinding der wereld. Alleluia.

Evangelie (Mt. 10, 7-13)

In die tijd zei Jezus tot de twaalf: “Verkondigt op uw tocht: Het Koninkrijk der hemelen is nabij. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen en drijft duivels uit. Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven. Tracht dus geen goud, zilver of koper te verwerven om er uw gordels mee te vullen. Verschaft u ook geen reiszak voor onderweg, geen tweede onderkleed, geen schoeisel of stok, want de arbeider is zijn onderhoud waard. Als gij in een stad of in een dorp komt, onderzoekt dan wie waard is u te ontvangen, en verblijft daar tot gij weer vertrekt. Wanneer ge dat huis binnentreedt, brengt het uw vredegroet; en wanneer het die waard is, moge uw vrede over dat huis komen, maar wanneer het die niet waard is, dan kere uw vrede tot u terug.”

Woensdag 12 juni – H. Odulfus, priester

Eerste lezing (2 Kor. 3, 4-11)

Broeders en zusters, groot is ons Godsvertrouwen dankzij Christus. Nogmaals: dit betekent niet, dat wij uit onszelf bekwaam zijn, zodat wij ons enige verdienste kunnen toeschrijven. Heel onze bekwaamheid komt van God. Hij is het die ons bekwaam heeft gemaakt dienaars te zijn van een nieuw verbond, niet van de letter maar van de Geest. Want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. Welnu, de dienst van de dood waarvan de oorkonde op stenen gegrift stond, ging reeds met zulk een heerlijkheid gepaard, dat de kinderen van Israël niet konden opzien naar het gelaat van Mozes wegens de luister die ervan uitstraalde, en toch zou deze weldra weer verdwijnen. Hoeveel te heerlijker moet dan de dienst van de Geest zijn! En als het ambt dat in dienst stond van de veroordeling zo eervol was, hoeveel te meer dan het ambt dat de vrijspraak verkondigt. Wat eens heerlijkheid scheen is eigenlijk geen heerlijkheid, vergeleken bij deze alles overtreffende heerlijkheid. Als het vergankelijke zich met glorie openbaarde, hoeveel te meer zal dit gelden van het blijvende.

Tussenzang (Ps. 99/98)

Refrein: Heilig is Hij, de Heer onze God.
Verheerlijkt de Heer, onze God, en werpt u neer voor zijn voetbank, want Hij is heilig!
Mozes en Aäron waren zijn priesters, Samuël hoorde tot zijn aanbidders, zij riepen de Heer aan, die hen verhoorde en tot hen sprak in de wolkkolom.
Zij hebben geluisterd naar zijn bevelen, naar al wat Hij hen gebood. Heer, onze God, Gij hebt hen verhoord, Gij hebt hen genadig behandeld, maar wat zij misdreven hebt Gij gestraft.
Verheerlijkt de Heer onze God en werpt u neer voor zijn heilige berg, want heilig is Hij, de Heer onze God.

Vers voor het evangelie (Mt. 4, 4b)

Alleluia. Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt. Alleluia.

Evangelie (Mt. 5, 17-19)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Denkt niet dat Ik gekomen ben om Wet en Profeten op te heffen, Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om de vervulling te brengen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eerder nog zullen hemel en aarde vergaan, dan dat één jota of haaltje vergaat uit de Wet, voordat alles geschied is. Wie dus een van die voorschriften, zelfs de geringste, opheft en zo de mensen leert, zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen, maar wie ze onderhoudt en leert, zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen.”

Donderdag 13 juni -Onze Heer Jezus Christus, eeuwige Hogepriester

Eerste lezing (Jes. 6, 1-4.8 (vgl. IV 218)

“Heilig, Heilig, Heilig, de Heer van de hemelse machten.”
In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon; de sleep van zijn kleed bedekte heel de vloer van de tempel. Serafs stonden om Hem heen; ieder met zes vleugels; twee om het aangezicht, twee om de voeten te bedekken, en twee om te vliegen. En zij riepen elkander toe: “Heilig, heilig, heilig, de Heer van de hemelse machten! Heel de aarde is vol van zijn glorie!” Het luide roepen deed de drempels in hun voegen schudden en het heiligdom stond vol rook. Daarop hoorde ik de Heer zeggen: “Wie moet Ik zenden? Wie zal er voor ons gaan?” En ik antwoordde: “Hier ben ik: zend mij!”

Ofwel:

Eerste lezing (Hebr. 2, 10-18)

“Hij die heiligt en zij die geheiligd worden hebben één en dezelfde oorsprong.”
Broeders en zusters, het was passend dat God, einde en oorsprong van alles, wilde Hij vele kinderen de hemelse heerlijkheid binnenleiden, ook de aanvoerder die hen redt, door lijden tot de voleinding bracht. Want Hij die heiligt en zij die geheiligd worden hebben één en dezelfde oorsprong; daarom schrikt Hij er ook niet voor terug hen zijn broeders te noemen, wanneer Hij zegt: Ik zal uw naam verkondigen aan mijn broeders en uw lof zingen midden in de gemeente; en opnieuw: Ik zal Mij geheel op Hem verlaten; en nog eens: Hier ben ik met de kinderen die God mij gegeven heeft. De kinderen van één familie hebben deel aan hetzelfde vlees en bloed; daarom heeft Hij ons bestaan willen delen, om door zijn dood de vorst van de dood, de duivel, te onttronen, en te bevrijden hen die door de vrees voor de dood heel hun leven aan onvrijheid onderworpen waren. Want het zijn niet de engelen wier lot Hij zich aantrekt, maar de nakomelingen van Abraham. Vandaar dat Hij in alles aan zijn broeders gelijk moest worden, om als een barmhartig en getrouw hogepriester hun belangen bij God te behartigen en de zonden van het volk uit te boeten. Omdat Hij zelf de proef van het lijden doorstaan heeft, kan Hij allen helpen die beproefd worden.

Antwoordpsalm (Ps. 23 (22), 2-3.5.6 (vgl. IV 223))

Refr.: De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort.
Hij laat mij weiden op groene velden.
Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten,
Hij geeft mij weer frisse moed.

Gij nodigt mij aan uw tafel
tot ergernis van mijn bestrijders.
Met olie zalft Gij mijn hoofd,
mijn beker is overvol.

Voorspoed en zegen verlaten mij nooit
elke dag van mijn leven.
Het huis van de Heer zal mijn woning zijn
voor alle komende tijden.

Vers voor het evangelie (Ez. 36, 25a.26a)

Alleluia. Ik zal u met zuiver water besprenkelen en Ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in u uitstorten. Alleluia.

Evangelie (Joh. 17, 1-2.9.14-26)

“Omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in waarheid aan U toegewijd mogen zijn.”
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad: “Vader, het uur is gekomen. Verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon U verheerlijke. Gij hebt Hem immers macht gegeven over alle mensen om eeuwig leven te schenken aan allen die Gij Hem gegeven hebt. Ik bid voor hen. Niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij U toebehoren. Ik heb hen uw woord meegedeeld, maar de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben. Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben. Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid. Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld, en omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in waarheid aan U toegewijd mogen zijn. Niet voor hen alleen bid Ik, maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U: dat ook zij in Ons mogen zijn, opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij geschonken hebt, opdat zij één zijn zoals Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en de wereld zal erkennen, dat Gij Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad, zoals Gij Mij hebt liefgehad. Vader, Ik wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt met Mij mogen zijn waar Ik ben, opdat zij mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, daar Gij Mij lief hebt gehad vóór de grondvesting van de wereld. Rechtvaardige Vader, al heeft de wereld U niet erkend, Ik heb U erkend, en dezen hier hebben erkend dat Gij Mij gezonden hebt. Uw naam heb Ik hun geopenbaard en Ik zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad, in hen moge zijn en Ik in hen.”

Vrijdag 14 juni – H. Lidwina, maagd

Eerste lezing (2 Kor. 5,14-17)

Broeders en zusters, de liefde van Christus laat ons geen rust, sinds wij hebben ingezien, dat Een is gestorven voor allen. Maar dan zijn allen gestorven! En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die ter wille van hen is gestorven en verrezen. Daarom beoordelen wij voortaan niemand meer naar de oude maatstaven. En al hebben wij Christus ooit op zulke wijze beoordeeld, dan nu toch niet meer. Zo is dus wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen.

Tussenzang (Ps. 63/62)

Refrein: Naar U dorst mijn ziel, Heer, en hunkert mijn hart.
God, mijn God zijt Gij,
ik zoek U met groot verlangen.
Naar U dorst mijn ziel en hunkert mijn hart
als dorre akkers na regen.

Zo zie ik omhoog naar de plaats waar Gij woont,
beschouw ik uw macht en uw glorie.
Meer waard dan het leven is mij uw genade,
mijn mond verkondigt uw lof.

Ik zal U prijzen zolang ik leef,
mijn handen uitstrekken naar U.
Mijn ziel wordt verzadigd met voedzame spijs,
mijn mond zal U jubelend danken.

Want Gij zijt altijd mijn beschermer geweest,
ik koester mij onder uw vleugels.
Met heel mijn hart houd ik vast aan U,
het is uw hand die mij steunt.

Vers voor het evangelie (Gal. 2,19b-20a)

Alleluia. Met Christus ben ik gekruisigd. Ik leef niet meer, Christus leeft in mij. Alleluia.

Evangelie (Joh. 12,24-26)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen; maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort. Wie zijn leven bemint, verliest het; maar wie zijn leven in deze wereld haat, zal het ten eeuwigen leven bewaren. Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren.

Zaterdag 15 juni

Eerste lezing (2 Kor. 5, 14-21)

Broeders en zusters, de liefde van Christus laat ons geen rust sinds wij hebben ingezien dat Een is gestorven voor allen. Maar dan zijn allen gestorven! En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem die ter wille van hen is gestorven en verrezen. Daarom beoordelen wij voortaan niemand meer naar de oude maatstaven. En al hebben wij Christus ooit op zulke wijze beoordeeld dan nu toch niet meer. Zo is dus wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen. En dit alles komt van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend en ons, apostelen, de dienst van die verzoening toevertrouwd. Ja, God was het, die in Christus de wereld met zich verzoende: Hij telde de fouten van de mensen niet en ons gaf Hij de boodschap van de verzoening mee. Wij zijn dus gezanten van Christus, God roept u op door ons woord. Wij smeken u in Christus’ naam: laat u met God verzoenen! Hem die geen zonde heeft gekend, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden.

Tussenzang (Ps. 103/102)

Refrein: De Heer is barmhartig en welgezind.
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer, zijn heilige Naam uit het diepst van uw wezen! Verheerlijk, mijn ziel, de Heer, vergeet zijn weldaden niet!
Hij is het die u uw schulden vergeeft, die u geneest van uw kwalen. Hij is het die u van de ondergang redt, die u omringt met zijn gunst en erbarmen.
De Heer is barmhartig en welgezind, lankmoedig en goedertieren. Hij blijft niet voortdurend verwijten maken, Hij is niet voor eeuwig vertoornd.
Zo wijd als de hemel de aarde omspant, zo alomvattend is zijn erbarmen. Zo ver als de afstand van oost tot west, zo ver verdrijft Hij van ons de zonde.

Vers voor het evangelie (Joh. 6, 64b.69b)

Alleluia. Uw woorden, Heer, zijn geest en leven, uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. Alleluia.

Evangelie (Mt. 5, 33-37)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders gezegd is: Gij zult geen valse eed doen, maar gij zult voor de Heer uw eden houden. Maar Ik zeg u in het geheel niet te zweren, noch bij de hemel, want dat is de troon van God, noch bij de aarde, want dat is zijn voetbank, noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning. Ook bij uw hoofd moet gij niet zweren, want gij kunt niet één haar wit of zwart maken. Maar uw ja moet ja zijn en uw neen neen en wat daar nog bij komt is uit den boze.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl