Dagelijks Brood, lezingen van de dag 31 augustus – 5 september 2020

Dagelijks-brood-heilige-gregorius-de-grote

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag 31 augustus – 5 september 2020

22e week door het jaar

 

Maandag 31 augustus

Eerste lezing (1 Kor. 2, 1-5)

Ik had mij voorgenomen u  geen enkele wetenschap te brengen dan die van Jezus Christus en zijn kruis
Broeders en zusters, toen ik, Paulus, u het getuigenis van God kwam verkondigen, deed ik dat niet met vertoon van welsprekendheid of geleerdheid. Ik had mij voorgenomen u geen enkele wetenschap te brengen dan die van Jezus Christus en zijn kruis. Bovendien gevoelde ik mij toen zwak, nerveus en angstig. Het woord dat ik u verkondigde, had niets te danken aan de overredingskracht van de wijsheid, maar het getuigde van de kracht van de Geest: uw geloof moest niet steunen op menselijke wijsheid, maar op de kracht van God.

Tussenzang (Ps. 119, 97.98.99.100.101.102)

Refrein:  Hoe zeer is uw wet mij lief, Heer.
Hoe zeer is uw wet mij lief, Heer, de hele dag denk ik daaraan.
Mijn vijanden overtref ik in wijsheid, want uw gebod blijft mij bij.
Verstandiger ben ik dan zij die mij leerden, omdat ik aan uw verordening denk.
Mijn inzicht is groter dan dat van grijsaards, omdat ik steeds let op wat Gij beveelt.
Van slechte wegen weerhoud ik mijn schreden, om steeds aan uw woord te voldoen.
Nooit wijk ik van uw bepalingen af, want Gij hebt mij wijsheid gegeven.

Vers voor het evangelie (1 Tess. 2, 13)

Alleluia. Ontvangt het goddelijk woord, niet als een woord van mensen, maar als wat het inderdaad is: het woord van God. Alleluia.

Evangelie (Lc. 4, 16-30)

De Heer heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen
In die tijd kwam Jezus in Nazaret, waar Hij was grootgebracht. Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. Ze reikten Hem de boekrol van de profeet Jesaja aan. Hij opende de rol en vond de plaats waar geschreven stond: “De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer.” Daarop rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. In de synagoge waren aller ogen gespannen op Hem gevestigd. Toen begon Hij hen toe te spreken: “Het Schriftwoord, dat gij zojuist gehoord hebt, is thans in vervulling gegaan.” Allen betuigden Hem hun instemming en verbaasden zich, dat woorden, zo vol genade uit zijn mond vloeiden. Ze zeiden: “Is dat dan niet de zoon van Jozef?” Hij zei hun: “Natuurlijk zult ge Mij dit spreekwoord voorhouden: Geneesheer, genees uzelf: doe al wat, naar wij hoorden in Kafarnaüm gebeurd is, nu ook hier in uw vaderstad.” Maar Hij gaf er dit antwoord op: “Voorwaar, Ik zeg u: geen profeet wordt aanvaard in zijn eigen vaderstad. En het is waar wat Ik u zeg: in de tijd van Elia immers, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef en een grote hongersnood uitbrak over het hele land, waren er veel weduwen in Israël; toch werd Elia tot niemand van haar gezonden dan tot een weduwe te Sarepta, in het gebied van Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa, waren er vele melaatsen in Israël; toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syriër Naäman.” Toen ze dit hoorden werden allen, die in de synagoge waren, woedend. Ze sprongen overeind, joegen Hem de stad uit en dreven Hem voort tot aan de steile rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem daar in de afgrond te storten. Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.

Dinsdag 1 september

Eerste lezing (1 Kor. 2, 10b-16)

Een ongeestelijk mens aanvaardt niet wat komt van de  Geest van God; een geestelijk mens echter kan alles beoordelen
Broeders en zusters, de Geest van God doorgrondt alles, zelfs de diepste geheimen van God. Ook onder ons, mensen, wordt iemand alleen gekend door zijn eigen geest in hem, niet door een ander. Zo kent niemand het wezen van God dan alleen de Geest van God. Wij echter hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt. Hij doet ons inzien al wat God ons in zijn genade gegeven heeft. En daarover spreken wij, niet met woorden ontleend aan menselijke wijsheid, maar onderricht door de Geest, geestelijke gaven uitleggend aan geestelijke mensen. Een ongeestelijk mens aanvaardt niet wat komt van de Geest van God; het is dwaasheid voor hem, hij is niet in staat deze dingen te vatten, want ze kunnen alleen beoordeeld worden in het licht van de Geest. Een geestelijk mens kan alles beoordelen, maar niemand oordeelt over hem. Wie kent de gedachte van de Heer? Wie kan Hem raad geven? Maar onze gedachte is de gedachte van Christus.

Tussenzang (Ps. 145, 8-9.10-11.12-13ab.13bc-14)

Refrein:  De Heer is rechtvaardig op al zijn wegen.
De Heer is vol liefde en medelijden, lankmoedig en zeer goedgunstig.
De Heer is bezorgd voor iedere mens, barmhartig voor al wat Hij maakte.
Uw werken zullen U prijzen, Heer, uw vromen zullen U loven.
Zij roemen de glorie van uw heerschappij, uw macht verkondigen zij.
Zij maken uw kracht aan de mensen bekend, de pracht van uw koninkrijk.
Uw rijk is een rijk voor alle eeuwen, uw heerschappij geldt voor ieder geslacht.
Waarachtig is God in al zijn woorden en heilig in al wat Hij doet.
De Heer ondersteunt die dreigen te vallen, richt al wie gebukt gaat weer op.

Vers voor het evangelie (Joh. 10, 27)

Alleluia. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, zegt de Heer, en Ik ken ze en zij volgen Mij. Alleluia.

Evangelie (Lc. 4, 31-37)

Ik weet wie Gij zijt: de Heilige Gods
In die tijd ging Jezus naar Kafarnaüm, een stad in Galilea en trad daar op de sabbat voor de mensen als leraar op. Zij waren buiten zichzelf van verbazing over zijn leer, omdat Hij sprak met gezag. Eens bevond zich in de synagoge een man die bezeten was door een onreine geest en die luid begon te schreeuwen: “Jezus van Nazaret, wat hebben wij met elkaar te maken? Zijt Ge gekomen om ons in het verderf te storten? Ik weet wie Gij zijt: de Heilige Gods.” Jezus voegde hem toe: “Zwijg stil en ga van hem weg.” De boze geest slingerde hem tussen de mensen en ging van hem weg, zonder hem enig letsel te hebben toegebracht. Ze stonden allen met verbazing geslagen en zeiden tot elkaar: “Wat is dat voor een woord, dat met gezag en macht aan de onreine geesten een bevel geeft, dat ze weggaan?” En zijn faam verspreidde zich over alle plaatsen van die streek.

Woensdag 2 september

Eerste lezing (1 Kor. 3, 1-9)

Wij zijn Gods medewerkers, gij zijt Gods akker, Gods bouwwerk
Broeders en zusters, het was mij destijds niet mogelijk tot u te spreken als waart gij reeds geestelijk en niet langer egoïstisch. In Christus waart gij nog zo jong! Melk moest ik u geven, geen vaste spijs; die kon gij nog niet verdragen. Zelfs nu kunt gij het niet, want gij laat u nog altijd leiden door zelfzucht. Of is het geen uiting van egoïsme en klein-menselijk gedrag dat er onder u naijver en twist voorkomt? Als de een zegt: “Ik ben voor Paulus”, en de ander: “Ik voor Apollos”, zijt gij dan niet al te menselijk? Wat zijn Apollos en Paulus eigenlijk? Niet meer dan ondergeschikten, die behulpzaam waren bij uw bekering, en wel ieder van ons op zijn eigen manier, zoals de Heer het ons vergund heeft: ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de groei. Noch hij die plant betekent iets, noch hij die begiet, maar alleen God die de wasdom geeft. Die plant en die begiet staan op één lijn, al ontvangt wel ieder loon naar eigen arbeid. Wij zijn Gods medewerkers, gij zijt Gods akker, Gods bouwwerk.

Tussenzang (Ps. 33, 12-13.14-15.20-21)

Refrein:  Zalig het volk dat de Heer heeft als God, de natie door Hem tot zijn erfdeel gekozen.
Zalig het volk dat de Heer heeft als God, de natie door Hem tot zijn erfdeel gekozen.
Hoog uit de hemel schouwt God omlaag, blikt neer op de zonen der mensen.
Scherp ziet Hij toe van de plaats waar Hij woont op alle bewoners der aarde.
Hij heeft de harten van allen gevormd en let op hun doen en laten.
Daarom vertrouwt ons hart op de Heer, is Hij ons een schild en een helper.
Daarom is Hij de vreugd van ons hart, zijn heilige Naam onze toevlucht.

Vers voor het evangelie (Joh. 14, 5)

Alleluia. Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt de Heer; niemand komt tot de Vader, tenzij door Mij. Alleluia.

Evangelie (Lc. 4, 38-44)

Ik moet ook aan andere steden de Blijde Boodschap brengen, want daarvoor ben Ik gezonden
In die tijd verliet Jezus de synagoge van Kafarnaüm en ging het huis van Simon binnen. Omdat de schoonmoeder van Simon hoge koorts had, riepen ze voor haar zijn hulp in. Hij kwam aan het hoofdeinde van haar bed staan en gaf een streng bevel aan de koorts. Zij werd ervan bevrijd en ogenblikkelijk stond zij op en bediende hen. Bij zonsondergang brachten allen hun zieken naar Hem toe; die zieken leden aan velerlei kwalen. Hij genas hen door ze een voor een de handen op te leggen. Uit velen gingen ook duivels weg, die schreeuwden: “Gij zijt de Zoon van God.” Hij gaf een streng bevel en liet niet toe dat zij spraken, want zij wisten dat Hij de Messias was. Toen het dag geworden was, ging Hij naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats. De mensen zochten Hem echter, kwamen waar Hij was en poogden Hem vast te houden om te verhinderen, dat Hij hen zou verlaten. Maar Hij sprak tot hen: “Ik moet ook aan andere steden de Blijde Boodschap van het Godsrijk brengen, want daarvoor ben Ik gezonden.” En Hij predikte in de synagogen van het Joodse Land.

Donderdag 3 september H. Gregorius de Grote, paus en kerkleraar

Eerste lezing (1 Kor. 3, 18-23)

Alles is van u, maar gij zijt van Christus en Christus is van God
Broeders en zusters, laat niemand zichzelf iets wijs maken. Als iemand onder u wijs meent te zijn -wijs namelijk volgens de normen van deze tijd die voorbijgaat- dan moet hij dwaas worden om de ware wijsheid te leren. De wijsheid van deze wereld is dwaasheid voor God. Er staat immers geschreven: “Hij vangt de wijzen in hun eigen sluwheid” en elders: “De Heer kent de gedachten van de wijzen, Hij weet hoe waardeloos ze zijn.” Laat daarom niemand zijn heil zoeken bij mensen. Want alles is het uwe, of het nu Paulus is of Apollos of Kefas, wereld, leven of dood, heden of toekomst, alles is van u, maar gij zijt van Christus en Christus is van God.

Tussenzang (Ps. 24, 1-2.3-4ab.5-6)

Refrein:  Aan God hoort de aarde en al wat er op is.
Aan God hoort de aarde en al wat er op is, de aardschijf en al wat daar woont;
want Hij heeft haar op het water gegrondvest, haar vastgelegd op de zee.
Wie zal beklimmen de berg van de Heer, wie in zijn heiligdom staan?
Die rein is van handen en zuiver van hart, zijn zinnen niet zet op wat kwaad is.
Hij zal door de Heer gezegend worden, beloond door God, zijn verlosser.
Zo doet het geslacht dat zich richt tot Hem, dat staat voor het aanschijn van Jakobs God.

Vers voor het evangelie (Joh. 14, 23)

Alleluia. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen. Alleluia.

Evangelie (Lc. 5, 1-11)

Zij lieten alles achter om Hem te volgen
Op zekere dag stond Jezus aan de oever van het meer van Gennésaret, terwijl de mensen op Hem aandrongen om het woord Gods te horen. Hij zag nu twee boten liggen aan de oever van het meer; de vissers waren eruit gegaan en spoelden hun netten. Hij stapte in een van de boten, die van Simon, en vroeg hem een eindje van wal te steken. Hij ging zitten en vanuit de boot vervolgde Hij zijn onderricht aan het volk. Toen Hij zijn toespraak had geëindigd, zei Hij tot Simon: “Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst.” Simon antwoordde: “Meester, de hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen maar op uw woord zal ik de netten uitgooien.” Ze deden het en vingen zulk een massa vissen in hun netten dat deze dreigden te scheuren. Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot om hen te komen helpen. Toen die gekomen waren, vulden zij de beide boten tot zinkens toe. Bij het zien daarvan viel Simon Petrus Jezus te voet en zei: “Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens.” Ontzetting had zich meester gemaakt van hem en van allen, die bij hem waren, vanwege de vangst, die ze gedaan hadden. Zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Jezus echter sprak tot Simon: “Wees niet bevreesd, voortaan zult ge mensen vangen.” Ze brachten de boten aan land en lieten alles achter om Hem te volgen.

Vrijdag 4 september

Eerste lezing (1 Kor. 4, 1-5)

God zal openbaar maken wat er in de harten omgaat
Broeders en zusters, zo moet men ons beschouwen: als helpers van Christus, belast met het beheer van Gods geheimen. Welnu, van een beheerder wordt geëist, dat hij betrouwbaar blijkt. Mij is echter heel weinig gelegen aan uw oordeel of dat van enige menselijke instantie. Ik oordeel niet eens over mijzelf. Want al ben ik mij van niets bewust, daarom ga ik nog niet vrijuit. De Heer is het, die over mij oordeelt. Oordeelt dus niet voorbarig, voordat de Heer gekomen is. Hij zal wat in het duister verborgen is aan het licht brengen en openbaar maken wat er in de harten omgaat. Dan zal ieder van God de lof ontvangen die hem toekomt.

Tussenzang (Ps. 37, 3-4.5-6.27-28.39-40)

Refrein:  Het heil van de vromen komt van de Heer.

Vertrouw op de Heer en doe wat goed is, dan zult gij veilig uw land bewonen.

Zoek uw geluk bij de Heer, Hij geeft wat uw hart begeert.

Vertrouw aan de Heer uw levensweg toe, verlaat u op Hem, Hij zal er voor zorgen.

Uw eerzaamheid zal als de dageraad stralen, uw recht als de middagzon.

Blijf ver van het kwaad en doe wat goed is, dan moogt ge voor eeuwig hier wonen;

want God bemint de gerechtigheid, verlaat zijn getrouwen niet.

Het heil van de vromen komt van de Heer; Hij is hun toevlucht in tijden van kwelling.

De Heer staat hen bij en bevrijdt hen, Hij redt die zich tot Hem wenden.

Vers voor het evangelie (Joh. 15, 15b)

Alleluia. Ik heb u vrienden genoemd, zegt de Heer, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb vernomen. Alleluia.

Evangelie (Lc. 5, 33-39)

Wanneer de bruidegom van hen is weggenomen, dan zullen zij vasten

In die tijd zeiden de schriftgeleerden en Farizeeën tot Jezus: “De leerlingen van Johannes vasten dikwijls en verrichten gebeden; die van de Farizeeën doen dat ook, maar de uwen eten en drinken.” Jezus antwoordde: “Kunt gij soms de vrienden van de bruidegom laten vasten, zolang de bruidegom bij hen is? Er zullen echter dagen komen, dat de bruidegom van hen is weggenomen en dan, in die tijd, zullen ze vasten.” Hij gaf hun ook nog een gelijkenis: “Niemand scheurt een lap van een nieuw kleed om daarmee een oud te verstellen; anders verscheurt hij immers niet alleen het nieuwe kleed, maar de lap uit het nieuwe past bovendien niet bij het oude. En niemand doet jonge wijn in oude zakken; anders doet de jonge wijn de zakken bersten, hij loopt eruit en de zakken gaan verloren. Maar jonge wijn moet men in nieuwe zakken doen. En niemand die oude wijn gedronken heeft wenst jonge; hij zal zeggen: de oude is best.”

Zaterdag 5 september H. Teresa van Calcutta, maagd

Eerste lezing (1 Kor. 4, 6-15)

Wij lijden honger en dorst en zijn naakt

Broeders en zusters, deze uiteenzetting over mij en Apollos is bedoeld als een les voor u. Van ons moet gij leren niet uit te gaan boven hetgeen geschreven staat; dan zal niemand van u zich nog opwinden om de ene persoon te verheerlijken ten koste van de andere. Trouwens vriend, wie vindt jou zo belangrijk? Wat heb je dat je niet gekregen hebt? En als je alles cadeau gekregen hebt, waarom die drukte alsof alles van jouzelf kwam? Gij zijn blijkbaar al verzadigd, gij zijt al rijk, gij regeert reeds zonder ons! Ach, was het maar waar, dan mochten wij misschien wel delen in uw koningschap! Want ons, apostelen, heeft God, dunkt mij, de minste plaats aangewezen: die van ter dood veroordeelden. Wij zijn een schouwspel geworden voor heel de wereld, voor engelen en voor mensen: wij zijn dwaas terwille van Christus, gij zijt zo verstandig in Christus; wij zijn zwak, gij sterk; gij geëerd, wij geminacht. Tot op dit eigen ogenblik lijden wij honger en dorst, zijn wij naakt en krijgen wij slagen, zijn wij dakloos en matten ons af met handenarbeid. Worden wij beschimpt, wij zegenen; worden wij vervolgd, wij dulden het; smaad beantwoorden wij met minzaamheid. Tot nu toe worden wij behandeld als het schuim der aarde, als het uitvaagsel van de maatschappij. Dit schrijf ik niet om u beschaamd te maken, maar om u terecht te wijzen als mijn dierbare kinderen. Want al hadt gij in Christus duizend opvoeders, gij hebt maar één vader. Ik ben het die u door het evangelie in Christus Jezus heb verwekt.

Tussenzang (Ps. 145, 17-18.19-20.21)

Refrein:  Nabij is de Heer voor elk die Hem aanroept.

De Heer is rechtvaardig op al zijn wegen, en heilig in al wat Hij doet.

Nabij is de Heer voor elk die Hem aanroept, voor elk die oprecht tot Hem bidt.

De wensen van hen die Hem eren vervult Hij, Hij hoort hun geroep en komt hen te hulp.

De Heer bewaart alwie Hem bemint, maar ieder die kwaad doet verstoot Hij.

Mijn mond bezingt de lof van de Heer en alles wat leeft prijze eeuwig zijn Naam.

Vers voor het evangelie (Joh. 17, 17b.a)

Alleluia. Uw woord is waarheid, Heer, wijd ons U toe in de waarheid. Alleluia.

Evangelie (Lc. 6, 1-5)

Waarom doet ge iets dat op sabbat niet mag?

Eens ging Jezus op een sabbat door de korenvelden en om te eten plukten zijn leerlingen aren, die ze met hun handen uitwreven. Sommige Farizeeën vroegen: “Waarom doet ge iets dat op sabbat niet mag?” Jezus gaf hun ten antwoord: “Hebt ge dan niet gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen honger kregen? Hoe hij het huis van God binnenging, de toonbroden nam en opat en er ook van gaf aan zijn metgezellen, terwijl toch alleen de priesters daarvan mogen eten?” En Hij voegde er aan toe: “De Mensenzoon is Heer van de sabbat.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad” (Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave. Verdere info: www.olvternood.nl

Noveengebed om bescherming tegen het coronavirus

O goede Moeder, Onze Lieve Vrouw ter Nood, Wij geloven in uw zorg, in uw medeleven en uw voorspraak bij Jezus uw Zoon. Daarom komen wij vol vertrouwen tot u en wij vragen door U aan de Heer:

Bevrijd heel de wereld van de Corona-epidemie, genees en sterk de zieken en zegen hen die zorg voor hen dragen. Sta alle mensen bij die lijden onder de gevolgen van deze crises. Geef wijsheid aan onze bestuurders.

Bevrijd ons van onrust en angst, verlicht ons in pijn en verdriet. Geef ons hoop waar wij het niet meer zien zitten, geef ons kracht als wij er niet tegenop kunnen, geef ons licht waar het donker is en geef dat wij elkaar spoedig weer in vrijheid en vreugde nabij kunnen zijn.

Maria, bescherm ons en onze dierbaren, geef ons overgave aan de wil van de Vader en leid ons veilig naar Jezus, uw Zoon. Amen

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus Sancta Maria, Mater Dei.
Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi sectundum verbum tuum

Ave Maria . . .

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria . . .

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix,
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus
Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur Per Christum Dominum nostrum. Amen

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.
Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria . . .

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria . . .

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God,
℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden

Laat ons bidden

Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis Door Christus, onze Heer. Amen.