Dagelijks Brood: Lezingen van de dag: 30 sept – 6 okt 2019

franciscus-assisi-prediking-vogels-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag: maandag 30 september t/m zondag 6 oktober 2019

26e week van door het jaar plus de lezingen van de 27e zondag door het jaar C

U kunt deze week downloaden via deze link

Maandag 30 september – H. Hyeronimus, priester en kerkleraar

Eerste lezing (Zach. 8, 1-8)

Het woord van de Heer der hemelse machten kwam en het luidde als volgt: Zo spreekt de Heer van de hemelse machten: “Ik ijver voor Sion met heftige ijver; heftig en grimmig ijver Ik voor haar.” Zo spreekt de Heer: “Ik keer terug naar Sion; Ik neem in Jeruzalem mijn intrek. Jeruzalem zal de stad van de trouw heten, de berg van de Heer van de hemelse machten, de heilige berg.” Zo spreekt de Heer van de hemelse machten: “Er zullen weer oude mannen en vrouwen zitten op de pleinen van Jeruzalem, ieder met een stok in de hand vanwege hun vele jaren. De pleinen van de stad zullen ook weer vol zijn van jongens en meisjes, die op haar pleinen spelen.” Zo spreekt de Heer van de hemelse machten: “Het zal in die dagen wonderbaar lijken in de ogen van de rest van dit volk, maar moet het daarom ook in mijn ogen wonderbaar zijn?” Zo spreekt de Heer van de hemelse machten: “Zie, Ik ga mijn volk redden uit het land waar de zon opkomt en uit het land waar zij ondergaat. Ik breng hen terug en zij zullen in Jeruzalem wonen. Zij zullen mijn volk zijn en Ik hun God, in trouw en in gerechtigheid.”

Tussenzang (Ps. 102/101)

Refrein: De Heer herbouwt de muren van Sion, Hij keert er terug in volle luister.
De heidenen zullen uw Naam weer duchten, de vorsten der aarde uw heerlijkheid, Heer; wanneer Gij de muren van Sion herbouwt, wanneer Gij daar weerkeert in volle luister; wanneer Gij de stem der geplunderden hoort, hun smeekbeden niet naast u neerlegt.
Stelt dit dan op schrift voor het komend geslacht en laat onze zonen de Heer ervoor danken. De Heer ziet omlaag van zijn heilige hoogte, Hij ziet uit de hemel op aarde neer. Hij zal het geschrei der gevangenen horen, verlossen die aan de dood zijn gewijd.
Dan wordt op de Sion zijn Naam weer verkondigd, zijn lof in de heilige stad; als volken en stammen daarheen zullen komen om hulde te brengen aan God de Heer.
Het kroost van uw dienaren krijgt weer een woonplaats, hun nageslacht blijft voor uw aanschijn bestaan.

Vers voor het evangelie (cf. Ef. 1, 17-18)

Alleluia. De God van onze Heer Jezus Christus moge ons innerlijk oog verlichten, om te zien, hoe groot de hoop is waartoe Hij ons roept. Alleluia.

Evangelie (Lc. 9, 46-50)

In die tijd kregen de leerlingen woorden over de vraag wie van hen wel de grootste was. Maar Jezus, die wist wat zij dachten, nam een kind, zette het naast zich en sprak tot hen: “Wie dit kind opneemt in mijn Naam, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op, die Mij gezonden heeft. Wie dus de kleinste is onder u allen, die is
de grootste.” Nu nam Johannes het woord en zei: “Meester, we hebben iemand in uw Naam duivels zien uitdrijven en we hebben getracht het hem te beletten, omdat hij niet een van uw volgelingen is, zoals wij.” Maar Jezus zei tot hem: “Belet het hem niet. Want wie niet tegen u is, is vóór u.”

Dinsdag 1 oktober – H. Teresia van het Kind Jezus, maagd en kerklerares; H. Bavo, kluizenaar

Eerste lezing (Zach. 8, 20-23)

Zo spreekt de Heer van de hemelse machten: “Eens zullen volken komen en inwoners van vele steden en de inwoners van de ene stad zullen gaan naar die van de andere en zij zullen zeggen: Laat ons de genade van de Heer gaan afsmeken en laat ons de Heer van de hemelse machten gaan zoeken; ook ik ga mee. Dan zullen vele volken en machtige naties komen om in Jeruzalem de Heer van de hemelse machten te zoeken en zijn genade af te smeken.”
Zo spreekt de Heer van de hemelse machten: “In die dagen zullen dan mannen, afkomstig uit volken van allerlei talen, één Joodse man bij de slip van zijn kleed vastgrijpen en tot hem zeggen: Met u willen wij meegaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is.”

Tussenzang (Ps. 87/86)

Refrein: God is met ons (Zach. 8, 23)
Zijn stad op de heilige bergen: de Heer heeft haar lief; de poorten van Sion veel meer dan alle tenten van Jakob. Hoe groots is het wat er van u wordt voorzegd, Jeruzalem, stad van God!
Eens worden Egypte en Babel geteld tot hen die de Heer vereren. Ja, Filistijnen en Tyrus en Koes, ook zij worden burgers van Sion. Zij zullen dan zeggen: mijn moeder is zij, uit haar zijn wij allen geboren.
En Hij zal het zelf verklaren, de Allerhoogste, de Heer; Hij zal in het boek der volkeren schrijven: ook dezen horen daar thuis. Dan zullen zij dansen en zingen: de bron van ons leven zijt gij!

Vers voor het evangelie (Fil. 2, 15-16)

Alleluia. Schittert als sterren in het heelal, en houdt vast het woord des levens. Alleluia.

Evangelie (Lc. 9, 51-56)

Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling tegemoet gingen, aanvaardde Jezus vastberaden de reis naar Jeruzalem en zond boden voor zich uit. Dezen kwamen op hun tocht in een Samaritaans dorp om er zijn verblijf voor te bereiden. Maar de Samaritanen ontvingen Hem niet, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. Toen de leerlingen Jakobus en Johannes dit gewaar werden vroegen ze: “Heer, wilt Gij dat wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen?” Maar Hij keerde zich om en wees hen op strenge toon terecht. Daarop vertrokken zij naar een ander dorp.

Woensdag 2 oktober – HH. Engelbewaarders

Eerste lezing (Neh. 2, 1-8)

Het gebeurde in de maand Nisan van het twintigste regeringsjaar van koning Artachsata. De wijn stond op tafel; ik, Nehemia, nam de wijn en reikte hem de koning aan. Nooit had ik mij bedroefd getoond in zijn tegenwoordigheid, maar nu zei de koning mij: “Waarom kijk je zo treurig? Ziek ben je niet, dus moet er iets zijn dat je treurig stemt.” Ik ontstelde hevig en zei tot de koning: “De koning leve in eeuwigheid! Hoe zou ik er niet treurig uitzien, nu de stad, de plaats waar mijn voorvaderen begraven liggen, een woestenij is geworden en haar poorten door het vuur verteerd zijn?” Daarop vroeg de koning: “Wat is je verlangen?” Ik bad tot de God des hemels en zei tot de koning: “Als het de koning behaagt en als uw dienaar genade gevonden heeft in uw ogen, moge u mij naar Juda zenden, naar de stad waar mijn vaderen begraven liggen, om haar weer op te bouwen.” De koningin zat naast de koning. De koning vroeg: “Hoe lang duurt de reis en wanneer kom je terug?” Ik noemde hem een termijn; de koning stemde daarmee in en gaf mij verlof te vertrekken. Toen zei ik tot de koning: “Als het de koning behaagt, moge hij mij brieven meegeven voor de stadhouders aan de overzijde van de Rivier, zodat zij mij op mijn reis naar Juda doortocht verlenen. En ook een brief voor Asaf, de koninklijke houtvester, dat hij me boomstammen moet leveren om er balken van te maken voor de poorten van de tempelburcht, voor de stadsmuur en voor een huis voor mijzelf.” Omdat mijn God mij genadig was, voldeed de koning aan mijn verzoek.

Tussenzang (Ps. 137/136)

Refrein: Moge mijn tong in mijn mond blijven kleven als ik aan u niet meer denk.
Wij zaten aan Babylons stromen en weenden, denkend aan Sion; en aan de wilgen die daar staan hingen de citers.
Onze ontvoerders vroegen gezangen, onze verdrukkers een vrolijk lied: zingt ons van Sion!
Zouden wij dan van de Heer kunnen zingen hier in dit vreemde land? Als ik, Jeruzalem, u ooit vergeet, moge mijn hand verlammen;
Moge mijn tong in mijn mond blijven kleven als ik aan u niet meer denk; als ik Jeruzalem zou willen ruilen voor wat plezier.

Vers voor het evangelie (Kol. 3, 16a.17c)

Alleluia. Het woord van Christus moge in volle rijkdom onder u wonen; dankt God de Vader door Hem. Alleluia.

Evangelie (Lc. 9, 57-62)

In die tijd zei iemand tot Jezus: “Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.” Jezus sprak tot hem: “De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.” Tot een ander sprak Hij: “Volg Mij.” Deze vroeg: “Heer, laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven.” Jezus zei tot hem: “Laat de doden hun doden begraven; maar gij, ga heen en verkondig het Rijk Gods.” Weer een ander zei: “Ik zal U volgen Heer, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.” Tot hem sprak Jezus: “Wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods.”

Donderdag 3 oktober

Eerste lezing (Neh. 1-4a.5-6.7b-12)

In die dagen stroomden alle Israëlieten, die zich in de steden gevestigd hadden, samen op het plein voor de Waterpoort en verzochten Ezra, de schriftgeleerde, het boek te gaan halen van de wet, die de Heer door Mozes aan Israël gegeven had. En Ezra, de priester, bracht het boek voor de vergadering van mannen en vrouwen en allen, die de voorlezing konden volgen. Het was de eerste dag van de zevende maand. Vanaf de dageraad tot de middag las Ezra voor uit het boek op het plein voor de Waterpoort ten aanhoren van de mannen en vrouwen en van allen, die het konden volgen. Het volk luisterde aandachtig naar de voorlezing van het wetboek. Ezra, de schriftgeleerde, ging op een houten verhoog staan, dat voor die gelegenheid opgeslagen was. Ten aanschouwen van heel het volk, – hij stak immers boven allen uit – opende Ezra het boek.
Op dat ogenblik gingen allen staan. Ezra prees de Heer, de grote God, en heel het volk antwoordde: “Amen, Amen!” Zij staken hun handen omhoog, zij bogen het hoofd en zij aanbaden de Heer met het gezicht tegen de grond. En de levieten verklaarden het volk daar ter plaatse de wet. Zij lazen uit het boek van Gods wet voor, legden het uit en verklaarden de betekenis, zodat allen de lezing verstonden. Vervolgens zeiden Nehemia, de landvoogd, Ezra, de priester en schriftgeleerde, en de levieten, die de uitleg gaven tot heel het volk: “Deze dag is aan de Heer, uw God, gewijd. Gij moogt dus niet treurig zijn en niet wenen.” Het hele volk was namelijk in tranen uitgebarsten toen het de woorden van de wet hoorde. En ze zeiden hun:
“Komt, gaat lekker eten en drinkt er zoete drank bij en deelt ervan mee aan wie niets heeft, want deze dag is aan onze Heer gewijd. Weest niet bedroefd, maar de vreugde die de Heer u schenkt zij uw kracht.” Zo kalmeerden de levieten het volk en ze zeiden: “Weest nu stil! Dit is een heilige dag, weest dus niet bedroefd.” En het volk ging eten en drinken en deelde van zijn maaltijd aan anderen mee. Ze vierden uitbundig feest, want ze hadden begrepen wat hun was voorgehouden.

Tussenzang (Ps. 19/18)

Refrein: Rechtmatig zijn de bevelen des Heren, bevredigend voor het gemoed.
De wet van de Heer is volkomen zij sterkt de onzekere geest. Zijn voorschriften zijn betrouwbaar, onwetenden maken zij wijs.
Rechtmatig zijn al zijn bevelen, bevredigend voor het gemoed. Glashelder zijn zijn geboden, zij zijn een licht voor het oog.
Het woord van de Heer is eerlijk, het blijft in eeuwigheid waar. Zijn uitspraken zijn waarachtig, rechtvaardig in iedere zaak.
Gezocht meer dan goud of juwelen, welsmakend als honingzeem.

Vers voor het evangelie (1 Tess. 2, 13)

Alleluia. Ontvangt het goddelijk woord niet als een woord van mensen, maar als wat het inderdaad is: het woord van God. Alleluia.

Evangelie (Lc. 10, 1-12)

In die tijd wees de Heer tweeënzeventig anderen aan en zond hen twee aan twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen waarheen Hijzelf van plan was te gaan. Hij sprak tot hen: “De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten. Gaat dan, maar zie, Ik zend u als lammeren tussen wolven. Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel en groet niemand onderweg. Laat in welk huis gij ook binnengaat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis! Woont daar een vredelievend mens, dan zal uw vrede op hem rusten; zo niet, dan zal hij op u terugkeren. Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden; want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere. In elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voorgezet, geneest de zieken die er zijn en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij. In elke stad waar ge binnengaat en niet ontvangen wordt, trekt daar door de straten en zegt: Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft, schudden wij tegen u af. Maar weet dit wel: Het Rijk Gods is nabij. Ik zeg u: Op die dag zal het voor de mensen van Sodom draaglijker zijn dan voor die stad.”

vrijdag 4 oktober – heilige Franciscus van Assisi

Eerste lezing (Bar. 1, 15-22)

De Heer onze God is rechtvaardig, maar wij, Judeeërs en burgers van Jeruzalem, onze koningen en edelen, onze priesters en profeten en onze voorvaderen, staan nu vol schaamte voor Hem: wij hebben gezondigd tegen de Heer, onze God. Ongehoorzaam waren wij; wij hebben niet naar Hem geluisterd en niet geleefd volgens zijn voorschriften. Vanaf de tijd dat de Heer, onze God, onze voorouders uit Egypte leidde tot vandaag toe, waren wij Hem ongehoorzaam; in onze lichtzinnigheid hebben wij niet naar Hem geluisterd. Zo hebben ons tot op heden de rampen en de vervloekingen getroffen, die de Heer zijn dienaar Mozes liet afkondigen bij de uittocht van onze voorouders uit Egypte naar het land van melk en honing. Wij hebben niet geluisterd naar de woorden van de profeten, die de Heer, onze God, ons gezonden had. Wij gingen hardnekkig onze eigen weg, dienden andere goden en deden wat de Heer, onze God, mishaagt.

Tussenzang (Ps. 79/78)

Refrein: God van ons heil, om uw Naam, bevrijd ons.
God, heidenen zijn in uw erfdeel gedrongen, zij hebben uw heilige tempel ontwijd en maakten uw stad tot een puinhoop. Uw dienaren hebben zij omgebracht, hun lijken liggen als aas voor de vogels, de wilde dieren eten hun vlees.
Als water vloeide hun bloed van de muren en niemand was er die hen begroef. Wij wekken de spotlust van onze buren, die rondom ons wonen smalen op ons. Hoelang nog, Heer? blijft Gij eeuwig verbolgen en laat Gij uw gramschap branden als vuur?
Laat ons niet boeten voor vroegere zonden, komt met uw barmhartigheid ons tegemoet, want wij zijn maar zwakke mensen.
Ach help ons, God van ons heil, om uw Naam, bevrijd ons, vergeef onze zonden.

Vers voor het evangelie (2 Tess. 2, 14)

Alleluia. God heeft ons geroepen door de verkondiging van het evangelie, opdat wij de heerlijkheid van onze Heer Jezus Christus zouden verwerven. Alleluia.

Evangelie (Lc. 10, 13-16)

In die tijd zei Jezus: “Wee u, Chórazin, wee u, Betsaïda! Tyrus en Sidon zouden reeds lang, neerzittend in zak en as, zich bekeerd hebben, indien bij hen de wonderen waren gebeurd, die bij u hebben plaats gevonden. Ja, het lot van Tyrus en Sidon zal bij het oordeel beter te dragen zijn dan dat van u. En gij, Kafárnaum zult ge soms tot de hemel toe verheven worden? Tot in de onderwereld zult ge neerzinken. Wie naar u luistert, luistert naar Mij; en wie u verstoot, verstoot Mij. Wie Mij verstoot, verstoot Hem die Mij gezonden heeft.”

Zaterdag 5 oktober

Eerste lezing (Bar. 4, 5-12.27-29)

Houd moed, mijn volk, dat de naam Israël draagt. Gij werd aan de heidenen verkocht, maar ge zijt niet verloren. Omdat ge Gods toorn hadt opgewekt, zijt ge aan uw vijanden uitgeleverd. Ge hebt uw Schepper geërgerd door niet aan Hem, maar aan demonen te offeren. De eeuwige God, die u voedsel gaf, zijt ge vergeten. Jeruzalem, dat u heeft grootgebracht, hebt ge bedroefd. Het zag Gods toorn over u komen en zei: “Luistert, buren van Sion: een groot leed zond God over mij. Want ik zag hoe de eeuwige God mijn kinderen gevangen liet wegvoeren. Met vreugde had ik hen grootgebracht, in tranen en droefheid zag ik hen gaan. Laat niemand spotten met mij, een weduwe, door iedereen verlaten, eenzaam om de zonden van mijn kinderen. Zij keerden zich af van Gods gebod. Houdt moed, kinderen, en roep tot God; die u dit aandeed, zal weer aan u denken. Weleer was uw enige gedachte God te verlaten. Zoekt Hem nu met al uw krachten. Want die u deze rampen zond, zal u ook bevrijden en met eeuwige blijdschap vervullen.”

Tussenzang (Ps. 69/68)

Refrein: God luistert naar wat een arme Hem vraagt.
Ziet toe, geringen, en weest verheugd, schept moed, gij allen die God zoekt. God luistert naar wat een arme Hem vraagt, vergeet zijn gevangenen niet. Laat hemel en aarde Hem prijzen, de zee met al wat daar leeft.
Want God zal Sion verlossen, Hij bouwt Juda’s steden weer op. Zijn dienaren zullen er wonen, er leven op eigen bezit. Hun kroost zal het weer erven, Gods Naam zal in ere zijn.

Vers voor het evangelie (2 Tim. 1, 10b)

Alleluia. Onze Heiland, Christus Jezus, heeft de dood vernietigd, en onvergankelijk leven doen aanlichten door het evangelie. Alleluia.

Evangelie (Lc. 10, 17-24)

In die tijd keerden de tweeënzeventig vol blijdschap terug en zeiden: “Heer, zelfs de duivels onderwerpen zich aan ons door uw Naam.” Jezus zei hen: “Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen. Ik heb u macht gegeven op slangen en schorpioenen te treden, te heersen over heel de kracht van de vijand; en niets zal u kunnen schaden. Toch moet ge u niet verheugen over het feit dat de duivels aan u onderworpen zijn, maar verheugt u, omdat uw namen staan opgetekend in de hemel.” Op dat uur jubelde Hij het uit, vervuld van de heilige Geest, en Hij sprak: “Ik prijs U Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kinderen. Ja Vader, zo heeft het U behaagd.
Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand weet wie de Zoon is tenzij de Vader; en wie de Vader is tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren.”
Daarop keerde Hij zich naar zijn leerlingen afzonderlijk en Hij zei tot hen: “Gelukkig de ogen, die zien wat gij ziet, Ik zeg u: Vele profeten en koningen verlangden te zien wat gij ziet, maar zij hebben het niet gezien; en te horen wat gij hoort maar zij hebben het niet gehoord.”

27e zondag door het jaar C

Eerste lezing (Hab. 1,2-3; 2,2-4)

Hoelang moet ik nog roepen, Heer, terwijl Gij maar niet luistert? Hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen, terwijl Gij maar geen uitkomst brengt? Waarom laat Gij mij onrecht lijden en ziet Gij die ellende maar aan? Waarom moet ik leven te midden van geweld en verdrukking en waarom rijst er twist en moet men lijden onder tweedracht? De Heer gaf mij antwoord: “Schrijf het visioen op, zet het duidelijk op schrift, zodat men het vlot kan lezen. Want dit visioen – al wacht het de vastgestelde tijd nog af – hunkert niettemin naar zijn vervulling: het vertelt geen leugen. Al blijft het ook uit, geef het wachten niet op, want komen doet het beslist en het komt niet te laat. Bezwijken zal hij, die in zijn hart niet deugt; de rechtvaardige echter blijft leven door zijn trouw.”

Tussenzang (Ps. 95/94)

Refrein: Luistert heden naar Gods stem. Weest niet halsstarrig zoals weleer.
Komt, laat ons de Heer met gejubel begroeten, juichen wij toe de Rots van ons heil. Laat ons verschijnen voor Hem met een lofzang, Hem met liederen eren.
Komt, laat ons aanbiddend ter aarde vallen, neerknielen voor Hem, die ons schiep. Hij is onze God en wij zijn volk, Hij is de herder en wij zijn kudde.
Luistert heden dan naar zijn stem: weest niet halsstarrig als eens in Meriba. Waar uw vaderen Mij wilden tarten, ofschoon zij mijn daden hadden gezien.

Tweede lezing (2 Tim. 1,6-8.13-14)

Dierbare, vergeet niet het vuur aan te wakkeren van Gods genade, die in u is door de oplegging van mijn handen. Want God heeft ons niet een geest geschonken van vreesachtigheid, maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid. Schaam u dus niet van onze Heer te getuigen. Schaam u evenmin voor mij, zijn gevangene. Draag uw deel in het lijden voor het evangelie. Neem als richtsnoer de gezonde beginselen, die gij uit mijn mond hebt vernomen en houdt ze vast in het geloof en de liefde van Christus Jezus. Bewaar de u toevertrouwde schat met de hulp van de heilige Geest, die in ons woont.

Vers voor het evangelie (Joh. 17,17b.a)

Alleluia. Uw woord is waarheid, Heer, wijd ons U toe in de Waarheid. Alleluia.

Evangelie (Lc. 17,5-10)

In die tijd zeiden de apostelen tot de Heer: “Geef ons meer geloof.” De Heer antwoordde: “Als ge een geloof had als een mosterdzaadje, zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen: Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee, en hij zou u gehoorzamen. Wie van u zal tot de knecht, die hij in dienst heeft als ploeger of veehoeder bij diens thuiskomst van het land zeggen: Kom meteen aan tafel en tast toe? Zal hij niet eerder zeggen: Maak mijn maaltijd klaar; omgord je en bedien mij, terwijl ik eet en drink; daarna kun je zelf eten en drinken? Moet hij die knecht soms dankbaar zijn, omdat hij heeft uitgevoerd wat hem is opgedragen? Zo is het ook met u: wanneer ge alles hebt gedaan wat u opgedragen werd, zegt dan: Wij zijn maar gewone knechten; wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl