Dagelijks Brood, lezingen van de dag 28 september – 3 oktober 2020

heilige-aartsengel-michael-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi. Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag 28 september – 3 oktober 2020

26e week door het jaar  

Maandag 28 september                                                                       

Eerste lezing (Job. 1, 6-22)

Het was de Heer die gaf, het was de Heer die nam, gezegend zij zijn Naam Het gebeurde op zekere dag, dat de boden des Heren voor God verschenen, en ook de Satan was in hun midden. Toen sprak de Heer tot Satan: “Waar kom je nu vandaan?” De Satan gaf de Heer ten antwoord: “Ik heb rondgezworven op de aarde en er heen en weer getrokken.” Toen sprak de Heer tot Satan: “Heb je soms ook mijn dienaar Job gezien en bemerkt, dat niemand op aarde is zoals hij, een zeer onberispelijk en rechtschapen man, die God vreest en afschuw heeft van het kwaad?” De Satan antwoordde: “Is Job dan soms voor niets godvrezend? Hebt U niet zelf hem en zijn huis beschermd en alles wat hij heeft, omgeven met een haag? Hebt U niet al zijn werk gezegend, en overstroomt zijn kudde niet het land? Maar steek eens uw hand uit en tref hem in al wat hij heeft; dan vervloekt hij U in het aangezicht.” Toen sprak de Heer tot Satan: “Welaan dan, alles wat hij heeft, is in je hand! Maar raak niet aan hemzelf!” Toen ging de Satan weg van het aanschijn van de Heer. En op een dag gebeurde het dat al de zonen en de dochters in het huis van de oudste broer een maaltijd hielden; toen kwam bij Job een bode, die zei: “Uw ossen waren aan het ploegen, de ezelinnen graasden dicht daarbij; toen vielen de Sabeeërs binnen, ze roofden al het vee en hebben al uw knechten met het zwaard gedood ik alleen ben ontkomen en meld u dit.” Terwijl hij sprak kwam er een tweede bode en zei: “Het vuur van God sloeg uit de hemel, verbrandde en verteerde de schapen en de herders; ik alleen ben ontkomen en meld u dit.” Terwijl hij sprak kwam daar een ander en zei: “De Chaldeeën hadden drie benden gevormd, overvielen de kamelen en roofden ze; de knechten hebben zij neergeslagen met de scherpte van het zwaard; ik alleen ben ontkomen en meld u dit.” Terwijl hij sprak kwam daar nog een ander en zei: “Uw zonen en uw dochters zaten te eten en te drinken in het huis van de oudste broer; en zie, toen kwam daar een zware storm uit de woestijn, die het huis aan de vier hoeken heeft aangepakt; het huis is ingestort boven de jonge mensen, en zij zijn omgekomen; ik alleen ben ontkomen en meldt u dit.” Toen stond Job op, scheurde zijn gewaad en schoor zijn hoofd; hij wierp zich op de grond en bad aldus: “Naakt ben ik uit de moederschoot gekomen en naakt keer ik daar weer terug; het was de Heer die gaf, het was de Heer die nam, gezegend zij zijn Naam.” Bij al die slagen zondigde Job niet en hij sprak tegen God geen dwaze woorden.

Tussenzang (Ps. 17, 1.2-3.6-7)

Refrein:  Nu roep ik U aan, Heer, want Gij zult mij verhoren, wend dus uw oor naar mij, hoor naar mijn stem. Luister, Heer, want mijn zaak is rechtvaardig, let op mijn luid geroep. Wil mijn gebed aanhoren; mijn lippen bedriegen U niet. Mijn oordeel verwacht ik van U, uw ogen zien wat mij toekomt. Zie in mijn hart, ga mij na in de nacht, of stel mij met vuur op de proef: Gij vindt geen onrecht in mij. Nu roep ik U aan, want Gij zult mij verhoren; wend dus uw oor naar mij, hoor naar mijn stem. Toon mij de grootheid van uw erbarmen, redder van ieder, die vlucht in uw hand.

Vers voor het evangelie (Ps. 24, 4c.5a)

Alleluia. Leer mij uw paden kennen, Heer; leid mij volgens uw woord. Alleluia.

Evangelie (Lc. 9, 46-50)

Wie de kleinste is onder u allen, die is de grootste In die tijd kregen de leerlingen woorden over de vraag wie van hen wel de grootste was. Maar Jezus die wist wat zij dachten, nam een kind, zette het naast zich en sprak tot hen: “Wie dit kind opneemt in mijn Naam, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op die Mij gezonden heeft. Wie dus de kleinste is onder u allen, die is de grootste.” Nu nam Johannes het woord en zei: “Meester, we hebben iemand in uw Naam duivels zien uitdrijven en we hebben getracht het hem te beletten, omdat hij niet een van uw volgelingen is, zoals wij.” Maar Jezus zei tot hem: “Belet het hem niet. Want wie niet tegen u is, is vóór u.

Dinsdag 29 september HH. Michaël, Gabriël en Rafaël, aartsengelen (feest)

Eerste lezing (Dan. 7, 9-10.13-14)

Duizendmaal duizenden dienden Hem In mijn visioen zag ik dat er tronen werden geplaatst en dat een hoogbejaarde zich neerzette. Zijn gewaad was wit als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als wol. Zijn troon bestond uit vlammen, de wielen ervan uit laaiend vuur. Een stroom van vuur welde op en vloeide voor Hem uit. Duizendmaal duizenden dienden Hem en tienduizendmaal tienduizenden stonden voor Hem. Het gerechtshof zette zich neer en de boeken werden geopend. In mijn nachtelijk visioen zag ik met de wolken des hemels iemand aankomen, die op een mens geleek. Hij ging naar de hoogbejaarde en werd voor Hem geleid. Toen werd Hem heerschappij gegeven, luister en koninklijke macht; alle volken, stammen en talen brachten Hem hun hulde. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die nooit vergaat, zijn koninkrijk gaat nooit te gronde. Ofwel:

Eerste lezing (Apok. 12, 7-12a)

Michaël en zijn engelen moesten oorlogen tegen de Draak. Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes. Toen brak er in de hemel een oorlog uit. Michaël en zijn engelen moesten strijden tegen de Draak. Ook de Draak streed, en zijn engelen. Maar zij hielden geen stand en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. En de grote Draak werd neergeworpen, de oude Slang, die Duivel en Satan heet, die de hele wereld verleidt; neergeworpen werd hij op de aarde en zijn engelen met hem. En ik hoorde een stem in de hemel roepen: “Nu is gekomen het heil en de macht en het koningschap van onze God en de heerschappij van zijn Gezalfde, want de aanklager van onze broeders is neergeworpen, die hen aanklaagde bij onze God, dag en nacht. Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, want zij hebben hun leven geminacht ten dode toe. Daarom, juicht hemelen en gij die daar woont.”

Tussenzang (Ps. 138, 1-2a.2b-3.4-5)

Refrein:  Ik zing voor U, Heer, en alle hemelmachten. U wil ik prijzen, Heer, uit heel mijn hart, omdat Gij naar mijn bidden hebt geluisterd. Ik zing voor U en alle hemelmachten en werp mij neer, gebogen naar uw heiligdom. U prijs ik om uw goedheid en uw trouw, want uw belofte hebt Gij mateloos vervuld. Wanneer ik tot U riep hebt Gij mij steeds verhoord, Gij hebt mij altijd nieuwe moed gegeven. U zullen alle koningen der aarde eren, wanneer zij horen wat Gij tot hen zegt. Ook zij zullen de daden van de Heer bezingen, ja, waarlijk, machtig is de grootheid van de Heer.

Vers voor het evangelie (Psalm 103, 21)

Alleluia. Verheerlijkt de Heer, al zijn legerscharen, trouwe knechten, die doet wat Hij wil. Alleluia.

Evangelie (Joh. 1, 47-51)

Gij zult de hemel open zien en de engelen Gods zien opstijgen en neerdalen In die tijd zag Jezus Natanaël naar zich toekomen en zei, doelend op hem: “Dat is waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is!” Natanaël zei tot Hem “Hoe kent Gij mij ?” Jezus gaf hem ten antwoord “Voordat Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgenboom zitten.” Toen zei Natanaël tot Hem: “Rabbi, Gij zijt de Zoon Gods, Gij zijt de Koning van Israël.” Jezus antwoordde: “Omdat Ik u zei dat Ik u onder de vijgenboom zag gelooft ge? Gij zult grotere dingen zien dan deze.” En Hij voegde er aan toe: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: gij zult de hemel open zien en de engelen Gods zien opstijgen en neerdalen in dienst van de Mensenzoon.”

Woensdag 30 september H. Hiëronymus, priester en kerkleraar

Eerste lezing (Job. 9, 1-12.14-16)

Tegenover God staat niemand in zijn recht, geen mens Zo luidde het antwoord van Job aan zijn vrienden: “Ja, ik weet het, je hebt gelijk; tegenover God staat niemand in zijn recht, geen mens. Treed je met Hem in het geding, duizend tegen één dat je geen verweer hebt. Zo wijs is Hij en zo sterk, dat niemand Hem ongestraft kan blijven weerstaan. Bergen rukt Hij van hun plaats en ze weten het niet; in zijn toorn stoot Hij ze omver. Hij schudt de aarde: ze trilt, ze wankelt op haar zuilen. Hij beveelt de zon en ze komt niet meer op, Hij dekt de sterren af en ze schijnen niet meer. Hij, en Hij alleen spant het hemelgewelf, legt de geweldige zee aan zijn voeten. Hij schiep de Grote Beer en Orion, de Plejaden en de sterren van het zuiden. Grote, ondoorgrondelijke dingen brengt Hij tot stand, wonderen ontelbaar. Hij gaat voorbij, en ik zie Hem niet, glipt langs mij heen, en ik merk het niet eens. Wanneer Hij toeslaat, wie zal het beletten? Wie zal zeggen: wat doet Gij daar? Hoe kan ik tegen Hem in het krijt treden, naar voren brengen wat ik wil? Al sta ik in mijn recht, ik heb geen verweer; ik kan mijn rechter slechts smeken om genade. Maar Hij luistert niet eens naar mijn roepen, al weet ik zeker dat Hij me hoort.”

Tussenzang (Ps. 88, 10bc-11.12-13.14-15)

Refrein:  Laat mijn bede doordringen tot U, Heer. Elke dag, Heer, roep ik om erbarmen, strek mijn handen smekend naar U uit. Doet Gij wonderen voor wie gestorven zijn? Staan er doden op om U te loven? Wordt uw goedheid in het graf geprezen? Wordt uw trouw ook in het dodenrijk erkend? Ziet men in het land der duisternis uw werken? Aan de oevers der vergetelheid uw gunst? Toch zal ik U blijven roepen, Heer, elke morgen kom ik met mijn bede. Waarom, Heer, verstoot Gij mij steeds weer, blijft Gij uw gelaat voor mij verbergen?

Vers voor het evangelie (Ps. 111, 8ab)

Alleluia. Het werk van de Heer is goed en betrouwbaar, al wat Hij besluit, staat onwrikbaar vast. Alleluia.

Evangelie (Lc. 9, 57-62)

Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat In die tijd zei iemand tot Jezus: “Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.” Jezus sprak tot hem: “De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.” Tot een ander sprak Hij: “Volg Mij.” Deze vroeg: “Heer, laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven.” Jezus zei tot hem: “Laat de doden hun doden begraven; maar gij, ga heen en verkondig het Rijk Gods.” Weer een ander zei: “Ik zal U volgen Heer, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.” Tot hem sprak Jezus: “Wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods

Donderdag 1 oktober H. Teresia van het Kind Jezus, maagd en kerklerares

Eerste lezing (Job 19, 21-27)

Ik ben er zeker van: mijn verdediger leeft In die dagen sprak Job aldus: “Vrienden, hebt medelijden met mij, want de hand van God heeft mij geslagen. Waarom mij vervolgen zoals God? Waarom mijn vege lijf niet met rust gelaten? Ach, werden mijn woorden maar opgetekend, ergens in vastgelegd, door een ijzeren stift in een rotssteen gedreven met lood gevuld – tot blijvend getuigenis. Want ik weet: ik ben er zeker van: mijn verdediger leeft, op het laatst zal hij de arena binnentreden. En al ben ik nog zo geschonden, ik zal God zien vanuit dit lichaam. Aan mijn zijde zal ik Hem zien, met eigen ogen; ik sterf haast van verlangen.”

Tussenzang (Ps. 27, 7-8b.9abc.13-14)

Refrein:  Ik reken er op nog tijdens mijn leven de weldaden van de Heer te ervaren. Wil luisteren, Heer, naar mijn roepende stem, heb medelijden en wil mij verhoren. Tot U spreekt mijn hart, naar U zie ik op, uw Aanschijn, Heer, tracht ik te zien. Wil uw gelaat niet verbergen voor mij, verstoot mij, uw dienaar, niet in uw gramschap, want Gij zijt mijn helper, verjaag mij dus niet. Ik reken er op nog tijdens mijn leven de weldaden van de Heer te ervaren. Zie uit naar de Heer en houd dapper stand, wees moedig van hart en vertrouw op de Heer.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 27)

Alleluia. Leid mij op de weg van uw bevelen, Heer, dan zal ik uw daden indachtig zijn. Alleluia.

Evangelie (Lc. 10, 1-12)

Laat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis In die tijd wees de Heer tweeënzeventig leerlingen aan en zond hen twee aan twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen waarheen Hijzelf van plan was te gaan. Hij sprak tot hen: “De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten. Gaat dan, maar zie, Ik zend u als lammeren tussen wolven. Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel en groet niemand onderweg. Laat in welk huis gij ook binnengaat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis! Woont daar een vredelievend mens, dan zal uw vrede op hem rusten, zo niet, dan zal hij op u terugkeren. Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden; want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere. In elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voorgezet, geneest de zieken, die er zijn en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij. In elke stad waar ge binnengaat en niet ontvangen wordt, trekt daar door de straten en zegt: Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft, schudden wij tegen u af. Maar weet dit wel: Het Rijk Gods is nabij. Ik zeg u: Op die dag zal het voor de mensen van Sodom draaglijker zijn dan voor die stad.”

Vrijdag 2 oktober HH. Engelbewaarders

Eerste lezing (Job 38, 1.12-21 + 40, 3-5)

Hebt gij ooit de dageraad zijn plaats gewezen, of zijt ge ooit doorgedrongen tot de bronnen der zee? Toen gebeurde het, dat de Heer vanuit de storm antwoord gaf aan Job en sprak: “Hebt ge ooit in uw leven de morgen ontboden, de dageraad zijn plaats gewezen om de uiteinden der aarde te grijpen, zodat de bozen er afgeschud worden? De aarde verandert van aanblik gelijk leem onder een zegel en wordt kleurrijk als een kleed. Dan wordt aan de bozen het licht ontnomen, hun opgeheven arm gebroken. Zijt ge ooit doorgedrongen tot de bronnen der zee of hebt ge gewandeld in de onnaspeurbare diepte van de oceaan? Zijn u de poorten van de dood getoond en hebt ge de poorten der duisternis aanschouwd? Hebt ge enig gedacht over de uiteinden der aarde? Vertel als ge dit alles weet! Waar is de weg naar de verblijfplaats van het licht, en de duisternis, waar heeft die haar plaats, dat ge ze naar hun gebied kunt brengen, ze kunt terugleiden op de paden naar hun huis? Ge weet dat toch, want toen waart ge geboren, en het getal uwer dagen is groot!” En Job antwoordde en sprak tot de Heer: “Zie, ik ben te onbeduidend; wat kan ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. Eenmaal heb ik gesproken, maar ik doe het niet meer; tweemaal, maar verder ga ik niet.”

Tussenzang (Ps. 139, 1-3.7-8.9-10.13-14)

Refrein:  Leid mij, Heer, langs beproefde paden. Gij kent mij, Heer, en Gij doorschouwt mij, Gij ziet mij waar ik ga of sta. Van verre kent Gij mijn gedachten, Gij weet waarom ik bezig ben of rust. Waar zou ik ooit ontkomen aan uw Geest, waar zou ik mij voor uw Gelaat verbergen? Al stijg ik naar de hemel op: daar zijt Gij reeds, al daal ik in het dodenrijk: Gij zijt aanwezig. Al leen ik ook de vleugels van de dageraad en strijk ik neer aan gene zijde van de zee: ook daar is het uw hand, die mij blijft leiden, ook daar houdt Gij mij stevig vast. Want wat er in mij is hebt Gij geschapen, Gij hebt mij als een weefsel in de moederschoot gevormd. Ik dank u voor het wonder van mijn leven, voor alle wonderwerken die Gij hebt gemaakt.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 88)

Alleluia. Wees mij barmhartig en laat mij leven, Heer, dan blijf ik aan wat Gij verordent trouw. Alleluia.

Evangelie (Mt. 18, 1-5.10)

Ik zeg u: zij hebben engelen in de hemel In diezelfde tijd richtten de leerlingen tot Jezus de vraag: “Wie is nu wel de grootste in het Rijk der hemelen?” Hij riep een klein kind, zette het in hun midden en zei: “Voorwaar, Ik zeg u: als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult gij het Rijk der Hemelen zeker niet binnengaan. Wie dus zichzelf gering acht zoals dit kind is de grootste in het Rijk der hemelen. En wie in mijn Naam zulk een kind opneemt, neemt Mij op. Hoedt u er voor een van deze kleinen te minachten, want Ik zeg u: zij hebben engelen in de hemel en deze aanschouwen voortdurend het aangezicht van mijn Vader die in de hemel is.

Zaterdag 3 oktober                                                                               

Eerste lezing (Job. 42, 1-3.5-6.12-17)

Nú hebben mijn ogen U aanschouwd. Daarom herroep ik mijn woorden Toen gebeurde het, dat Job aan de Heer het volgende antwoord gaf: “Ik heb erkend, dat Gij alle macht hebt, niets wat Gij wilt, wordt U geweigerd. Daarom sprak ik in domheid, over dingen, te wonderbaar voor mijn begrip. Van horen zeggen had ik over U gehoord; maar nu hebben mijn ogen U aanschouwd. Daarom herroep ik mijn woorden en doe ik boete in stof en as.” Toen zegende de Heer Job, meer nog dan tevoren, en hij kreeg veertienduizend schapen, duizend koppel runderen en duizend ezelinnen. Hij kreeg ook zeven zonen en drie dochters. De eerste noemde hij Jemina, de tweede Kesia en de derde Keren-Happuk. Er waren in het hele land geen vrouwen te vinden, zo mooi als de dochters van Job, en hun vader gaf hun een erfdeel evenals aan haar broers. Daarna leefde Job nog honderdveertig jaar, en hij zag zijn kinderen en kleinkinderen tot in het vierde geslacht. Toen stierf Job, hoogbejaard en levensmoe.

Tussenzang (Ps. 119, 66.71.75.91.125.130)

Refrein:  Laat voor uw dienaar uw Aangezicht stralen, Heer. Verleen mij dan inzicht en wijsheid, want op uw geboden stel ik mijn hoop. De kwelling was mij een weldaad, zo leerde ik wat Gij beschikt. Rechtvaardig is wat Gij bepaalt, Heer, ik weet het, Gij hebt mij terecht gestraft. Zoals Gij bepaald hebt, zo is het voor immer, want al wat bestaat dient U. Uw dienaar ben ik, geef mij verstand om wat Gij verordent te kennen. De uitleg van uw woorden geeft klaarheid, schenkt wijsheid aan wie onervaren is.

Vers voor het evangelie (Ps. 130, 5)

Alleluia. Op de Heer stel ik mijn hoop, op zijn woord vertrouw ik. Alleluia.

Evangelie (Lc. 10, 17-24)

Verheugt u omdat uw namen staan opgetekend in de hemel In die tijd keerden de tweeënzeventig leerlingen vol blijdschap terug en zeiden: “Heer, zelfs de duivels onderwerpen zich aan ons door uw Naam.” Jezus zei hen: “Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen. Ik heb u macht gegeven op slangen en schorpioenen te treden, te heersen over heel de kracht van de vijand; en niets zal u kunnen schaden. Toch moet ge u niet verheugen over het feit, dat de duivels aan u onderworpen zijn, maar verheugt u, omdat uw namen staan opgetekend in de hemel.” Op dat uur jubelde Hij het uit, vervuld van de heilige Geest, en Hij sprak: “Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kinderen. Ja, Vader, zo heeft het U behaagd. Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand weet wie de Zoon is, tenzij de Vader; en wie de Vader is, tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren.” Daarop keerde Hij zich naar zijn leerlingen afzonderlijk en Hij zei tot hen: “Gelukkig de ogen, die zien wat gij ziet. Ik zeg u: Vele profeten en koningen verlangden te zien wat gij ziet, maar zij hebben het niet gezien en te horen wat gij hoort, maar zij hebben het niet gehoord.  

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad” (Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood. Hartelijk dank voor uw gave. Verdere info: www.olvternood.nl

Noveengebed om bescherming tegen het coronavirus

O goede Moeder, Onze Lieve Vrouw ter Nood, Wij geloven in uw zorg, in uw medeleven en uw voorspraak bij Jezus uw Zoon. Daarom komen wij vol vertrouwen tot u en wij vragen door U aan de Heer: Bevrijd heel de wereld van de Corona-epidemie, genees en sterk de zieken en zegen hen die zorg voor hen dragen. Sta alle mensen bij die lijden onder de gevolgen van deze crises. Geef wijsheid aan onze bestuurders. Bevrijd ons van onrust en angst, verlicht ons in pijn en verdriet. Geef ons hoop waar wij het niet meer zien zitten, geef ons kracht als wij er niet tegenop kunnen, geef ons licht waar het donker is en geef dat wij elkaar spoedig weer in vrijheid en vreugde nabij kunnen zijn. Maria, bescherm ons en onze dierbaren, geef ons overgave aan de wil van de Vader en leid ons veilig naar Jezus, uw Zoon. Amen

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae ℟.Et concepit de Spiritu Sancto Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen. ℣.Ecce ancilla Domini ℟.Fiat mihi sectundum verbum tuum Ave Maria . . . ℣.Et Verbum caro factum est ℟.Et habitavit in nobis Ave Maria . . . ℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix, ℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi Oremus Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur Per Christum Dominum nostrum. Amen

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt ℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen. ℣.Zie de dienstmaagd des Heren ℟.Mij geschiede naar uw woord Wees gegroet, Maria . . . ℣.En het Woord is vlees geworden ℟.En Het heeft onder ons gewoond Wees gegroet, Maria . . . ℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God, ℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden Laat ons bidden Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis Door Christus, onze Heer. Amen.