Dagelijks Brood, lezingen van de dag 21 februari – 27 februari 2020

Heilige-Polycarpus-olvternood

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag 21 februari – 27 februari 2020

1e week van de Veertigdagentijd

Zondag 21 februari                                                                                

Eerste lezing (Gen. 9, 8-15)

Het verbond van God met Noach, die gespaard bleef van de wateren van de zondvloed

Dit zei God tot Noach en zijn zonen: “Nu ga Ik mijn verbond aan met u en met uw nageslacht en met alle levende wezens die bij u zijn, met de vogels en de viervoetige dieren, met alle dieren van de aarde die bij u zijn, met al wat uit de ark is gekomen, al het gedierte van de aarde. Ik ga met u een verbond aan dat nooit meer enig levend wezen door het water van de vloed zal worden uitgeroeid en dat er zich nooit meer een vloed zal voordoen om de aarde te verwoesten.” En God zei: “Dit is het teken van het verbond dat Ik instel tussen Mij en u en alle levende wezens die bij u zijn, voor alle geslachten. Ik zet mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen Mij en de aarde. Wanneer Ik op de aarde de wolken samenpak en de boog in de wolken zichtbaar wordt, dan zal Ik denken aan het verbond tussen Mij en u en alle levende wezens; alles wat leven heeft. De wateren zullen nooit meer zwellen tot een vloed om al wat leeft te verdelgen.”

Tussenzang (Ps. 25, 4bc-5ab.6-7bc.8-9)

Refrein:  De wegen van God zijn goed en betrouwbaar voor ieder die zijn verbond onderhoudt.

Wijs mij uw wegen, Heer, leer mij uw paden kennen.

Leid mij volgens uw woord, want Gij zijt mijn God en Verlosser.

Gedenk uw barmhartigheid, Heer, uw altijd geschonken ontferming.

Herinner u niet het kwaad van mijn jeugd, maar denk aan mij met erbarmen.

De Heer is goed en rechtschapen, daarom wijst Hij zondaars de weg.

Hij leidt de geringe langs eerzame paden, Hij leert de eenvoudige wat hij moet doen.

Tweede lezing (1 Petr. 3, 18-22)

Gij zijt door het doopsel gelijkvorming geworden aan Christus

Broeders en zusters, Christus is eens voor al gestorven voor de zonden – de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen – om ons tot God te brengen. Gedood naar het vlees, werd Hij ten leven gewekt naar de geest. Zo ging Hij heen en predikte voor de geesten in de kerker, die eertijds, in de dagen dat Noach de ark bouwde, weerspannig waren geweest, terwijl God in zijn lankmoedigheid geduld oefende. In de ark bleven slechts enkelen, niet meer dan acht personen, behouden te midden van het water. Dit was een voorafbeelding van het doopwater waardoor gij nu gered wordt. De doop beoogt niet de verwijdering van lichamelijke onreinheid, maar de verbintenis met God van een goed geweten, krachtens de opstanding van Jezus Christus, die ten hemel gevaren, zetelt aan Gods rechterhand, nadat engelen en machten en krachten aan Hem onderworpen zijn.

Vers voor het evangelie (Mt. 4, 4b)

Niet van brood alleen leeft de mens, maar van ieder woord dat uit de mond van God voortkomt.

Evangelie (Mc. 1, 12-15)

Hij werd door de Satan op de proef gesteld en de engelen bewezen Hem hun diensten

In die tijd dreef de Geest Jezus naar de woestijn. Veertig dagen bracht Hij in de woestijn door, terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld. Hij verbleef bij de wilde dieren en de engelen bewezen Hem hun diensten. Nadat Johannes was gevangen genomen ging Jezus naar Galilea en verkondigde Gods Blijde Boodschap. Hij zei: “De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.”

Maandag 22 februari Cathedra van de heilige apostel Petrus, Feest

Eerste lezing (1 Petr. 5, 1-4)

Oudste en getuige van het lijden van Christus

Dierbaren, de oudsten onder u vermaan ik, – oudste evenals zij en getuige van het lijden van Christus, tevens deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden – weidt de kudde van God waarvan gij de herders zijt; hoedt haar zoals God het wil: van harte en niet uit dwang, met toewijding en niet uit winstbejag. Speel niet de baas over hen,  die aan uw zorgen zijn toevertrouwd, maar toon u een voorbeeld voor de kudde. Dan zult ge, als de opperherder verschijnt, de nooit verwelkende krans van de heerlijkheid ontvangen.

Tussenzang (Ps. 23, 1-3a.3b-4.5.6)

Refrein:  De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort.

De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort; Hij laat mij weiden op groene velden.

Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten, Hij geeft mij weer frisse moed.

Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden omwille van zijn Naam.

Al voert mijn weg door donkere kloven, ik vrees geen onheil waar Gij mij leidt.

Uw stok en uw herdersstaf geven mij moed en vertrouwen.

Gij nodigt mij aan uw tafel tot ergernis van mijn bestrijders.

Met olie zalft Gij mijn hoofd, mijn beker is overvol.

Voorspoed en zegen verlaten mij nooit, elke dag van mijn leven.

Het huis van de Heer zal mijn woning zijn voor alle komende tijden.

Vers voor het evangelie (Mt. 16, 18)

Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.

Evangelie (Mt. 16, 13-19)

Gij zijt Petrus, en Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen

In die tijd, toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag: “Wie is volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?” Zij antwoordden: “Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.” “Maar gij – sprak Hij tot hen – wie zegt gij dat Ik ben ?” Simon Petrus antwoordde: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Jezus hernam: “Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg Ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn.”

Dinsdag 23 februari H. Polycarpus, bisschop en martelaar

Eerste lezing (Jes. 55, 10-11)

Mijn woord keert pas weer wanneer het mijn wil volbracht heeft en zijn zending heeft vervuld

Zo spreekt God de Heer: “Zoals de regen en de sneeuw uit de hemel vallen en daar pas terugkeren, wanneer zij de aarde hebben gedrenkt, haar hebben bevrucht, zodat zij groen wordt, wanneer zij het zaad aan de zaaier hebben gegeven en het brood aan de eter, zo zal het ook gaan met het woord; dat komt uit mijn mond, het keert niet vruchteloos naar Mij terug, het keert pas weer, wanneer het Mijn wil volbracht heeft en zijn zending heeft vervuld.”

Tussenzang (Ps. 34, 4-5.6-7.16-17.18-19)

Refrein:  Naar vromen die roepen luistert de Heer en redt hen uit iedere nood.

Verheerlijkt de Heer te zamen met mij en laat ons eendrachtig zijn Naam vereren.

Ik ging tot de Heer en Hij heeft mij verhoord, Hij heeft mij gered uit al wat ik vreesde.

Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig, want Hij stelt u niet teleur.

Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer en redt hen uit hun ellende.

Het oog van de Heer is gericht op de vrome, zijn oor naar hun smeken gekeerd.

Van boosdoeners keert Hij zijn aangezicht af, zij worden op aarde vergeten.

Naar vromen die roepen luistert de Heer en redt hen uit iedere nood.

De Heer is nabij voor rouwmoedige harten, hij helpt wie zijn schuld erkent.

Vers voor het evangelie (Mt. 4, 4b)

Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt.

Evangelie (Mt. 6, 7-15)

Gij moet zo bidden

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Als gij bidt, gebruikt dan geen omhaal van woorden, zoals de heidenen, want deze menen dat zij door hun veelheid van woorden verhoring zullen vinden. Volgt hun voorbeeld dus niet na, want vóórdat gij Hem vraagt, weet uw Vader wat gij nodig hebt. Gij moet daarom zo bidden: Onze Vader die in de hemel zijt, uw Naam worde geheiligd, uw Rijk kome, uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven hebben aan onze schuldenaren. En leid ons niet in bekoring, maar behoed ons voor het kwaad. Want als gij aan de mensen hun fouten vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven, maar als gij niet vergeeft aan de mensen, zal ook uw hemelse Vader uw fouten niet vergeven.”

Woensdag 24 februari                                                                          

Eerste lezing (Jon. 3, 1-10)

De inwoners van Nineve kwamen terug van hun heilloze wegen

Het woord van de Heer werd tot Jona gericht: “Sta op, ga naar Nineve, de grote stad Nineve en zeg haar aan wat Ik u te zeggen heb gegeven.” Jona stond op en ging naar Nineve, zoals de Heer bevolen had. Nineve was een geweldig grote stad, drie dagen had men nodig om er doorheen te trekken. Jona begon de stad in te gaan, één dagreis ver. Toen riep hij: “Veertig dagen nog, en Nineve wordt met de grond gelijk gemaakt!” Maar de Ninevieten zochten hun steun bij God, zij riepen een vasten uit en allen van groot tot klein, trokken zij boetekleren aan. Het woord van Jona kwam ook de koning van Nineve ter ore, hij stond op van zijn troon, legde zijn staatsiegewaad af, trok een boetekleed aan en zette zich neer in het stof. Hij liet in Nineve omroepen: “Op last van de koning en van zijn rijksgroten! Mensen en dieren, grootvee en kleinvee, zij mogen niets eten, zij mogen niet grazen en geen water drinken. Mensen en dieren moeten zich in boetekleren hullen en uit alle macht tot God roepen, ieder moet terugkomen van zijn heilloze wegen en van de ongerechtigheid, die aan zijn handen kleeft. Wie weet of God dan niet terugkomt op zijn besluit en daar spijt van krijgt, wie weet of Hij niet terugkomt op zijn vlammende toorn, zodat wij niet te gronde gaan.” En God zag wat zij deden, Hij zag hoe zij terugkwamen van hun heilloze wegen. En God kreeg spijt, dat Hij hen met dat onheil bedreigd had. Hij bracht het niet ten uitvoer.

Tussenzang (Ps. 51, 3-4.12-13.18-19)

Refrein:  Wat ik offer, God, is mijn boetvaardigheid, een vermorzeld en vernederd hart wijst Gij niet af.

God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid, delg mijn zondigheid in uw erbarmen.

Was mijn schuld volkomen van mij af, reinig mij van al mijn zonden.

Schep in mij een zuiver hart, mijn God, geef mij weer een vastberaden geest.

Wil mij niet verstoten van uw Aanschijn, neem uw heilige Geest niet van mij weg.

In geschenken hebt Gij geen behagen, wat ik U ook bied, Gij wilt het niet.

Wat ik offer, God, is mijn boetvaardigheid, een vermorzeld en vernederd hart wijst Gij niet af.

Vers voor het evangelie (Ez. 33, 11)

Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, zegt de Heer, maar veeleer daarin, dat hij zich bekeert en leeft.

Evangelie (Lc. 11, 29-32)

Dit geslacht zal geen ander teken gegeven worden dan het teken van Jona

In die tijd, toen het volk samenstroomde begon Jezus te spreken: “Dit geslacht is een verdorven geslacht: het verlangt een teken, maar geen ander teken zal het gegeven worden dan het teken van Jona. Zoals namelijk Jona een teken werd voor de Ninevieten, zo zal ook de Mensenzoon het zijn voor dit geslacht. De koningin van het Zuiden zal bij het oordeel opstaan samen met de mensen van dit geslacht, en zij zal hen veroordelen, want zij kwam van het uiteinde der aarde om te luisteren naar de wijsheid van Salomo welnu, hier is méér dan Salomo. De mensen van Nineve zullen bij het oordeel opstaan samen met dit geslacht en zij zullen het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona: welnu, hier is méér dan Jona.”

Donderdag 25 februari                                                                         

Eerste lezing (Est. 14, 1.3-5.12-14)

Heer, geen andere helper heb ik dan U

In die tijd nam koningin Ester in doodsnood haar toevlucht tot de Heer. Zij bad aldus tot de God van Israël: “Mijn Heer, onze Koning, Gij zijt de enige! Kom mij te hulp, mij die alleen sta en geen andere helper heb dan U, want ik ga een groot gevaar tegemoet. Van mijn geboorte af heb ik in de stam waaruit ik voortkwam gehoord, dat Gij, Heer, uit alle volken Israël en uit al hun voorouders onze vaderen hebt aangenomen als een blijvend erfdeel en dat Gij voor hen alles hebt gedaan wat Gij beloofd hadt. Gedenk ons, Heer, openbaar U in het uur van onze nood, en geef mij moed, Gij, Koning van de goden en heersers over alle heerschappij. Leg mij een gelukkig woord in de mond, als ik sta tegenover de leeuw, verander zijn gezindheid en breng hem tot haat tegen de man, die ons bestrijdt, zodat hij en zijn medestanders te gronde gaan. Red ons door uw hand en kom mij te hulp, want ik sta alleen en heb niemand anders dan U, Heer.”

Tussenzang (Ps. 138, 1-2a.2bc-3.7c-8)

Refrein:  Wanneer ik tot U riep, hebt Gij mij steeds verhoord, Gij hebt mij altijd nieuwe moed gegeven.

U wil ik prijzen, Heer, uit heel mijn hart, omdat Gij naar mijn bidden hebt geluisterd.

Ik zing voor U en alle hemelmachten en werp mij neer, gebogen naar uw heiligdom.

U prijs ik om uw goedheid en uw trouw, want uw belofte hebt Gij mateloos vervuld.

Wanneer ik tot U riep hebt Gij mij steeds verhoord, Gij hebt mij altijd nieuwe moed gegeven.

Steeds is uw uitgestrekte hand mijn redding: de Heer voltooit voor mij al wat ik onderneem.

Uw goedheid, Heer, blijft duren zonder einde, vergeet het maaksel van uw handen niet!

Vers voor het evangelie (Am. 5, 14)

Zoekt het goede, en niet het kwade, opdat gij leeft en God met u blijft.

Evangelie (Mt. 7, 7-12)

Al wie vraagt verkrijgt

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Vraagt en u zal gegeven worden, zoekt en ge zult vinden, klopt en er zal worden opengedaan. Want al wie vraagt verkrijgt, wie zoekt vindt en voor wie klopt doet men open. Of is er wel iemand onder u die zijn zoon een steen zal geven als hij om brood vraagt? Of een slang wanneer hij vraagt om een vis? Als gij dus, ofschoon gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal dan uw Vader, die in de hemel is, het goede geven aan wie Hem daarom vragen. Alles wat gij wilt dat de mensen voor u doen, doet dat ook voor hen. Dat is Wet en Profeten.”

Vrijdag 26 februari                                                                                

Eerste lezing (Ez. 18, 21-28)

Zou Ik soms behagen vinden in de dood van een boosdoener, en niet veeleer daarin, dat hij zich afkeert van zijn wegen en in leven blijft

Zo spreekt God de Heer: “Wanneer de boosdoener zich afkeert van al de zonden die hij heeft bedreven, wanneer hij al mijn geboden onderhoudt en handelt naar recht en wet, dan zal hij leven, zeker leven en hij zal niet sterven. Van al de wandaden, die hij bedreven heeft, wordt hem er geen meer toegerekend en vanwege de gerechtigheid, die hij betracht heeft, zal hij leven. Zou ik soms behagen vinden in de dood van een boosdoener – zo spreekt God de Heer – en niet veeleer daarin, dat hij zich afkeert van zijn wegen en in leven blijft? Maar wanneer een rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid en verkeerde dingen gaat doen, wanneer hij al de afschuwelijkheden bedrijft, die de boosdoener begaat, moet hij dan in leven blijven? Neen, van al de rechtvaardige daden, die hij verricht heeft, wordt hem er geen meer toegerekend, en vanwege de ontrouw, die hij getoond heeft, vanwege de zonde, die hij heeft bedreven, zal hij moeten sterven. Gij beweert: De weg van de Heer is niet recht! Huis van Israël, luister toch! Zou het werkelijk mijn weg zijn, die niet recht is? Zijn niet veeleer uw eigen wegen niet recht? Als een rechtvaardige zich van zijn eigen rechtvaardigheid afkeert en kwaad gaat doen, dan zal hij daaraan sterven, sterven om het kwaad dat hij gedaan heeft. En als de boosdoener zich van zijn boze daden afkeert en gaat handelen naar rechtschapenheid en deugd, dan zal hij in leven blijven. Als hij tot inzicht komt en zich afkeert van zijn slechte daden, dan blijft hij zeker in leven, dan zal hij niet sterven.”

Tussenzang (Ps. 130, 1-2.3-4ab.4c-6.7-8)

Refrein:  Als Gij zonden blijft gedenken, Heer, wie houdt dan stand?

Uit de diepte roep ik, Heer, luister naar mijn stem.

Wil aandachtig horen naar mijn smeekgebed.

Als Gij zonden blijft gedenken, Heer, wie houdt dan stand?

Maar bij U vind ik vergeving, daarom zoekt mijn hart naar U.

Op de Heer stel ik mijn hoop, op zijn woord vertrouw ik.

Gretig zie ik naar Hem uit meer dan wachters naar de ochtend.

Want de Heer is steeds barmhartig, zijn genade onbeperkt.

Hij zal Israël verlossen van zijn ongerechtigheid.

Vers voor het evangelie (Jl. 2, 12-13)

Bekeert u tot Mij met heel uw hart, spreekt de Heer, want Ik ben genadig en barmhartig.

Evangelie (Mt. 5, 20-26)

Ga u eerst met uw broeder verzoenen

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Als uw gerechtigheid die van de schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft, zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen. Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders is gezegd: Gij zult niet doden. Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht. Maar Ik zeg u: Al wie vertoornd is op zijn broeder, zal strafbaar zijn voor het gerecht. En wie tot zijn broeder zegt: raka, zal strafbaar zijn voor het Sanhedrin, en wie zegt: dwaas, zal strafbaar zijn met het vuur van de hel. Als gij uw gave komt brengen naar het altaar en daar schiet u te binnen, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw gave voor het altaar achter, ga u eerst met uw broeder verzoenen en kom dan terug om uw gave aan te bieden. Haast u het eens te worden met uw tegenpartij, zolang ge nog met hem onderweg zijt, anders zou uw tegenpartij u weleens aan de rechter kunnen overleveren, en de rechter u aan de gerechtsdienaar, en zoudt gij in de gevangenis worden geworpen. Voorwaar, Ik zeg u: Ge zult daar niet uitkomen voordat ge tot de laatste penning hebt betaald.”

Zaterdag 27 februari                                                                             

Eerste lezing (Deut. 26, 16-19)

Gij zult een volk zijn dat de Heer is toegewijd

Mozes sprak tot het volk: “Heden gebiedt de Heer uw God u deze voorschriften en bepalingen te volbrengen. Gij moet ze stipt ten uitvoer brengen, met heel uw hart en heel uw ziel. Gij hebt heden van de Heer de verzekering gekregen, dat Hij uw God zal zijn, als gij tenminste zijn wegen gaat, zijn voorschriften, geboden en bepalingen onderhoudt en naar Hem luistert. En de Heer heeft heden van u de verzekering gekregen, dat gij, zoals Hij beloofd heeft, zijn eigen volk zult zijn en al zijn geboden zult onderhouden. Daarom zal Hij aan u groter eer, faam en luister schenken dan aan de andere volken, die Hij geschapen heeft, en zult gij een volk zijn dat de Heer uw God is toegewijd, zoals Hij beloofd heeft.”

Tussenzang (Ps. 119, 1-2.4-5.7-8)

Refrein:  Gelukkig die voortgaan volgens de wet van de Heer.

Gelukkig degenen wier levensweg rein is, die voortgaan volgens de wet van de Heer.

Gelukkig die acht slaan op wat Hij verordent, Hem zoeken met heel hun hart.

Gij hebt uw bevelen gegeven opdat men ze trouw volbrengt.

Mogen mijn wegen recht zijn, gericht op wat Gij beschikt.

Ik zal U in alle oprechtheid loven, aanvaardend wat Gij hebt bepaald.

Aan uw beschikkingen zal ik mij houden, laat Gij mij dan niet alleen.

Vers voor het evangelie (Ps. 51, 12a.14a)

Schep in mij een zuiver hart, mijn God, geef mij weer de weelde van uw zegen.

Evangelie (Mt. 5, 43-48)

Weest volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Gij zult uw naaste beminnen en uw vijand haten. Maar Ik zeg u: Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel, die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want als gij bemint die u beminnen, wat voor recht op loon hebt gij dan? Doen de tollenaars niet hetzelfde? En als gij alleen uw broeder groet, wat voor buitengewoons doet gij dan? Doen de heidenen dat ook niet? Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad” (Psalm 119)

Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.

Hartelijk dank voor uw gave.

Noveengebed om bescherming tegen het coronavirus

O goede Moeder, Onze Lieve Vrouw ter Nood, Wij geloven in uw zorg, in uw medeleven en uw voorspraak bij Jezus uw Zoon. Daarom komen wij vol vertrouwen tot u en wij vragen door U aan de Heer:

Bevrijd heel de wereld van de Corona-epidemie, genees en sterk de zieken en zegen hen die zorg voor hen dragen. Sta alle mensen bij die lijden onder de gevolgen van deze crises. Geef wijsheid aan onze bestuurders.

Bevrijd ons van onrust en angst, verlicht ons in pijn en verdriet. Geef ons hoop waar wij het niet meer zien zitten, geef ons kracht als wij er niet tegenop kunnen, geef ons licht waar het donker is en geef dat wij elkaar spoedig weer in vrijheid en vreugde nabij kunnen zijn.
Maria, bescherm ons en onze dierbaren, geef ons overgave aan de wil van de Vader en leid ons veilig naar Jezus, uw Zoon. Amen.

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen.

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen.

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi secundum verbum tuum

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus. Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur. Per Christum Dominum nostrum. Amen.

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God, ℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden.

Laat ons bidden. Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis. Door Christus, onze Heer. Amen.