Dagelijks Brood, lezingen van de dag 2 – 7 maart 2020

veertigdagentijd-logo-munera-eucharistie-olv-ter-nood-heiloo-vastentijd

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag 2 – 7 maart 2020

1e week van de Veertigdagentijd

U kunt deze week downloaden via deze link

Maandag 2 maart

Eerste lezing: Lev. 19, 1-2.11-18

De Heer sprak tot Mozes: “Zeg tot heel de gemeenschap van de Israëlieten: Wees heilig, want Ik, de Heer uw God, ben heilig. Gij moogt elkaar niet bestelen, niet beliegen en niet bedriegen. Ge moogt mijn Naam niet gebruiken voor meineed, want dan ontwijdt ge de Naam van uw God. Ik ben de Heer. Gij moogt uw naaste niet uitbuiten en hem in niets te kort doen. Wat een dagloner verdient moogt ge niet vasthouden tot de volgende morgen. Gij moogt een dove niet vervloeken en een blinde niets in de weg leggen, waarover hij struikelen kan. Ge moet ontzag hebben voor uw God. Ik ben de Heer. Wees niet partijdig bij het rechtspreken: begunstig de arme niet en zie de rijke niet naar de ogen. Spreek rechtvaardig recht over uw volksgenoten. Strooi geen lasterpraat rond over elkaar en sta uw naaste niet naar het leven. Ik ben de Heer. Wees niet haatdragend tegen uw broeder. Wijs elkaar terecht: dan maakt ge u niet schuldig aan de zonde van een ander. Neem geen wraak op een volksgenoot en koester geen wrok tegen hem. Bemin uw naaste als uzelf. Ik ben de Heer.”

Tussenzang: Ps. 19 (18), 8, 9, 10, 15

Uw woorden, Heer, zijn geest en leven (Joh.6, 64b)
De wet van de Heer is volkomen, zij sterkt de onzekere geest. Zijn voorschriften zijn betrouwbaar, onwetenden maken zij wijs.
Rechtmatig zijn al zijn bevelen, bevredigend voor het gemoed. Laat al mijn spreken en denken voor U aanvaardbaar zijn, Heer, voor U, mijn rots en verlosser.

Vers voor het evangelie: 2 Kor. 6, 2b

Nu is het de gunstige tijd, vandaag is het de dag van het heil.

Evangelie: Mt. 25, 31-46

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen vóór Hem bijeengebracht worden en Hij zal ze in twee groepen scheiden, zoals de herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken. De schapen zal Hij plaatsen aan zijn rechterhand, maar de bokken aan zijn linker. Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld. Want Ik had honger, en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik had dorst, en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was vreemdeling, en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek, en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis, en gij hebt Mij bezocht. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? En wanneer zagen wij U als vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? En wanneer zagen we U ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken? De Koning zal hun ten antwoord geven: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan. En tot die aan zijn linkerhand zal Hij dan zeggen: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig vuur, dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten. Want Ik had honger, en gij hebt Mij niet te eten gegeven, Ik had dorst, en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet opgenomen, naakt, en hebt Mij niet gekleed; Ik was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken. Dan zullen ook zij antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig of als vreemdeling, of naakt of ziek, of in de gevangenis, en hebben wij niet voor U gezorgd? Daarop zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: Al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan. En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.”

disdag 3 maart – Cunegonde van Luxemburg

Eerste lezing: Jes. 55, 10-11

Uit de Profeet Jesaja. Zo spreekt God de Heer: “Zoals de regen en de sneeuw uit de hemel vallen en daar pas terugkeren, wanneer zij de aarde hebben gedrenkt, haar hebben bevrucht, zodat zij groen wordt, wanneer zij het zaad aan de zaaier hebben gegeven en het brood aan de eter, zo zal het ook gaan met het woord; dat komt uit mijn mond, het keert niet vruchteloos naar Mij terug, het keert pas weer, wanneer het Mijn wil volbracht heeft en zijn zending heeft vervuld.”

Tussenzang: Ps. 34(33), 4-5, 6-7, 16-17, 18-19

Naar vromen die roepen luistert de Heer en redt hen uit iedere nood.
Verheerlijkt de Heer te zamen met mij en laat ons eendrachtig zijn Naam vereren. Ik ging tot de Heer en Hij heeft mij verhoord, Hij heeft mij gered uit al wat ik vreesde.
Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig, want Hij stelt u niet teleur. Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer en redt hen uit hun ellende.
Het oog van de Heer is gericht op de vrome, zijn oor naar hun smeken gekeerd. Van boosdoeners keert Hij zijn aangezicht af, zij worden op aarde vergeten.
Naar vromen die roepen luistert de Heer en redt hen uit iedere nood. De Heer is nabij voor rouwmoedige harten, hij helpt wie zijn schuld erkent.

Vers voor het evangelie: Mt. 4, 4b

Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt.

Evangelie: Mt. 6, 7-15

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Als gij bidt, gebruikt dan geen omhaal van woorden, zoals de heidenen, want deze menen dat zij door hun veelheid van woorden verhoring zullen vinden. Volgt hun voorbeeld dus niet na, want vóórdat gij Hem vraagt, weet uw Vader wat gij nodig hebt. Gij moet daarom zo bidden: Onze Vader die in de hemel zijt, uw Naam worde geheiligd, uw Rijk kome, uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven hebben aan onze schuldenaren. En leid ons niet in bekoring, maar behoed ons voor het kwaad. Want als gij aan de mensen hun fouten vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven, maar als gij niet vergeeft aan de mensen, zal ook uw hemelse Vader uw fouten niet vergeven.”

woensdag 4 maart – Casimir van Polen

Eerste lezing: Jon. 3, 1-10

Uit de Profeet Jona. Het woord van de Heer werd tot Jona gericht: “Sta op, ga naar Nineve, de grote stad Nineve en zeg haar aan wat Ik u te zeggen heb gegeven. ” Jona stond op en ging naar Nineve, zoals de Heer bevolen had. Nineve was een geweldig grote stad, drie dagen had men nodig om er doorheen te trekken. Jona begon de stad in te gaan, één dagreis ver. Toen riep hij: “Veertig dagen nog, en Nineve wordt met de grond gelijk gemaakt!” Maar de Ninevieten zochten hun steun bij God, zij riepen een vasten uit en allen van groot tot klein, trokken zij boetekleren aan. Het woord van Jona kwam ook de koning van Nineve ter ore, hij stond op van zijn troon, legde zijn staatsiegewaad af, trok een boetekleed aan en zette zich neer in het stof. Hij liet in Nineve omroepen: “Op last van de koning en van zijn rijksgroten! Mensen en dieren, grootvee en kleinvee, zij mogen niets eten, zij mogen niet grazen en geen water drinken. Mensen en dieren moeten zich in boetekleren hullen en uit alle macht tot God roepen, ieder moet terugkomen van zijn heilloze wegen en van de ongerechtigheid, die aan zijn handen kleeft. Wie weet of God dan niet terugkomt op zijn besluit en daar spijt van krijgt, wie weet of Hij niet terugkomt op zijn vlammende toorn, zodat wij niet te gronde gaan.” En God zag wat zij deden, Hij zag hoe zij terugkwamen van hun heilloze wegen. En God kreeg spijt, dat Hij hen met dat onheil bedreigd had. Hij bracht het niet ten uitvoer.

Tussenzang: Ps. 51(50), 3-4, 12-13, 18-19

Wat ik offer, God, is mijn boetvaardigheid, een vermorzeld en vernederd hart wijst Gij niet af.
God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid, delg mijn zondigheid in uw erbarmen. Was mijn schuld volkomen van mij af, reinig mij van al mijn zonden.
Schep in mij een zuiver hart, mijn God, geef mij weer een vastberaden geest. Wil mij niet verstoten van uw Aanschijn, neem uw heilige Geest niet van mij weg.
In geschenken hebt Gij geen behagen, wat ik U ook bied, Gij wilt het niet. Wat ik offer, God, is mijn boetvaardigheid, een vermorzeld en vernederd hart wijst Gij niet af.

Vers voor het evangelie: Ez. 33, 11

Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, zegt de Heer, maar veeleer daarin, dat hij zich bekeert en leeft.

Evangelie: Lc. 11, 29-32

In die tijd, toen het volk samenstroomde begon Jezus te spreken: “Dit geslacht is een verdorven geslacht: het verlangt een teken, maar geen ander teken zal het gegeven worden dan het teken van Jona. Zoals namelijk Jona een teken werd voor de Ninevieten, zo zal ook de Mensenzoon het zijn voor dit geslacht. De koningin van het Zuiden zal bij het oordeel opstaan samen met de mensen van dit geslacht, en zij zal hen veroordelen, want zij kwam van het uiteinde der aarde om te luisteren naar de wijsheid van Salomo welnu, hier is méér dan Salomo. De mensen van Nineve zullen bij het oordeel opstaan samen met dit geslacht en zij zullen het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona: welnu, hier is méér dan Jona.”

donderdag 5 maart – Heilig Lucius I, paus

Eerste lezing: Est. 14, 1.3-5.12-14

In die tijd nam koningin Ester in doodsnood haar toevlucht tot de Heer. Zij bad aldus tot de God van Israël: “Mijn Heer, onze Koning, Gij zijt de enige! Kom mij te hulp, mij die alleen sta en geen andere helper heb dan U, want ik ga een groot gevaar tegemoet. Van mijn geboorte af heb ik in de stam waaruit ik voortkwam gehoord, dat Gij, Heer, uit alle volken Israël en uit al hun voorouders onze vaderen hebt aangenomen als een blijvend erfdeel en dat Gij voor hen alles hebt gedaan wat Gij beloofd hadt. Gedenk ons, Heer, openbaar U in het uur van onze nood, en geef mij moed, Gij, Koning van de goden en heersers over alle heerschappij. Leg mij een gelukkig woord in de mond, als ik sta tegenover de leeuw, verander zijn gezindheid en breng hem tot haat tegen de man, die ons bestrijdt, zodat hij en zijn medestanders te gronde gaan. Red ons door uw hand en kom mij te hulp, want ik sta alleen en heb niemand anders dan U, Heer.”

Tussenzang: Ps. 138(137), 1-2a, 2bc-3, 7c-8

Wanneer ik tot U riep, hebt Gij mij steeds verhoord, Gij hebt mij altijd nieuwe moed gegeven.
U wil ik prijzen, Heer, uit heel mijn hart, omdat Gij naar mijn bidden hebt geluisterd. Ik zing voor U en alle hemelmachten en werp mij neer, gebogen naar uw heiligdom.
U prijs ik om uw goedheid en uw trouw, want uw belofte hebt Gij mateloos vervuld. Wanneer ik tot U riep hebt Gij mij steeds verhoord, Gij hebt mij altijd nieuwe moed gegeven.
Steeds is uw uitgestrekte hand mijn redding: de Heer voltooit voor mij al wat ik onderneem. Uw goedheid, Heer, blijft duren zonder einde, vergeet het maaksel van uw handen niet!

Vers voor het evangelie: Am. 5, 14

Zoekt het goede, en niet het kwade, opdat gij leeft en God met u blijft.

Evangelie: Mt. 7, 7-12

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Vraagt en u zal gegeven worden, zoekt en ge zult vinden, klopt en er zal worden opengedaan. Want al wie vraagt verkrijgt, wie zoekt vindt en voor wie klopt doet men open. Of is er wel iemand onder u die zijn zoon een steen zal geven als hij om brood vraagt? Of een slang wanneer hij vraagt om een vis? Als gij dus, ofschoon gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal dan uw Vader, die in de hemel is, het goede geven aan wie Hem daarom vragen. Alles wat gij wilt dat de mensen voor u doen, doet dat ook voor hen. Dat is Wet en Profeten.”

vrijdag 6 maart – heilige Rosa van Viterbo

Eerste lezing: Ez. 18, 21-28

Zo spreekt God de Heer: “Wanneer de boosdoener zich afkeert van al de zonden die hij heeft bedreven, wanneer hij al mijn geboden onderhoudt en handelt naar recht en wet, dan zal hij leven, zeker leven en hij zal niet sterven. Van al de wandaden, die hij bedreven heeft, wordt hem er geen meer toegerekend en vanwege de gerechtigheid, die hij betracht heeft, zal hij leven. Zou ik soms behagen vinden in de dood van een boosdoener – zo spreekt God de Heer – en niet veeleer daarin, dat hij zich afkeert van zijn wegen en in leven blijft? Maar wanneer een rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid en verkeerde dingen gaat doen, wanneer hij al de afschuwelijkheden bedrijft, die de boosdoener begaat, moet hij dan in leven blijven? Neen, van al de rechtvaardige daden, die hij verricht heeft, wordt hem er geen meer toegerekend, en vanwege de ontrouw, die hij getoond heeft, vanwege de zonde, die hij heeft bedreven, zal hij moeten sterven. Gij beweert: De weg van de Heer is niet recht! Huis van Israël, luister toch! Zou het werkelijk mijn weg zijn, die niet recht is? Zijn niet veeleer uw eigen wegen niet recht ? Als een rechtvaardige zich van zijn eigen rechtvaardigheid afkeert en kwaad gaat doen, dan zal hij daaraan sterven, sterven om het kwaad dat hij gedaan heeft. En als de boosdoener zich van zijn boze daden afkeert en gaat handelen naar rechtschapenheid en deugd, dan zal hij in leven blijven. Als hij tot inzicht komt en zich afkeert van zijn slechte daden, dan blijft hij zeker in leven, dan zal hij niet sterven.”

Tussenzang: Ps. 130(129), 1-2, 3-4ab, 4c-6, 7-8

Als Gij zonden blijft gedenken, Heer, wie houdt dan stand?

Uit de diepte roep ik, Heer, luister naar mijn stem. Wil aandachtig horen naar mijn smeekgebed.
Als Gij zonden blijft gedenken, Heer, wie houdt dan stand? Maar bij U vind ik vergeving, daarom zoekt mijn hart naar U.
Op de Heer stel ik mijn hoop, op zijn woord vertrouw ik. Gretig zie ik naar Hem uit meer dan wachters naar de ochtend.
Want de Heer is steeds barmhartig, zijn genade onbeperkt. Hij zal Israël verlossen van zijn ongerechtigheid.

Vers voor het evangelie: Joël, 2, 12-13

Bekeert u tot Mij met heel uw hart, spreekt de Heer, want Ik ben genadig en barmhartig.

Evangelie: Mt. 5, 20-26

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Als uw gerechtigheid die van de schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft, zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen. Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders is gezegd: Gij zult niet doden. Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht. Maar Ik zeg u: Al wie vertoornd is op zijn broeder, zal strafbaar zijn voor het gerecht. En wie tot zijn broeder zegt: raka, zal strafbaar zijn voor het Sanhedrin, en wie zegt: dwaas, zal strafbaar zijn met het vuur van de hel. Als gij uw gave komt brengen naar het altaar en daar schiet u te binnen, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw gave voor het altaar achter, ga u eerst met uw broeder verzoenen en kom dan terug om uw gave aan te bieden. Haast u het eens te worden met uw tegenpartij, zolang ge nog met hem onderweg zijt, anders zou uw tegenpartij u weleens aan de rechter kunnen overleveren, en de rechter u aan de gerechtsdienaar, en zoudt gij in de gevangenis worden geworpen. Voorwaar, Ik zeg u: Ge zult daar niet uitkomen voordat ge tot de laatste penning hebt betaald.”

zaterdag 7 maart – HH. Perpetua en Felicitas (van Carthago), martelaressen

eerste lezing: Deut. 26, 16-19

Mozes sprak tot het volk: “Heden gebiedt de Heer uw God u deze voorschriften en bepalingen te volbrengen. Gij moet ze stipt ten uitvoer brengen, met heel uw hart en heel uw ziel. Gij hebt heden van de Heer de verzekering gekregen, dat Hij uw God zal zijn, als gij tenminste zijn wegen gaat, zijn voorschriften, geboden en bepalingen onderhoudt en naar Hem luistert. En de Heer heeft heden van u de verzekering gekregen, dat gij, zoals Hij beloofd heeft, zijn eigen volk zult zijn en al zijn geboden zult onderhouden. Daarom zal Hij aan u groter eer, faam en luister schenken dan aan de andere volken, die Hij geschapen heeft, en zult gij een volk zijn dat de Heer uw God is toegewijd, zoals Hij beloofd heeft.”

Tussenzang: Ps. 119(118), 1-2, 4-5, 7-8

Gelukkig die voortgaan volgens de wet van de Heer.
Gelukkig degenen wier levensweg rein is, die voortgaan volgens de wet van de Heer. Gelukkig die acht slaan op wat Hij verordent, Hem zoeken met heel hun hart.
Gij hebt uw bevelen gegeven opdat men ze trouw volbrengt. Mogen mijn wegen recht zijn, gericht op wat Gij beschikt.
Ik zal U in alle oprechtheid loven, aanvaardend wat Gij hebt bepaald. Aan uw beschikkingen zal ik mij houden, laat Gij mij dan niet alleen.

Vers voor het evangelie: Ps. 51(50), 12a en 14a

Schep in mij een zuiver hart, mijn God, geef mij weer de weelde van uw zegen.

Evangelie: Mt. 5, 43-48

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Gij zult uw naaste beminnen en uw vijand haten. Maar Ik zeg u: Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel, die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want als gij bemint die u beminnen, wat voor recht op loon hebt gij dan? Doen de tollenaars niet hetzelfde? En als gij alleen uw broeder groet, wat voor buitengewoons doet gij dan? Doen de heidenen dat ook niet? Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus Sancta Maria, Mater Dei.
Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi sectundum verbum tuum

Ave Maria . . .

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria . . .

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix,
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus
Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur Per Christum Dominum nostrum. Amen

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.
Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria . . .

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria . . .

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God,
℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden

Laat ons bidden

Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis Door Christus, onze Heer. Amen.