Dagelijks Brood, lezingen van de dag 17 januari – 23 januari 2020

Heilige-agnus-olvternood

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag 17 januari – 23 januari 2020

2e week door het jaar

Zondag 17 januari                                                                                 

Eerste lezing (1 Sam. 3, 3b-10.19)

Spreek, Heer, uw dienaar luistert

De lamp van God was nog niet gedoofd en Samuël lag te slapen in het heiligdom van de Heer, waar de ark van God stond. Toen riep de Heer: “Samuël!” Samuël antwoordde: “Hier ben ik.” Hij liep haastig naar Eli en zei: “Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?” Maar Eli antwoordde: “Ik heb niet geroepen; ga maar weer slapen.” Toen riep de Heer opnieuw: “Samuël!” Samuël stond op, ging naar Eli en zei: “Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?” Eli antwoordde: “Ik heb niet geroepen, mijn jongen; ga maar weer slapen.” Samuël kende de Heer nog niet: een woord van de Heer was hem nog nooit geopenbaard. En weer riep de Heer Samuël; nu voor de derde maal. Samuël stond op, ging naar Eli en zei: “Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?” Toen begreep Eli, dat het de Heer was die de jongen riep. En hij zei tot Samuël: “Ga slapen en mocht Hij je roepen, dan moet je zeggen: Spreek, Heer, uw dienaar luistert.” Samuël ging dus weer op zijn gewone plaats slapen. Toen kwam de Heer bij hem staan en riep evenals de vorige malen: “Samuël, Samuël!” En Samuël antwoordde: “Spreek, uw dienaar luistert!” Samuël groeide op; de Heer was met hem en liet niet een van zijn woorden onvervuld.

Tussenzang (Ps. 40, 2+4ab.7-8a.8b-9.10)

Refrein:  Ja, ik kom; uw wil te doen, mijn God, dat is mijn vreugde.

Met groot vertrouwen heb ik op de Heer gehoopt, Hij heeft zich tot mij neergebogen, mijn geroep gehoord.

Hij legde in mijn mond een nieuw gezang, een lied voor onze God, en velen zullen zien en vrezen en vertrouwen op de Heer.

Geschenk en offerande hebt Gij nooit verlangd, maar wel hebt Gij mijn oren voor uw stem geopend.

Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij; dus zeg ik: “Ja ik kom”, zoals van mij geschreven staat:

Uw wil te doen, mijn God, dat is mijn vreugde, uw wet is in mijn hart gegrift.

In de bijeenkomsten heb ik gerechtigheid gepredikt, mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het.

Uw gunsten heb ik niet geheim gehouden, noch uw getrouwheid, voor de mensen om mij heen.

Houd uw erbarmen, Heer, niet van mij weg, laat uw genade en uw trouw mij steeds behoeden.

Tweede lezing (1 Kor. 6, 13c-15a.17-20)

Uw lichamen zijn ledematen van Christus

Broeders en zusters, het lichaam is er niet voor de ontucht, maar voor de Heer, en de Heer voor het lichaam. God heeft niet alleen de Heer opgewekt uit de dood, Hij zal ook ons doen opstaan door zijn kracht. Gij weet toch, dat uw lichamen ledematen zijn van Christus? Maar wie zich met de Heer verenigt, is met Hem één geest. Elke zonde die een mens bedrijft, gaat buiten het lichaam om, maar de ontuchtige zondigt tegen zijn eigen lichaam. Gij weet het: uw lichaam is een tempel van de heilige Geest, die in u woont, die gij van God hebt ontvangen. Gij zijt niet van uzelf. Gij zijt gekocht en de prijs is betaald. Eert dan God met uw lichaam.

Vers voor het evangelie (1 Sam. 3, 9 + Joh. 6, 69b)

Alleluia. Spreek, Heer, uw dienaar luistert; Gij hebt woorden van eeuwig leven. Alleluia.

Evangelie (Joh. 1, 35-42)

Zij zagen waar Hij zich ophield en bleven bij Hem

In die tijd stond Johannes daar, met twee van zijn leerlingen. Hij richtte het oog op Jezus die voorbijging en sprak: “Zie het Lam Gods.” De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna. Jezus keerde zich om en toen Hij zag, dat zij Hem volgden, vroeg Hij hun: “Wat verlangt gij?” Ze zeiden tot Hem: “Rabbi – vertaald betekent dit: Meester – waar houdt Gij U op?” Hij zei hun: “Gaat mee om het te zien.” Daarop gingen zij mee en zagen waar Hij zich ophield. Die dag bleven zij bij Hem. Het was ongeveer het tiende uur. Andreas, de broer van Simon Petrus, was één van die twee, die het gezegde van Johannes hadden gehoord en Jezus achterna waren gegaan. De eerste, die hij ontmoette, was zijn broer Simon tot wie hij zei: “Wij hebben de Messias – dat vertaald betekent: de Gezalfde – gevonden” en hij bracht hem bij Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: “Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas genoemd worden, dat betekent: Rots.”

Maandag 18 januari Gebedsweek voor de eenheid

18 tot en met 25 januari

Eerste lezing (Hebr. 5, 1-10)

Hoewel Hij Gods Zoon was, heeft Christus in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd

Broeders en zusters, elke hogepriester wordt genomen uit de mensen en aangesteld voor de mensen om hen te vertegenwoordigen bij God en om gaven en offers op te dragen voor de zonden. Hij is in staat onwetenden en dwalenden geduldig te verdragen daar hij ook zelf aan zwakheid onderhevig is; daarom moet hij als hij offers voor de zonden opdraagt, evengoed aan zijn eigen zonden denken als aan die van het volk. En niemand kan zich die waardigheid aanmatigen: men moet evenals Aäron door God geroepen worden. Ook Christus heeft zichzelf niet de eer van het hogepriesterschap toegekend, dat heeft God gedaan die Hem zei: “Gij zijt mijn zoon, Ik heb U heden verwekt.” En elders zegt Hij: “Gij zijt priester voor eeuwig, op de wijze van Melchisédek.” In de dagen van zijn sterfelijk leven heeft Hij onder luid geroep en geween gebeden en smekingen opgedragen aan God, die Hem uit de dood kon redden. Om zijn vroomheid is Hij verhoord: hoewel Hij Gods Zoon was heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd, en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, oorzaak geworden van eeuwig heil, door God uitgeroepen tot hogepriester op de wijze van Melchisédek.

Tussenzang  (Ps. 110, 1.2.3.4)

Refrein:  Gij zijt eeuwig priester als Melchisédek.

De Heer sprak tot mijn heer: zit aan mijn rechterhand, Ik leg uw vijanden als voetbank voor uw voeten.

Uit Sion reikt de Heer de scepter van uw macht; regeer te midden van uw tegenstanders.

Uw volk staat om u heen in blanke wapenrusting, de jongemannen op het veld als morgendauw.

Gezworen heeft de Heer, het zal Hem niet berouwen: Gij zijt voor eeuwig priester als Melchisédek.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 18)

Alleluia. Ontsluit mijn ogen om te aanschouwen, Heer, de heerlijkheid van uw wet. Alleluia.

Evangelie (Mc. 2, 18-22)

Kunnen de vrienden van de bruidegom vasten zolang de bruidegom bij hen is?

Toen de leerlingen van Johannes en de Farizeeën eens een vastendag hielden, kwam men Jezus vragen: “Waarom vasten de leerlingen van Johannes en die van de Farizeeën wel, maar uw leerlingen niet?” Jezus sprak tot hen: “Kunnen dan de vrienden van de bruidegom vasten zolang de bruidegom bij hen is? Zolang zij de bruidegom in hun midden hebben kunnen ze niet vasten. Er zullen echter dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen en dan, in die tijd, zullen ze vasten. Niemand naait een verstellap van ongekrompen stof op een oud kleed. Anders trekt het ingezette stuk eraan, het nieuwe stuk aan het oude, en de scheur wordt nog groter. En niemand doet jonge wijn in oude zakken, anders doet de wijn de zakken bersten en de wijn gaat verloren met de zakken. Neen, jonge wijn in nieuwe zakken.”

Dinsdag 19 januari                                                                                

 Eerste lezing (Hebr. 6, 10-20)

De hoop is het veilige en vaste anker van onze ziel

Broeders en zusters, God is rechtvaardig, Hij kan niet vergeten wat gij uit liefde voor zijn Naam hebt gedaan: al de diensten, die gij de heiligen hebt bewezen en nog bewijst. Maar ik zou wensen, dat ieder van u dezelfde vurige ijver blijft tonen, totdat uw hoop geheel in vervulling is gegaan. Ge moogt niet lui worden, maar ge moet een voorbeeld nemen aan hen, die door geloof en geduld deel krijgen aan de beloften. Toen God aan Abraham zijn belofte deed, zwoer Hij bij zichzelf daar Hij niemand boven zich had om bij te zweren: “Ik beloof dat Ik u zal zegenen en uw nageslacht talrijk zal maken.” Abraham heeft dan ook gekregen wat hem beloofd was, na lang en geduldig wachten. Mensen zweren bij een hogere macht, en de eed is voor hen de hoogste vorm van bevestiging, die alle tegenspraak moet uitsluiten. En zo heeft God met een eed voor zijn belofte willen instaan, om de erfgenamen van de belofte nog duidelijker te tonen hoe onwrikbaar vast zijn besluit was. God heeft dus twee onherroepelijke daden gesteld, die het Hem onmogelijk maken ons te bedriegen, en ons, vluchtelingen, sporen ze krachtig aan ons vast te klampen aan de hoop op het heil. De hoop is het veilige en vaste anker van onze ziel. Zij dringt door, binnen het heiligdom waar Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan nu Hij voor eeuwig hogepriester is geworden op de wijze van Melchisédek.

Tussenzang (Ps. 111, 1-2.4-5.9.10c)

Refrein:  Altijd herinnert de Heer zich zijn verbond.

Of: Alleluia.

De Heer wil ik danken uit heel mijn hart, te midden der vromen, voor heel de gemeente.

Geweldig is alles wat Hij verricht, de aandacht boeiend van elk die het nagaat.

Wonderen deed Hij om nooit te vergeten, minzaam en liefdevol toont zich de Heer.

Voedsel geeft Hij aan die Hem vereren, altijd herinnert Hij zich zijn verbond.

Hij heeft zijn volk verlossing gebracht, voor eeuwig met hen zijn verbond gesloten,

heilig en hooggeëerd is zijn Naam, in eeuwigheid moet men Hem loven.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 27)

Alleluia. Leid mij op de weg van uw bevelen, Heer, dan zal ik uw daden indachtig zijn. Alleluia.

Evangelie (Mc. 2, 23-28)

De sabbat is gemaakt om de mens, maar niet de mens om de sabbat

Eens ging Jezus op een sabbat door de korenvelden en zijn leerlingen begonnen onder het gaan aren te plukken. De Farizeeën zeiden tot Hem: “Waarom doen ze op sabbat iets wat niet geoorloofd is?” Hij gaf hun ten antwoord: “Hebt gij nooit gelezen wat David deed, toen hij gebrek had en hij en zijn metgezellen honger kregen? Hoe hij onder de hogepriester Abjatar het huis van God binnenging en van de toonbroden at, die alleen de priesters mogen eten, en hoe hij er ook van gaf aan zijn metgezellen?” En Hij voegde er aan toe: “De sabbat is gemaakt om de mens maar niet de mens om de sabbat. De Mensenzoon is dus Heer ook van de sabbat.”

Woensdag 20 januari H. Fabianus, paus en martelaar – H. Sebastianus, martelaar

Eerste lezing (Hebr. 7, 1-3.15-17)

Gij zijt voor eeuwig priester op de wijze van Melchisédek.

Broeders en zusters, Melchisédek, koning van Salem, priester van God de Allerhoogste, kwam Abraham tegemoet, toen hij de koningen verslagen had en hij zegende hem, en Abraham gaf hem van alles een tiende deel. De naam Melchisédek betekent vooreerst  koning van gerechtigheid’; vervolgens is hij koning van Salem, dat is ‘vredevorst’. Hij heeft geen vader, geen moeder, geen stamboom, zijn leven heeft begin noch einde. Hij lijkt op de Zoon van God, Hij blijft voor altijd priester. Dit alles wordt nog veel duidelijker wanneer wij bedenken, dat als evenbeeld van Melchisédek een nieuwe priester opstaat, die priester is geworden niet op grond van een wettelijk vereiste afstamming, maar uit kracht van een onvergankelijk leven. Want op Hem slaat het getuigenis: Gij zijt voor eeuwig priester op de wijze van Melchisédek.”

Tussenzang (Ps. 110, 1.2.3.4)

Refrein:  Gij zijt eeuwig priester als Melchisédek.

De Heer sprak tot mijn heer: zit aan mijn rechterhand, Ik leg uw vijanden als voetbank voor uw voeten.

Uit Sion reikt de Heer de scepter van uw macht, regeer te midden van uw tegenstanders.

Uw volk staat om u heen in blanke wapenrusting, de jongemannen op het veld als morgendauw.

Gezworen heeft de Heer, het zal Hem niet berouwen: Gij zijt voor eeuwig priester als Melchisédek.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 34)

Alleluia. Geef mij begrip om uw wet na te leven, Heer, om haar te volgen met heel mijn hart. Alleluia.

Evangelie (Mc. 3, 1-6)

Is het niet eerder geoorloofd op sabbat iemand te redden dan te doden?

In die tijd ging Jezus naar de synagoge waar een man aanwezig was met een verschrompelde hand. De Farizeeën hielden Hem in het oog om te zien of Hij hem op sabbat zou genezen, met de bedoeling Hem daarvan te beschuldigen. Hij zei nu tot de man met de verschrompelde hand: “Kom in het midden staan.” Daarop stelde Hij hun de vraag: “ls het niet eerder geoorloofd op sabbat goed te doen dan kwaad, iemand te redden dan te doden?” Maar zij zwegen. Toen liet Hij toornig, maar tegelijkertijd bedroefd om de verstoktheid van hun hart zijn blik rondgaan en zei tot de man: “Steek uw hand uit.” Hij stak zijn hand uit en deze was weer gezond. De Farizeeën gingen naar buiten en aanstonds smeedden zij met de Herodianen plannen om Hem uit de weg te ruimen.

Donderdag 21 januari H. Agnes, maagd en martelares

Eerste lezing (Hebr. 7, 25 – 8, 6)

Eens voor al heeft onze hogepriester een offer opgedragen toen Hij zichzelf ten offer bracht

Broeders en zusters, Christus is in staat hen, die door zijn tussenkomst God naderen, voor altijd te redden daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. Zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: een die heilig is, schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars, hoog verheven boven de hemelen. Hij hoeft ook niet zoals de hogepriesters, elke dag opnieuw eerst voor zijn eigen zonden offers op te dragen en daarna voor die van het volk, want dit heeft Hij eens voor al gedaan toen Hij zichzelf ten offer bracht. De wet stelt als hogepriester mensen aan, met zwakheid behept, maar de eed die uitgesproken is ná de wetgeving wijst de Zoon aan, die volmaakt is in eeuwigheid. De kern van ons betoog is nu dat wij zulk een hogepriester hebben. Gezeten ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemel bedient Hij het waarachtige heiligdom, de tent die is opgeslagen door de Heer en niet door een mens. Iedere hogepriester heeft tot taak gaven en offers op te dragen, daarom moet ook Deze iets hebben om te offeren. Verbleef Hij op aarde, dan was Hij niet eens priester, daar er al priesters aanwezig zijn, die de door de wet voorgeschreven gaven offeren, hoewel deze priesters dienst verrichten in een heiligdom, dat slechts een kopie en een schaduw is van de hemelse werkelijkheid. Mozes de tent ging vervaardigen werd hem dan ook van Godswege gezegd: “Zorg dat gij alles maakt volgens het model dat u op de berg is getoond.” In feite echter is de bediening, die Jezus is ten deel gevallen veel verhevener, evenals het verbond waarvan Hij de middelaar is en de beloften waarop het berust.

Tussenzang (Ps. 40, 7-8a.8b-9.10.17)

Refrein:  Ik kom, Heer, om uw wil te doen.

Geschenk en offerande hebt Gij nooit verlangd, maar wel hebt Gij mijn oren voor uw stem geopend.

Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij; dus zei ik: ja, ik kom, zoals van mij geschreven staat.

Uw wil te doen, mijn God, dat is mijn vreugde, uw wet is in mijn hart gegrift.

In de bijeenkomsten heb ik gerechtigheid gepredikt, mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het.

Laat hen juichen en verheugd zijn, die U zoeken, en roepen: glorie aan de Heer, die uitzien naar uw hulp.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 36a.29b)

Alleluia. Mijn hart zij gericht op wat Gij verordent, Heer, geef mij uw wet als gids. Alleluia.

Evangelie (Mc. 3, 7-12)

De onreine geesten schreeuwden: Gij zijt de Zoon van God maar Hij verbood hun nadrukkelijk Hem bekend te maken

In die tijd trok Jezus met zijn leerlingen weg in de richting van het meer, maar een grote volksmenigte uit Galilea ging Hem achterna. Er kwamen ook vele mensen uit Judea, Jeruzalem, Iduméa, uit het Overjordaanse en uit de streek rond Tyrus en Sidon tot Hem, omdat ze hoorden wat Hij allemaal deed. Hij droeg zijn leerlingen op te zorgen dat er een bootje voor Hem bij de hand was, als voorzorg tegen het opdringen van de menigte. Want Hij had er velen genezen, met het gevolg dat allen, die aan kwalen leden op Hem aandrongen om Hem aan te raken. Zelfs de onreine geesten vielen als zij Hem zagen, voor Hem neer en schreeuwden: “Gij zijt de Zoon van God.” Maar Hij verbood hun nadrukkelijk Hem bekend te maken.

Vrijdag 22 januari H. Vincentius, diaken en martelaar

Eerste lezing (Hebr. 8, 6-13)

Het verbond waarvan Jezus middelaar is, is veel verhevener

Broeders en zusters, in feite is de bediening, die Jezus is ten deel gevallen veel verhevener, evenals het verbond waarvan Hij de middelaar is en de beloften waarop het berust. Was het eerste verbond zonder fout geweest, dan had men niet omgezien naar een tweede. Maar God laakt hun fouten met deze woorden: “Er komen dagen, zegt de Heer, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten. Het zal anders zijn dan het verbond, dat Ik met hun vaderen sloot, toen Ik hen bij de hand vatte om ze uit Egypte te leiden, want zij hebben zich niet aan mijn verbond gehouden en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, zegt de Heer. En zó zal het verbond zijn dat Ik met het huis van Israël zal sluiten, zegt de Heer: Mijn wetten prent Ik in hun geest en Ik grif ze in hum hart. Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. Dan zal niemand meer een ander onderrichten noch zeggen tot zijn broeder: Ken uw Heer. Allen zullen ze Mij kennen, van de kleinste tot de grootste. Want Ik zal hun ongerechtigheden vergeven en hun zonden niet langer gedenken.” Door te spreken van een nieuw verbond heeft Hij het eerste voor verouderd verklaard, en alles wat oud en bejaard wordt staat op het punt te verdwijnen.

Tussenzang (Ps. 85, 8.10.11-12.13-14)

Refrein:  Trouw en erbarmen gaan elkaar tegemoet.

Laat ons uw barmhartigheid zien, geef ons uw heil, o Heer.

Uw heil is nabij voor hen die U vrezen, uw Glorie komt weer bij ons wonen.

Als trouw en erbarmen elkaar tegemoet gaan, als vrede en recht elkander omhelzen,

dan zal de trouw uit de aarde ontspruiten, en ziet uit de hemel gerechtigheid neer.

Dan zal de Heer ons zijn zegen schenken en draagt ons land rijke vrucht.

Dan zal voor Hem uit gerechtigheid gaan en voorspoed zijn schreden volgen.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 88)

Alleluia. Wees mij barmhartig en laat mij leven, Heer, dan blijf ik aan wat Gij verordent trouw. Alleluia.

Evangelie (Mc. 3, 13-19)

Jezus riep tot zich die Hij zelf wilde; en zij kwamen bij Hem

In die tijd ging Jezus de berg op en riep tot zich, die Hij zelf wilde; en zij kwamen bij Hem. Hij stelde er twaalf aan om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden om te prediken, met de macht de duivels uit te drijven. Hij wees dus deze twaalf aan, Simon, die Hij de naam Petrus gaf; verder Jakobus, de zoon van Zebedeus en Johannes, de broer van Jakobus, aan wie Hij de naam Boanérges gaf, wat betekent: zonen van de donder, vervolgens Andreas, Filippus, Bartolomeüs, Matteüs, Tomas, Jakobus, de zoon van Alfeüs, Taddeüs, Simon de IJveraar en Judas Iskariot, die Hem overgeleverd heeft.

Zaterdag 23 januari Maria op zaterdag

Eerste lezing (Hebr. 9, 2-3.11-14)

Door zijn eigen bloed is Christus het heiligdom binnengegaan, eens voor altijd

Broeders en zusters, in het eerste verbond was een tabernakel, een tentheiligdom ingericht waarvan het voorste deel de kandelaar en de tafel met de toonbroden bevatte; dit noemde men het heilige. Achter het tweede voorhangsel was een gedeelte dat het allerheiligste werd genoemd. Maar nu is Christus gekomen, de hogepriester van het waarachtige heil. De tent van zijn priesterschap is groter en volmaakter dan de vorige, ze is niet gemaakt door mensenhand dat wil zeggen, ze behoort niet tot onze geschapen wereld. Het bloed van zijn offer is zijn eigen bloed, niet dat van bokken en kalveren. Zo is Hij het heiligdom binnengegaan, eens voor altijd, en Hij heeft een eeuwige verlossing  verworven. Want als het bloed van bokken en stieren en de gesprenkelde as van een vaars de verontreinigden kan heiligen, zodat zij wettelijk rein worden, hoeveel groter is dan de kracht van Christus’ bloed! Door de eeuwige Geest heeft Hij zichzelf aan God geofferd, een smetteloos offer dat onze ziel zuivert van dode werken om de levende God te eren.

Tussenzang (Ps. 47, 2-3.6-7.8-9)

Refrein:  God stijgt ten troon onder luid gejuich, de Heer met geschal van bazuinen.

Alle volkeren, klapt in de handen, jubelt voor God met blij geroep.

Want groot is de Heer en alom geducht, een machtig vorst over heel de aarde.

God stijgt ten troon onder luid gejuich, de Heer met geschal van bazuinen.

Zingt nu voor God, laat klinken uw zang, voor onze koning een loflied!

Koning is God over heel de aarde, zingt dus een psalm voor Hem.

Koning is God over alle naties, zetelend op zijn heilige troon.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 105)

Alleluia. Uw woord is een lamp voor mijn voeten, Heer, het is een licht op mijn pad. Alleluia.

Evangelie (Mc. 3, 20-21)

De verwanten van Jezus zeiden dat Hij niet meer bij zijn verstand was

In die tijd ging Jezus naar huis en weer stroomde zoveel volk samen, dat zij niet eens gelegenheid hadden om te eten. Toen zijn verwanten dit hoorden trokken zij erop uit om Hem mee te nemen, want men zei dat Hij niet meer bij zijn verstand was.

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad” (Psalm 119)

Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.

Hartelijk dank voor uw gave.

Noveengebed om bescherming tegen het coronavirus

O goede Moeder, Onze Lieve Vrouw ter Nood, Wij geloven in uw zorg, in uw medeleven en uw voorspraak bij Jezus uw Zoon. Daarom komen wij vol vertrouwen tot u en wij vragen door U aan de Heer:

Bevrijd heel de wereld van de Corona-epidemie, genees en sterk de zieken en zegen hen die zorg voor hen dragen. Sta alle mensen bij die lijden onder de gevolgen van deze crises. Geef wijsheid aan onze bestuurders.

Bevrijd ons van onrust en angst, verlicht ons in pijn en verdriet. Geef ons hoop waar wij het niet meer zien zitten, geef ons kracht als wij er niet tegenop kunnen, geef ons licht waar het donker is en geef dat wij elkaar spoedig weer in vrijheid en vreugde nabij kunnen zijn.
Maria, bescherm ons en onze dierbaren, geef ons overgave aan de wil van de Vader en leid ons veilig naar Jezus, uw Zoon. Amen.

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen.

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen.

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi secundum verbum tuum

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus.

Sancta Maria, Mater Dei. Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus. Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur. Per Christum Dominum nostrum. Amen.

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God, ℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden.

Laat ons bidden. Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis. Door Christus, onze Heer. Amen.