Dagelijks Brood, lezingen van de dag 17 – 22 augustus 2020

Dagelijks Brood, lezingen van de dag 17 - 22 augustus 2020

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag  17 – 22 augustus 2020

20e week door het jaar

Je kunt het boekje downloaden via deze link.

 

Maandag 17 augustus H. Jeroen, priester en martelaar

Eerste lezing (Ez. 24, 15-24)

Ezechiël zal voor u een teken zijn; Wanneer het komt, moet gij juist zo doen als hij gedaan heeft

Het woord van de Heer werd tot mij gericht: “Mensenkind, met een plotselinge slag ga Ik u thans de lust van uw ogen ontnemen. Gij moogt echter niet jammeren, gij moogt niet schreien en geen tranen storten. Gij moogt alleen zwijgend zuchten, maar rouwmisbaar moogt ge niet maken. Bind uw hoofddoek om, doe uw schoenen aan uw voeten, bedek niet uw baard en eet niet het brood dat de mensen u brengen.” ‘s Morgens had ik tot het volk gesproken en ‘s avonds stierf mijn vrouw. De volgende morgen deed ik wat mij was opgedragen. Toen vroeg het volk mij: “Wilt gij ons niet eens uitleggen, wat die dingen die ge daar doet, voor ons betekenen?” Ik zei tot hen: “Het woord van de Heer werd tot mij gericht: Zeg aan het volk Israël: Zo spreekt God de Heer: Nu ga Ik mijn heiligdom ontwijden, die sterkte waarop gij zo trots zijt, de lust van uw ogen, het verlangen van uw hart. En uw zonen en dochters, die gij hebt moeten achterlaten, zullen vallen door het zwaard. En dan zult gij moeten doen, wat Ik nu gedaan heb: uw baard niet bedekken, het brood niet eten dat de mensen u brengen, uw hoofddoek om het hoofd dragen en uw schoenen aan uw voeten. Gij moogt dan niet jammeren en niet schreien. Gij zult wegkwijnen om uw schuld en gij zult onder elkander zuchten. Ezechiël zal voor u een teken zijn; wanneer het komt, moet gij juist zo doen als hij gedaan heeft. Dan zult gij erkennen, dat Ik de Heer ben.”

Tussenzang (Deut. 32, 18-19.20.21)

Refrein:  De rots die u voortbracht hebt ge verlaten!
De rots die u voortbracht hebt ge verlaten, vergeten de God die u heeft verwekt!
De Heer zag het aan en in toorn ontbrand verwierp Hij zijn zonen en dochters.
Hij sprak: mijn gelaat verberg Ik voor hen, Ik wil eens zien hoe dit afloopt.
Het is een geslacht dat verdorven is, het zijn onbetrouwbare lieden.
Zij tarten Mij met hun goden van niets, zij tergen Mij met armzalige wezens;
dan tart Ik hen ook met een volk van niets, dan terg Ik hen ook met armzalige mensen.

Vers voor het evangelie (1 Tess. 2, 13)

Alleluia. Ontvangt het goddelijk woord niet als een woord van mensen, maar als wat het inderdaad is: het woord van God. Alleluia.

Evangelie (Mt. 19, 16-22)

Wilt ge volmaakt zijn, verkoop wat ge bezit, en daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten

Eens kwam iemand naar Jezus toe om te vragen: “Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” Hij zei hem: “Waarom wilt ge van Mij weten wat goed is? Eén slechts is er goed. Als gij het Leven wilt binnengaan, onderhoud dan de geboden.” “Welke,” vroeg hij? Jezus antwoordde: “De bekende: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, eer uw vader en uw moeder en gij zult uw naaste beminnen als uzelf. “Dat heb ik allemaal onderhouden,” verklaarde de jongeman, “waarin schiet ik nog tekort?” Jezus sprak tot hem: “Wilt ge volmaakt zijn, ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen; daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten. En kom dan terug om Mij te volgen.” Maar toen de jongeman deze raad hoorde, ging hij ontdaan heen, omdat hij vele goederen bezat.

Dinsdag 18 augustus

Eerste lezing (Ez. 28, 1-10)

Terwijl gij een mens zijt, geen god, stelt gij in uw hart u gelijk met een god

Het woord van de Heer werd tot mij gericht: “Mensenkind, tot de vorst van Tyrus moet gij het volgende zeggen: Zo spreekt God de Heer: Uw hart is hoogmoedig geworden en gij hebt gezegd: Ik ben een god, ik zit op een godenzetel, omgeven door de zee! En terwijl gij een mens zijt, geen god, stelt gij in uw hart u gelijk met een god! Zeker, gij zijt wijzer dan Daniël, en geen geheim is voor u verborgen! Met uw wijsheid en uw doorzicht hebt gij u macht verworven en hebt gij goud en zilver bijeengebracht in uw kluizen. Met uw overvloed aan wijsheid en met uw koopmanschap hebt gij uw macht vergroot, en toen is uw hart hoogmoedig geworden vanwege uw macht. Daarom spreekt God de Heer aldus: Omdat gij in uw hart u met een god gelijk hebt gesteld, daarom laat Ik vreemden op u los, de hardhandigste onder de volken. Zij zullen hun zwaarden trekken tegen de luister van uw wijsheid en uw heerlijkheid zullen zij besmeuren. Zij stoten u de grafkuil in en gij zult sterven de bittere dood van de verslagenen, daar, door de zee omgeven! Zult gij dan nog blijven zeggen, dat gij een god zijt in het gezicht van hem die u doodt? En dat terwijl gij een mens zijt, geen god, overgeleverd aan hem die u neerslaat! De dood van de onbesnedene zult gij sterven door de hand van vreemden, omdat Ik het heb gezegd.”Zo spreekt God de Heer.

Tussenzang (Deut. 32, 26-27ab.27cd-28.30.35cd-36ab)

Refrein:  Ik dood en maak levend, Ik sla en genees.
Zo zou Ik hen zeker hebben verstrooid, hun naam geschrapt hebben onder de volken;
indien Ik de spot van de vijand niet duchtte, dat die het verkeerd zou verstaan.
Dan zouden zij snoeven: wij hebben gewonnen, het was niet de Heer die dit alles deed.
Het zijn immers mensen zonder verstand, zij hebben er geen begrip voor.
Hoe kan het dat één man er duizend doet vluchten, dat twee er tienduizend verslaan;
wanneer hun God hen niet overlevert, wanneer de Heer zijn volk niet verkoopt?
De dag van hun ondergang komt al nader, nabij is het treurige lot dat hen wacht.
De Heer staat borg voor het recht van zijn volk, Hij zal zich ontfermen over zijn dienaars.

Vers voor het evangelie (2 Tim. 1, 10b)

Alleluia. Onze Heiland Christus Jezus heeft de dood vernietigd, en onvergankelijk leven doen aanlichten door het evangelie. Alleluia.

Evangelie (Mt. 19, 23-30)

Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke in het koninkrijk Gods te komen

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: “Voorwaar, Ik zeg u: voor een rijke is het moeilijk het Rijk der hemelen binnen te gaan. Nog sterker: voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.” Toen de leerlingen dit hoorden, stonden zij verbijsterd en vroegen: “Wie kan er nu eigenlijk gered worden?” Jezus keek hen aan en zei: “Dit ligt niet in de macht der mensen, maar voor God is alles mogelijk.” Waarop Petrus zei: “Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen. Wat zullen wij dus krijgen?” Jezus sprak tot hen: “Voorwaar, Ik zeg u: bij de wedergeboorte, wanneer de Mensenzoon zal gezeten zijn op de troon van zijn heerlijkheid, zult ook gij die Mij gevolgd zijt, gezeten zijn op twaalf tronen en heersen over de twaalf stammen van Israël. En ieder die zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw, kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn Naam, zal het honderdvoudig terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen. Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten zullen eersten zijn.”

Woensdag 19 augustus H. Johannes Eudes, priester

Eerste lezing (Ez. 34, 1-11)

Ik zal mijn schapen opeisen zodat ze geen prooi meer worden van die herders

Het woord van de Heer werd tot mij gericht: “Mensenkind, gij moet een profetie laten horen tegen de herders van Israël, gij moet een profetie laten horen en aldus tot hen, de herders, spreken: Zo spreekt God de Heer: Wee de herders van Israël, die alleen maar voor zichzelf zorgen! Moeten de herders niet voor de schapen zorgen? Gij drinkt hun melk op, gij kleedt u in hun wol, gij slacht het vetgemeste dier, maar voor de schapen zorgen doet gij niet. Het verzwakte dier sterkt gij niet, het zieke geneest gij niet, het gewonde verbindt gij niet, het verdwaalde brengt gij niet terug en naar het verlorene gaat gij niet zoeken. Gij beheert de dieren met hardheid en geweld. Zo raken zij verstrooid, bij gebrek aan een herder, en ze worden de prooi van alle wilde dieren van het veld waar ze verstrooid zijn. Op alle bergen en overal op de hoge heuvels dolen mijn schapen rond; over heel de aardbodem zijn mijn schapen verstrooid en er is niemand, die naar ze vraagt, en er is niemand die naar ze zoekt. Daarom, herders, hoort naar het woord van de Heer! Zo waar Ik leef -spreekt God de Heer- Ik zal ze krijgen! Omdat mijn schapen geroofd zijn, omdat mijn schapen, bij gebrek aan herder, de prooi zijn geworden van alle wilde dieren van het veld, omdat mijn herders niet naar de schapen hebben gezocht en de herders alleen voor zichzelf hebben gezorgd en niet voor mijn schapen, daarom, herders, moet gij nu het woord van de Heer horen. Zo spreekt God de Heer: Ik zal ze krijgen, de herders! Ik zal mijn schapen van hen opeisen en Ik zal een einde maken aan hun zorg voor mijn schapen. De herders zullen zichzelf niet langer bevoordelen. Ik red mijn schapen uit hun tanden, zodat ze geen prooi meer worden van die herders. Want, zo spreekt God de Heer: Nu is het zo ver, dat Ik zelf naar mijn schapen ga vragen en zelf naar hen ga omzien.”

Tussenzang (Ps. 23, 1-3a.3b-4.5.6)

Refrein:  De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort.
De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort; Hij laat mij weiden op groene velden.
Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten, Hij geeft mij weer frisse moed.
Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden omwille van zijn Naam.
Al voert mijn weg door donkere kloven, ik vrees geen onheil waar Gij mij leidt.
Uw stok en uw herdersstaf geven mij moed en vertrouwen.
Gij nodigt mij aan uw tafel tot ergernis van mijn bestrijders.
Met olie zalft Gij mijn hoofd, mijn beker is overvol.
Voorspoed en zegen verlaten mij nooit, elke dag van mijn leven.
Het huis van de Heer zal mijn woning zijn voor alle komende tijden.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 105)

Alleluia. Uw woord is een lamp voor mijn voeten, Heer, het is een licht op mijn pad. Alleluia.

Evangelie (Mt. 20, 1-16a)

Zijt gij kwaad omdat Ik goed ben?

In die tijd verhaalde Jezus de volgende gelijkenis: “Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar, die vroeg in de morgen uitging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. Hij werd het met de arbeiders eens voor een tienling per dag en stuurde ze naar zijn wijngaard. Rond het derde uur ging hij er weer op uit en zag nog anderen werkeloos op de markt staan tot wie hij zei: Gaat ook naar mijn wijngaard en ik zal u geven wat billijk is. En zij gingen. Rond het zesde en negende uur ging hij nog eens uit en deed hetzelfde. Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit en vond er weer anderen staan. Hij zei tot hen: Wat staat ge hier heel de dag werkeloos? Ze antwoordden hem: Niemand heeft ons gehuurd. Daarop zei hij tot hen: Gaat ook gij naar mijn wijngaard. Bij het vallen van de avond sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders en betaal hun uit, te beginnen met de laatsten en zo tot de eersten. Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen kregen zij elk een tienling; toen nu ook de eersten kwamen, meenden dezen dat zij meer zouden krijgen, maar ook zij kregen ieder de overeengekomen tienling. Ze namen hem wel aan, maar begonnen tegen de landeigenaar te morren en zeiden: Dezen hier, die het laatst gekomen zijn, hebben maar één uur gewerkt, en gij stelt ze gelijk met ons, die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen. Maar hij antwoordde een van hen: Vriend, ik doe u toch geen onrecht? Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een denarie? Neem wat u toekomt en ga heen. Ik wil aan degene, die het laatst gekomen is, evenveel geven als aan u. Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies, of zijt ge kwaad, omdat ik goed ben? Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.”

Donderdag 20 augustus H. Bernardus, abt en kerkleraar

Eerste lezing (Ez. 36, 23-28)

Ik geef u een nieuw hart en een nieuwe geest in uw binnenste

Zo spreekt de Heer: “Ik zal heiligen mijn grote Naam, die onder de heidenvolken ontheiligd is, die tegenover hen door u ontheiligd is. Dan zullen de heidenvolken erkennen, dat Ik de Heer ben -zo spreekt God de Heer- wanneer Ik tegenover hen aan u mijn heiligheid bewijzen zal. Ik zal u uit de heidenvolken weghalen en uit alle landen u samenbrengen en u laten terugkeren naar uw eigen grond. Ik zal u met zuiver water besprenkelen en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen. Ik geef u een nieuw hart en een nieuwe geest in uw binnenste: uw hart van steen haal Ik uit u weg en Ik geef u een hart van vlees. Mijn geest stort Ik in uw binnenste en Ik bewerk dat gij gaat wandelen naar mijn wetten en dat gij mijn geboden nauwgezet naleeft. Dan zult gij wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb, en gij zult mijn volk zijn en Ik uw God.”

Tussenzang (Ps. 51, 12-13.14-15.18-19)

Refrein:  Ik zal u met zuiver water besprenkelen en gij zult rein worden van al uw onreinheden.
Schep in mij een zuiver hart, mijn God, geef mij weer een vastberaden geest.
Wil mij niet verstoten van uw Aanschijn, neem uw heilige Geest niet van mij weg.
Geef mij weer de weelde van uw zegen, maak mij sterk in edelmoedigheid.
Dan zal ik de dwalenden uw wegen leren, alle schuldigen terugvoeren tot U.
In geschenken hebt Gij geen behagen, wat ik U ook bied, Gij wilt het niet.
Wat ik offer, God, is mijn boetvaardigheid, een vermorzeld en vernederd hart wijst Gij niet af.

Vers voor het evangelie (1 Sam. 3, 9; Joh. 6, 69b)

Alleluia. Spreek, Heer, uw dienaar luistert; uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. Alleluia.

Evangelie (Mt. 22, 1-14)

Gaat naar de kruispunten der wegen en nodigt wie ge er maar vindt tot de bruiloft

In die tijd nam Jezus het woord en sprak tot de hogepriesters en de oudsten van het volk in gelijkenissen. Hij zei: “Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning, die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen die hij tot de bruiloft had uitgenodigd, maar zij wilden niet komen. Daarop zond hij andere dienaars met de opdracht: Zegt aan de genodigden: Zie, ik heb mijn maaltijd klaar, mijn ossen en het gemeste vee zijn geslacht; alles staat gereed. Komt dus naar de bruiloft. Maar zonder er zich om te bekommeren gingen zij weg, de een naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. De overigen grepen zijn dienaars vast, mishandelden en doodden hen. Nu ontstak de koning in toorn, stuurde zijn troepen en liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken. Toen sprak hij tot zijn dienaars: Het bruiloftsmaal staat klaar, maar de genodigden waren het niet waard. Gaat dus naar de kruispunten der wegen en nodigt wie ge er maar vindt tot de bruiloft. Zijn dienaars gingen naar de wegen en brachten allen mee die zij er aantroffen, slechten zowel als goeden, en de bruiloftszaal liep vol met gasten. Toen nu de koning binnenkwam om de aanliggenden te bezoeken, merkte hij daar iemand op, die niet voor een bruiloft gekleed was. En hij sprak tot hem: Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen zonder bruiloftskleed? Maar de man bleef het antwoord schuldig. Toen sprak de koning tot de bedienden: Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem buiten in de duisternis. Daar zal geween zijn en tandengeknars. Velen zijn geroepen maar weinigen uitverkoren.”

Vrijdag 21 augustus H. Pius X, paus

Eerste lezing (Ez. 37, 1-14)

Dorre beenderen, Ik ga mijn geest over u brengen en gij zult leven

In die dagen legde de hand des Heren zich op mij: in een sterke wind nam Hij mij op en Hij plaatste mij midden in een vallei en deze vallei was vol beenderen. In alle richtingen geleidde Hij mij langs de beenderen: het was een ontzaglijke hoeveelheid en heel de oppervlakte van de vallei was ermee bedekt; droog waren ze en dor. Toen sprak de Heer tot mij: “Mensenkind, kunnen die beenderen tot leven gewekt worden?” Ik antwoordde: “Heer God, U weet het.” Daarop beval Hij mij: “Profeteer dan over die beenderen en spreek hun toe als volgt: Dorre beenderen, luistert naar het woord des Heren. Zo spreekt God de Heer: Beenderen, hier aanwezig: Ik ga mijn geest over u brengen en gij zult leven! Ik leg weer spieren over u, met vlees bedek Ik u en Ik span een huid over u heen en mijn geest stort Ik uit over u en gij zult leven.” En ik profeteerde precies zoals mij bevolen was en terwijl ik profeteerde hoorde ik een geruis en het was heel sterk: de beenderen bewogen zich naar elkaar toe, juist zoals ze bij elkaar hoorden. En voor mijn ogen bedekten de beenderen zich met spieren en vlees en er spande zich een huid overheen; maar er was nog geen geest in. En opnieuw sprak de Heer tot mij: “Profeteer tot de geest; profeteer, mensenkind, en spreek tot de geest: Zo spreekt de Heer God: Kom, geest, van de vier windstreken en blaas over deze gevallenen opdat ze weer leven.” En ik profeteerde zoals Hij bevolen had en de geest blies over de gevallenen en ze begonnen te leven; ze richtten zich op hun benen op een leger was het, onafzienbaar groot! Hij sprak tot mij: “Mensenkind, deze beenderen zijn het huis van Israël. Ze zeggen alsmaar: Onze beenderen zijn verdord, onze hoop vervlogen, het is met ons gedaan! Profeteer daarom en spreek tot hen: Zo spreekt God de Heer: Ik ga uw graven openen; in massa’s zal Ik u uit uw graven wegvoeren en u brengen naar de grond van Israël. En wanneer Ik dan uw graven geopend heb en u in massa’s zal hebben weggevoerd uit uw graven, zult gij weten dat Ik de Heer ben. Mijn geest zal Ik over u uitstorten en gij zult leven; Ik zal u vestigen op uw eigen grond en gij zult weten, dat Ik de Heer ben: Wat Ik zeg, dat volbreng Ik!” Zo luidt de godsspraak des Heren.

Tussenzang (Ps. 107, 2-3.4-5.6-7.8-9)

Refrein:  Brengt dank aan de Heer, want Hij is goedgunstig, barmhartig is Hij altijd. Of: Alleluia.
Laat ieder dat zeggen die God heeft verlost, die Hij uit de hand van de vijand bevrijdde;
of die Hij terugbracht uit verre landen, van oost of west, uit het noorden of zuiden.
Zij doolden rond in de barre woestijn, ze vonden geen weg naar bewoonbare plaatsen.
Ze hadden honger en leden dorst; ze waren de dood nabij.
Toen riepen zij tot de Heer in hun nood en Hij bevrijdde hen uit hun ellende.
Hij leidde hen langs een veilige weg, zodat ze een woonplaats vonden.
Zij moeten de Heer voor zijn goedheid danken, voor al zijn weldaden jegens de mensen.
Omdat Hij de dorstige heeft gelaafd, de hongerige verzadigd.

Vers voor het evangelie (Ps. 145, 13cd)

Alleluia. Waarachtig is God in al zijn woorden en heilig in al wat Hij doet. Alleluia.

Evangelie (Mt. 22, 34-40)

Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel u verstand

In die tijd, toen de Farizeeën vernamen dat Jezus de Sadduceeën de mond gesnoerd had, kwamen zij bijeen en een van hen, een wetgeleerde, vroeg Jezus om Hem op de proef te stellen: “Meester, wat is het voornaamste gebod in de Wet?” Hij antwoordde hem: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand. Dit is het voornaamste en eerste gebod. Het tweede, daarmee gelijkwaardig: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten.”

Zaterdag 22 augustus Heilige Maagd Maria, Koningin

Eerste lezing (Ez. 43, 1-7a)

De heerlijkheid van de Heer ging de tempel binnen

In die tijd bracht de engel mij naar de poort, naar de poort die op de Oostkant ligt, en daar zag ik, Ezechiël, de heerlijkheid van de God van Israël uit het Oosten aankomen. Het klonk als het gedruis van geweldige wateren en de aarde straalde van zijn heerlijkheid. Het visioen dat ik zag, was als het visioen dat ik gezien had, toen de Heer kwam om de stad te vernielen, en als het visioen, dat ik gezien had aan de rivier, de Kebar. Ik wierp mij neer, met mijn aangezicht op de grond. De heerlijkheid van de Heer ging door de poort, die op de Oostkant ligt, de tempel binnen. De geest nam mij op en bracht mij naar de binnenste voorhof. Daar zag ik hoe de heerlijkheid van de Heer de tempel vervulde. Toen hoorde ik uit de tempel iemand tot mij spreken, terwijl de engel nog naast mij stond. Hij zei tot mij: “Mensenkind, dit is de plaats van mijn troon en de plaats van mijn voetzolen, de plaats waar Ik wil wonen onder de zonen van Israël, voor altijd!”

Tussenzang (Ps. 85, 9ab-10.11-12.13-14)

Refrein:  De Glorie des Heren komt weer bij ons wonen.
Aanhoren zal ik wat God tot mij zegt, voorzeker een woord van verzoening.
Een woord voor zijn volk, voor alwie Hem dient, voor elk die zijn hart voor Hem opent.
Zijn heil is nabij voor hen die Hem vrezen, zijn Glorie komt weer bij ons wonen.
Als trouw en erbarmen elkaar tegemoet gaan, als vrede en recht elkander omhelzen;
dan zal de trouw uit de aarde ontspruiten, en ziet uit de hemel gerechtigheid neer.
Dan zal de Heer ons zijn zegen schenken en draagt ons land rijke vrucht.
Dan zal voor Hem uit gerechtigheid gaan en voorspoed zijn schreden volgen.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 88)

Alleluia. Wees mij barmhartig en laat mij leven, Heer, dan blijf ik aan wat Gij verordent trouw. Alleluia.

Evangelie (Mt. 23, 1-12)

Zelf handelen ze niet naar hun woorden

In die tijd sprak Jezus tot het volk en tot zijn leerlingen: “Op de leerstoel van Mozes hebben de schriftgeleerden en de Farizeeën plaats genomen. Doet en onderhoudt daarom alles wat zij u zeggen, maar handelt niet naar hun werken; want zelf handelen ze niet naar hun woorden. Zij maken bundels van zware, haast ondraaglijke lasten en leggen die de mensen op de schouders, maar zelf zullen ze er geen vinger naar uitsteken. Alles wat zij doen, doen zij om bij de mensen op te vallen; zij maken immers hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot, ze zijn belust op de ereplaats bij de maaltijden en de voornaamste zetels in de synagogen, ze laten zich graag groeten op de markt en willen door de mensen rabbi genoemd worden. Maar gij moet u geen rabbi laten noemen. Gij hebt maar één Meester en gij zijt allen broeders. En noemt niemand van u op aarde vader; gij hebt maar één Vader, de hemelse. En laat u ook geen leraar noemen; gij hebt maar één leraar, de Christus. Wie de grootste onder u is moet uw dienaar zijn. Al wie zichzelf verheft zal vernederd en wie zichzelf vernedert zal verheven worden.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad” (Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave. Verdere info: www.olvternood.nl

Noveengebed om bescherming tegen het coronavirus

O goede Moeder, Onze Lieve Vrouw ter Nood, Wij geloven in uw zorg, in uw medeleven en uw voorspraak bij Jezus uw Zoon. Daarom komen wij vol vertrouwen tot u en wij vragen door U aan de Heer:

Bevrijd heel de wereld van de Corona-epidemie, genees en sterk de zieken en zegen hen die zorg voor hen dragen. Sta alle mensen bij die lijden onder de gevolgen van deze crises. Geef wijsheid aan onze bestuurders.

Bevrijd ons van onrust en angst, verlicht ons in pijn en verdriet. Geef ons hoop waar wij het niet meer zien zitten, geef ons kracht als wij er niet tegenop kunnen, geef ons licht waar het donker is en geef dat wij elkaar spoedig weer in vrijheid en vreugde nabij kunnen zijn.

Maria, bescherm ons en onze dierbaren, geef ons overgave aan de wil van de Vader en leid ons veilig naar Jezus, uw Zoon. Amen

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus Sancta Maria, Mater Dei.
Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi sectundum verbum tuum

Ave Maria . . .

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria . . .

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix,
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus
Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur Per Christum Dominum nostrum. Amen

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.
Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria . . .

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria . . .

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God,
℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden

Laat ons bidden

Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis Door Christus, onze Heer. Amen.