Dagelijks Brood, lezingen van de dag 16 – 21 maart 2020

heilige-familie-vlucht-egypte-jezus-maria-jozef-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag 16 – 21 maart 2020

3e week van de Veertigdagentijd

U kunt deze week downloaden via deze link

Maandag 16 maart

Eerste lezing (2 Kon. 5, 1-15a)

Er waren veel melaatsen in Israël; toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syriër, Naäman In die dagen was Naäman, de legeroverste van de koning van Aram, zeer gezien bij zijn heer en had grote invloed, want door hem had God de Heer voor Aram uitkomst gebracht. Hij was een groot soldaat, maar de man leed aan een huidziekte. Nu hadden Arameese benden eens een strooptocht ondernomen in Israël en daarbij een jong meisje buitgemaakt, dat was nu in dienst bij de vrouw van Naäman. Ze zei tot haar meesteres: “Och, kon mijn heer maar eens naar de profeet gaan, die in Samaria woont, die zou hem wel van zijn ziekte afhelpen.” Naäman ging aan zijn heer vertellen wat het meisje uit Israël gezegd had. Toen zei de koning van Aram: “Ga erheen, ik zal u een brief meegeven voor de koning van Israël.”
Hij ging op weg, nam tien talenten zilver, zesduizend sikkel goud en tien feestgewaden mee, en meldde zich met de brief bij de koning van Israël. Daarin stond: Met deze brief zend ik mijn dienaar Naäman tot u; ik verzoek u hem van zijn huidziekte te genezen. Zodra de koning van Israël de brief gelezen had, scheurde hij zijn kleren en zei: “Ben ik soms God, met macht over leven en dood, dat hij iemand naar mij toestuurt, die ik van zijn huidziekte moet genezen? Let maar eens op mijn woorden: hij zoekt ruzie met mij.” Toen Elisa, de man Gods, hoorde dat de koning van Israël zijn kleren gescheurd had, liet hij de koning vragen: “Waarom hebt gij uw kleren gescheurd? Stuur hem naar mij toe. Dan zal hij weten, dat er een profeet is in Israël.” Toen ging Naäman met zijn paarden en wagen op weg en hield stil voor het huis van Elisa. Deze zond iemand met de boodschap: Was u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw huid weer gezond worden en zult gij gereinigd zijn. Toen werd Naäman boos en ging heen. Hij zei: “Ik had gedacht: hij zal naar buiten komen en voor me gaan staan. Dan zal hij de Naam van de Heer zijn God aanroepen, met zijn hand over de plek strijken en de ziekte wegnemen. Zijn de Abana en de Parpar, de rivieren van Damascus, soms niet beter dan al de wateren van Israël? Kan ik mij daarin niet wassen om gereinigd te worden?” Hij keerde zich om en ging verontwaardigd heen. Maar zijn dienaren gingen naar hem toe en zeiden: “Vader, gesteld dat de profeet u iets moeilijks opgedragen had, dan had gij het toch ook gedaan? Waarom dan niet, nu hij u zegt, dat ge u maar hoeft te wassen om weer rein te worden?” Toen ging hij naar de Jordaan en dompelde zich zevenmaal onder, zoals de man Gods gezegd had. Zijn huid werd weer als die van een klein kind en hij was gereinigd. Hij keerde met heel zijn gevolg naar de man Gods terug, trad het huis binnen, ging vóór hem staan en zei: “Nu weet ik, dat er alleen in Israël een god is, en nergens anders op aarde.”

Tussenzang: Ps. 42 (41), 2, 3; 43 (42), 3, 4

Mijn ziel heft dorst naar God, de God die leeft, zal ik Hem ooit bereiken en zijn Aanschijn zien?
Zoals het hert de beekjes zoekt, zo zoekt mijn geest naar U, mijn God. Mijn ziel heeft dorst naar God, de God die leeft, zal ik Hem ooit bereiken en zijn Aanschijn zien?
Zend mij uw licht, uw steun om mij te leiden, om mij te voeren naar uw berg en in uw tent. Dan ga ik naar uw altaar, God die blijdschap geeft, en loof U bij de citer, God, mijn God.

Vers voor het evangelie: Joh. 11, 25a en 26

Ik ben de verrijzenis en het leven, zegt de Heer, wie in Mij gelooft zal in eeuwigheid niet sterven.

Evangelie: Lc. 4, 24-30

Zoals Elia en Elisa wordt Jezus niet enkel tot de Israëlieten gezonden Toen Jezus in Nazareth kwam, zei hij tot het volk in de synagoge: “Voorwaar, Ik zeg u: geen profeet wordt aanvaard in zijn eigen vaderstad. En het is waar wat Ik u zeg: in de tijd van Elia immers, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef en een grote hongersnood uitbrak over het hele land, waren er veel weduwen in Israël, toch werd Elia tot niemand van haar gezonden dan tot een weduwe te Sarepta, in het gebied van Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er vele melaatsen in Israël, toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syriër Naäman.” Toen ze dit hoorden werden allen die in de synagoge waren woedend. Ze sprongen overeind, joegen Hem de stad uit en dreven Hem voort tot aan de steile rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem daar in de afgrond te storten. Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.

Dinsdag 17 maart – H. Patricius, bisschop

Eerste lezing: Dan. 3, 25.34-43

Laat ons bij u gehoor vinden vanwege ons vermorzeld hart en onze ootmoedige geest In die dagen verrichtte Azarja staande dit gebed: “Terwille van uw Naam: verstoot ons toch niet voorgoed en verbreek niet uw verbond, trek uw barmhartigheid niet van ons terug terwille van Abraham, uw vriend, terwille van Isaak, uw dienaar, en van Israël, uw heilige. Aan hen hebt Gij beloofd hun nakomelingen even talrijk te maken als de sterren aan de hemel en de zandkorrels aan het strand der zee. Maar nu zijn wij, Heer, het kleinste volk geworden van alle volkeren op aarde en nergens ter wereld hebben wij nog iets te betekenen vanwege onze zonden. Wij hebben nu geen koning meer, geen profeet, geen leider, geen brand- en slachtoffers, geen spijsoffers en reukwerk, zelfs geen heilige plaats waar wij U kunnen offeren om zo uw barmhartigheid te kunnen ervaren. Maar laat ons bij U gehoor vinden vanwege ons vermorzeld hart en onze ootmoedige geest. Moge vandaag ons offer bestaan in volmaakte aanhankelijkheid aan U en moge het U evenzeer behagen als kwamen we met brandoffers van rammen en stieren en met tienduizenden vette lammeren, want geen smaad treft hen, die op U vertrouwen. Thans volgen wij U van ganser harte, wij eerbiedigen U en zoeken U. Laat ons toch niet te schande worden, maar handel met ons naar uw goedheid en naar uw grote barmhartigheid. Red ons op uw wonderbare wijze en verheerlijk, Heer, uw Naam.”

Tussenzang: Ps. 25 (24), 2bc-5ab, 6-7bc, 8-9

Gedenk uw barmhartigheid, Heer.
Wijs mij uw wegen, Heer, leer mij uw paden kennen. Leid mij volgens uw woord, want Gij zijt mijn God en Verlosser.
Gedenk uw barmhartigheid, Heer, uw altijd geschonken ontferming. Herinner u niet het kwaad van mijn jeugd, maar denk aan mij met erbarmen.
De Heer is goed en rechtschapen, daarom wijst Hij zondaars de weg. Hij leidt de geringe langs eerzame paden, Hij leert de eenvoudige wat hij moet doen.

Vers voor het evangelie: Joël, 2, 12-13

Bekeert u tot Mij met heel uw hart, spreekt de Heer, want Ik ben genadig en barmhartig.

Evangelie: Mt. 18, 21-35

Wie zijn broeder niet van harte vergiffenis schenkt, hem zal ook de Vader niet vergeven In die tijd kwam Petrus naar Jezus toe en sprak: “Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe?” Jezus antwoordde hem: “Neen zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe maar tot zeventig maal zevenmaal.
Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning, die rekening en verantwoording wilde vragen aan zijn dienaren. Toen hij hiermee begon, bracht men iemand bij hem die tienduizend talenten schuldig was. Daar hij niets had om te betalen, gaf de heer het bevel hem te verkopen met vrouw en kinderen en al wat hij bezat, om zo de schuld te vereffenen. De dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. De heer kreeg medelijden met die dienaar, liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt. Maar toen die dienaar buiten kwam, trof hij daar een andere dienaar, die hem honderd denariën schuldig was, hij greep hem bij de keel en zei: Betaal wat je schuldig bent. De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: Heb geduld met mij en ik zal u betalen. Maar hij weigerde, en liet hem zelfs in de gevangenis zetten, totdat hij zijn schuld betaald zou hebben. Toen nu de overige dienaars zagen wat er gebeurd was, waren zij diep verontwaardigd en gingen hun heer alles vertellen. Daarop liet de heer hem roepen en sprak: Jij, lelijke knecht, heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je mij erom gesmeekt hebt. Had jij dan ook geen medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik met jou medelijden heb gehad? En in toorn ontstoken leverde zijn heer hem over aan de beulen, totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben. Zo zal ook mijn hemelse Vader met ieder van u handelen, die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.”

Woensdag 18 maart – H. Cyrillus van Jeruzalem, bisschop en kerkleraar; Mirakel van het H. Sacrament te Amsterdam

Eerste lezing: Deut. 4, 1.5-9

Handel naar de voorschriften van de Heer, en breng ze stipt ten uitvoer In die dagen sprak Mozes tot het volk: “Luister dan, Israël, naar de voorschriften en bepalingen, die ik u leer, en handel daarnaar. Dan zult gij leven en bezit gaan nemen van het land dat de Heer, de God van uw vaderen, u schenkt. Ik heb u nu de voorschriften en bepalingen geleerd, zoals de Heer uw God mij had opgedragen. Handel ernaar in het land, dat gij in bezit gaat nemen en breng ze stipt ten uitvoer want daaruit zal voor de volken uw wijsheid en uw inzicht blijken. Als zij al deze voorschriften horen, zullen ze zeggen: Dat machtige volk is wijs en verstandig. Is er soms een andere grote natie, aan wie hun goden zo nabij zijn als de Heer onze God ons nabij is, zo vaak wij Hem aanroepen? Of is er een andere grote natie, die zulke volmaakte voorschriften en bepalingen heeft als de wet, die ik u heden geef? Wees dus op uw hoede en zorg er voor, dat gij niet vergeet wat gij met eigen ogen gezien hebt. Laat dat uw leven lang niet uit uw gedachten gaan en geef het door aan uw kinderen en kleinkinderen.”

Tussenzang: Ps. 147, 12-13, 15-16, 19-20

Loof nu de Heer, Jeruzalem!
Loof nu de Heer, Jeruzalem, Sion, verheerlijk uw God! Want Hij heeft uw poorten stevig gegrendeld, uw zonen gezegend binnen uw muur.
Hij zendt zijn bevel uit over de aarde en haastig rept zich zijn woord. De sneeuw laat Hij vallen als vlokken wol en rijp strooit Hij uit als as.
Hij is het die Jakob zijn woord heeft gezonden zijn wet en geboden voor Israël. Nooit was er een volk dat hij zo heeft behandeld, geen ander maakt Hij zijn wegen bekend.

Vers voor het evangelie: cf. Lc. 8,15

Zalig zij, die het woord, dat zij hoorden in een goed en edel hart bewaren en vrucht voortbrengen door hun standvastigheid.

Evangelie: Mt. 5, 17-19

Wie de voorschriften onderhoudt en leert zal groot geacht worden In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Denkt niet dat Ik gekomen ben om Wet en Profeten op te heffen; Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om de vervulling te brengen Want voorwaar, Ik zeg u: Eerder nog zullen hemel en aarde vergaan, dan dat één jota of haaltje vergaat uit de Wet, voordat alles geschied is. Wie dus een van die voorschriften, zelfs het geringste, opheft en zo de mensen leert zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen, maar wie ze onderhoudt en leert, zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen.”

Donderdag 19 maart – H. Jozef, Bruidegomvan de heilige Maagd Maria, hoogfeest

Eerste lezing: 2 Sam. 7, 4-5a.12-14a.16

God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken In die dagen werd het woord van de Heer gericht tot de profeet Natan: “Zeg aan mijn dienaar David: Zo spreekt de Heer: Als uw dagen voleind zijn en gij bij uw vaderen rust, zal Ik de nazaat die gij verwekt, hoog verheffen en zijn koninklijke macht in stand houden. Hij zal een huis bouwen ter ere van mijn Naam en Ik zal zijn koninklijke troon voor altijd in stand houden. Ik zal hem tot vader zijn en hij zal mijn zoon zijn. Zo zal uw huis en uw koninklijke macht altijd stand houden; uw troon staat vast voor eeuwig.”

Tussenzang: Ps. 89(88), 2-3, 4-5, 27 en 29

Zijn nageslacht zal blijven voor altijd.
Uw gunsten, Heer, wil ik bezingen, uw trouw verkondigen aan elk geslacht. Gij hebt gezegd; mijn gunst blijft eeuwig duren, de hemel is de grondslag van mijn trouw.
Ik heb met David een verbond gesloten, mijn uitverkoren dienaar met een eed beloofd: Ik zal uw nageslacht in stand houden voor eeuwig, in alle tijden blijft uw troon bestaan.
Hij zal mij aanroepen: Gij zijt mijn vader, mijn God, de steenrots van mijn heil. Voor altijd kan hij rekenen op mijn genade, voor immer blijft mijn bond met hem van kracht.

Tweede lezing: Rom. 4, 13.16-18.22

Tegen alle hoop in heeft hij gehoopt Broeders en zusters, de belofte aan Abraham en zijn nakomelingen, dat zij de wereld zouden erven, steunt niet op de wet, maar op de gerechtigheid van het geloof. Daarom hangt het af van het geloof en dus van de genade en is de belofte verzekerd voor heel het nageslacht, niet alleen voor hen, die de wet hebben ontvangen, maar voor allen, die het geloof navolgen van ons aller vader Abraham. Van hem staat immers geschreven: “Ik heb u vader gemaakt van vele volken.” Hij is dit voor het aanschijn van God, in wie hij heeft geloofd, die de doden levend maakt en wat niet bestaat in het aanzijn roept. Tegen alle hoop in heeft hij gehoopt en geloofd dat hij vader zou worden van vele volken, gelijk hem gezegd was: “Zo talrijk zal uw nageslacht zijn.” Daarom werd het hem als gerechtigheid aangerekend.

Vers voor het evangelie Ps. 84(83), 5

Gelukkig zij, die wonen in uw huis, o Heer, die U daar altijd mogen prijzen.

Evangelie: Mt. 1, 16.18-21.24a

Jozef deed zoals de engel van de Heer hem bevolen had Jakob was de vader van Jozef, de man van Maria, en uit haar werd Jezus geboren, die Christus wordt genoemd. De geboorte van Jezus Christus vond plaats op deze wijze: Toen zijn moeder Maria verloofd was met Jozef bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger van de heilige Geest. Omdat Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, dacht hij er over in stilte van haar te scheiden. Terwijl hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer, die tot hem sprak: “Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de heilige Geest. Zij zal een Zoon ter wereld brengen, die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden.” Ontwaakt uit de slaap deed Jozef zoals de engel van de Heer hem bevolen had.

Ofwel:

Evangelie: Lc. 2, 41-51a

Uw vader en ik hebben met pijn naar U gezocht De ouders van Jezus reisden ieder jaar bij gelegenheid van het paasfeest naar Jeruzalem. En overeenkomstig het gebruik bij dit feest gingen zij opnieuw daarheen toen Hij twaalf jaar geworden was. Maar na afloop van die dagen bleef het kind Jezus, terwijl zij terugkeerden, in Jeruzalem achter zonder dat zijn ouders het wisten. In de mening dat Hij zich bij de karavaan bevond, gingen zij een dagreis ver en zochten Hem toen onder familieleden en bekenden. Omdat zij Hem niet vonden, keerden zij al zoekende naar Jeruzalem terug. Pas na drie dagen vonden zij Hem in de tempel, waar Hij te midden van de leraren zat naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde. Allen die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn begrip en zijn antwoorden. Toen zij Hem daar opmerkten, stonden zij verslagen. Zijn moeder zei tot Hem: “Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht.” Maar Hij antwoordde: “Wat hebt ge toch naar Mij gezocht? Wist ge dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?” Zij begrepen echter niet wat Hij daarmee bedoelde. Hij ging met hen mee naar Nazaret en was hun onderdanig.

Vrijdag 20 maart

Eerste lezing: Hos. 14, 2-10

Wij zullen nooit meer zeggen tegen het maaksel van onze handen: Gij zijt onze God Zo spreekt de Heer: “Bekeer u, Israël, tot de Heer uw God, want over uw schuld zijt gij gestruikeld. Kom met uw woorden als gave, bekeer u tot de Heer en zeg Hem: Gij vergeeft toch alle schuld, aanvaard ook onze goede wil: wij zullen onze woorden als offerdieren geven. Assur kan ons niet redden, wij zullen niet meer op paarden rijden en tegen het maaksel van onze handen zeggen wij nooit meer: Gij zijt onze God. Gij Heer, zijt immers degene bij wie de wees ontferming vindt.
Ik wil hen van hun ontrouw genezen en hun van harte mijn liefde schenken. Mijn toorn heeft zich van hen afgewend. Ik wil voor Israël zijn als de dauw: als een lelie zal hij gaan bloeien en hij zal wortels schieten, als op de Libanon. Zijn scheuten lopen uit, zijn luister evenaart die van de olijfboom, zijn geur die van de Libanon. Zij zullen opnieuw in zijn schaduw zitten, zij zullen koren kunnen verbouwen, zij zullen bloeien als de wingerd en vermaard zijn als de wijn van de Libanon. Wat heb Ik dan nog met de afgoden te maken, Efraïm? Ik ben het die hem verhoort en die naar hem omziet. Ik ben als een altijd groene cypres: aan Mij zijn uw vruchten te danken. Wie is zo wijs dat hij dit beseft, wie is zo verstandig dat hij dit inziet? Inderdaad, recht zijn de wegen van de Heer: de rechtschapenen bewandelen die, maar rebellen komen er ten val.”

Tussenzang: Ps. 81(80), 6c-8a, 8bc-9, 10-11 ab,14, 17

Ik ben de Heer, uw enige God,
Hoor dan, mijn volk, als Ik u waarschuw! Nu hoor ik een stem, die ik nooit heb gehoord: Ik heb u de last van uw schouders genomen. Uw handen lieten de draagkorven staan, gij hebt Mij geroepen, Ik heb u bevrijd.
Uit onweerswolken gaf Ik u antwoord, bij Meriba stelde Ik u op de proef. Hoor dan, mijn volk, als Ik u waarschuw, Israël, luister naar Mij!
Nooit mag er een vreemde god zijn bij u, aanbid geen goden uit andere landen. Want Ik ben de Heer, uw enige God, die u uit Egypte geleid heb.
Ach, luisterde nu mijn volk maar naar Mij, bewandelde Israël nu maar mijn paden, dan zou Ik mijn volk met tarwebloem voeden, met honing verzadigen uit de rots.

Vers voor het evangelie: Ps. 95(94), 8ab

Luistert heden naar de stem van de Heer, en weest niet halsstarrig.

Evangelie: Mc. 12, 28b-34

De Heer onze God is de enige Heer. Gij zult Hem beminnen met geheel uw hart In die tijd trad een schriftgeleerde op Jezus toe en legde Hem de vraag voor: “Wat is het allereerste gebod?” Jezus antwoordde: “Het eerste is: Hoor, Israël! De Heer onze God is de enige Heer. Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht. Het tweede is dit: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Er is geen ander gebod voornamer dan deze twee.” Toen zei de schriftgeleerde tot Hem: “Juist Meester, terecht hebt Ge gezegd: Hij is de enige en er bestaat geen andere buiten Hem, en Hem beminnen met heel zijn hart, heel zijn verstand en heel zijn kracht en de naaste beminnen als zichzelf dat gaat boven alle brand- en slachtoffers.” Omdat Jezus zag dat hij wijs gesproken had zei Hij hem:
“Gij staat niet ver af van het Koninkrijk Gods.” En niemand durfde Hem nog een vraag te stellen.

Zaterdag 21 maart

Eerste lezing: Hos. 6, 1-6

Vroomheid wens Ik, geen offergaven Zo spreekt de Heer: “In zijn ellende zal mijn volk Mij zoeken van de vroege morgen af en zeggen: Kom, laten we terugkeren tot de Heer, Hij heeft ons verscheurd, Hij zal ons ook genezen, Hij heeft wonden geslagen, Hij zal ze ook verbinden. Na twee dagen maakt Hij ons weer levend, op de derde dag laat Hij ons weer opstaan om weer te leven voor zijn aanschijn. Wij willen de Heer liefhebben, ons inspannen om Hem te kennen. En zeker als de dageraad vertoont Hij zich, komt Hij over ons als de regen, als de lenteregen die de aarde drenkt. Wat moet Ik met u beginnen, Efraïm? Wat moet Ik met u beginnen, Juda? Uw vroomheid is als de morgennevel, als de dauw die vroeg in de morgen verdwijnt. Daarom heb Ik op u ingeslagen door de profeten, heb Ik de dood gebracht door de woorden van mijn mond: mijn oordeel brak door als het licht. Want vroomheid wens Ik, geen offergaven, en liefde voor God méér dan brandoffers.”

Tussenzang: Ps. 51 (50), 3-4, 18-19, 20-21ab

In liefde heb Ik behagen, en niet in brandoffers (Hos. 6, 6).
God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid, delg mijn zondigheid in uw erbarmen. Was mijn schuld volkomen van mij af, reinig mij van al mijn zonden.
In geschenken hebt Gij geen behagen, wat ik U ook bied, Gij wilt het niet. Wat ik offer, God, is mijn boetvaardigheid, een vermorzeld en vernederd hart wijst Gij niet af.
Wees ook Sion in uw goedheid weer genadig, bouw de muren van Jeruzalem weer op. Dan ontvangt Gij alle offers die Gij hebt bevolen, dan komt men weer offeren op uw altaar.

Vers voor het evangelie: Am. 5, 14

Zoekt het goede en niet het kwade, opdat gij leeft en God met u blijft.

Evangelie: Lc. 18, 9-14

De tollenaar gaat gerechtvaardigd naar huis, maar niet de Farizeeër In die tijd vertelde Jezus, met het oog op sommigen die, – overtuigd van eigen gerechtigheid – de anderen minachtten, de volgende gelijkenis. “Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden, de een was een Farizeeër en de andere een tollenaar. De Farizeeër stond met opgeheven hoofd en bad bij zichzelf als volgt: God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar daar. Ik vast tweemaal per week en geef tienden van al mijn inkomsten. Maar de tollenaar bleef op een afstand en wilde zelfs niet zijn ogen opheffen naar de hemel, maar hij klopte zich op de borst en zei: God, wees mij, zondaar genadig. Ik zeg u: deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere, want al wie zich verheft zal vernederd, maar wie zich vernedert zal verheven worden.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus Sancta Maria, Mater Dei.
Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi sectundum verbum tuum

Ave Maria . . .

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria . . .

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix,
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus
Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur Per Christum Dominum nostrum. Amen

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.
Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria . . .

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria . . .

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God,
℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden

Laat ons bidden

Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis Door Christus, onze Heer. Amen.