Dagelijks Brood, lezingen van de dag 13 – 18 juli 2020

heilige-bonaventura-bisschop-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag 13 – 18 juli 2020

15e week door het jaar

Je kunt het boekje downloaden via deze link.

Viert met ons mee de Heilige Mis via YouTube kanaal OLV ter Nood

Maandag 13 juli – H. Henricus


Eerste lezing (Jes. 1, 11-17)


Gaat u reinigen! Uit mijn ogen met uw boze daden! Zo spreekt de Heer, uw God: “Waar dienen uw vele offers toe? Ik ben ze beu, uw brandoffers van rammen en het vet van de gemeste kalveren. Het bloed van stieren en schapen en bokken behaagt Mij niet langer. Wanneer gij voor mijn aangezicht verschijnt – wie heeft het van u gevraagd, dat ge mijn voorhoven platloopt? Staakt toch die zinloze offers! Ik walg van hun geur! Nieuwe maan en sabbat en hoogtijdag, zij behagen Mij niet langer: Ik wens geen feesten, gepaard met wangedrag! Uw nieuwe maanfeesten en uw hoogtijdagen, ze liggen Mij zwaar op het hart en Ik draag die last niet langer! Wanneer gij uw handen omhoogheft, dan doe Ik mijn ogen dicht. Gij kunt bidden zoveel als gij wilt, Ik luister niet langer. Uw handen zitten vol bloed. Gaat u wassen, gaat u reinigen! Uit mijn ogen met uw boze daden! Houdt op met kwaad doen, leert het goede doen, onderhoudt het recht, helpt de verdrukten, verdedigt de wees, pleit voor de weduwe, zo spreekt de almachtige Heer.

Tussenzang (Ps. 50, 8-9.16bc-17.21.23)


Refrein:Wie rechte wegen gaat, die vindt het heil van God.
Ik maak u over offers geen verwijt: uw offerdieren zie Ik aldoor branden. Ik wil geen stier meer hebben uit uw huizen en rammen uit uw schaapskooi vraag Ik niet.
Wat spreekt ge aldoor over mijn geboden en hebt ge mijn verbond steeds op de tong? Gij die van tucht een afkeer hebt en nimmer acht slaat op mijn woorden.
Zou Ik dan zwijgen als gij zoiets doet? Of meent ge soms dat Ik aan u gelijk ben? Ik klaag u aan. Ik leg u alles voor.
Wie offers brengt van lof, die eert Mij waarlijk, wie rechte wegen gaat, die vindt het heil van God.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 34)


Alleluia. Geef mij begrip om uw wet na te leven, Heer, om haar te volgen met heel mijn hart. Alleluia.

Evangelie (Mt. 10, 34 – 11, 1)

Ik ben geen vrede komen brengen, maar het zwaard In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Denkt niet dat Ik vrede ben komen brengen op aarde; Ik ben geen vrede komen brengen, maar het zwaard. Tweedracht ben Ik komen brengen tussen een man en zijn vader, tussen dochter en moeder, schoondochter en schoonmoeder; en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn. Wie vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig; wie zoon of dochter meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig. En wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mij niet waardig. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. Wie u opneemt, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op die Mij gezonden heeft. Wie een profeet opneemt, omdat het een profeet is, zal ook het loon van een profeet ontvangen; en wie een deugdzaam mens opneemt, omdat het een deugdzaam mens is, zal ook het loon van een deugdzame ontvangen. En wie een van deze kleinen, al was het maar een beker koud water geeft, omdat hij mijn leerling is, voorwaar, Ik zeg u: Zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.” Toen Jezus zijn lessen aan zijn twaalf leerlingen had geëindigd, vertrok Hij vandaar om te onderrichten en te prediken in hun steden.

Dinsdag 14 juli – H. Camillus de Lellis, priester

Eerste lezing (Jes. 7, 1-9)

Als gij niet gelooft, dan houdt ge geen stand! In de tijd dat Achaz koning van Juda was, trok Resin, de koning van Aram, samen met de koning van Israël, tegen Jeruzalem op, maar hij slaagde er niet in de stad te overmeesteren. Toen aan het huis van David bericht werd, dat Aram zich met Efraïm had verbonden, beefde het hart van de koning en het hart van zijn volk, zoals de bomen in het woud beven wanneer de wind waait. De Heer sprak echter tot Jesaja: “Gij moet Achaz tegemoet treden, samen met uw zoon Sear-Jasub, bij het einde van de waterleiding van de Bovenvijver, op de weg naar het Blekersveld. Daar moet gij het volgende tegen hem zeggen: Blijf maar rustig, wees niet bevreesd en laat uw hart niet onthutst zijn om die twee rokende stompen brandhout, om de wilde woede van de koning van Aram en de koning van Israël. Omdat Aram samen met Efraïm en met de koning van Israël onheil tegen u heeft beraamd en het plan heeft gemaakt tegen Juda op te trekken, het schrik aan te jagen, het te overmeesteren en er dan de zoon van Tabeal koning te maken, daarom heeft God de Heer aldus gesproken: Dat zal niet doorgaan! Dat zal niet gebeuren! Want Damascus mag de hoofdstad van Aram zijn en Resin het hoofd van Damascus, Samaria mag de hoofdstad van Efraïm zijn en de koning van Israël het hoofd van Samaria, maar over vijfenzestig jaar zal Efraïm ophouden een volk te zijn. Als gij niet gelooft, dan houdt ge geen stand!”

Tussenzang (Ps. 48, 2-3a.3b-4.5-6.7-8)

Refrein: De stad van de Heer der hemelse legers, God houdt haar voor eeuwig in stand.
Groot is de Heer, Hij zij hoog geprezen in onze Godsstad Jeruzalem. Zijn heilige berg rijst daar schitterend op, een vreugde voor ieder op aarde.
Voor ons is de Sion de Godenberg, de stad van de Grote Koning. God zelf, die binnen haar burchten verblijft, Hij toont zich een veilige vesting.
Zie, koningen kwamen te zamen en rukten tegen haar op. Maar toen zij haar zagen werden zij bang en sloegen verschrikt op de vlucht.
Opeens overviel hen de angst als weeën een barende vrouw; zoals de storm uit het oosten de schepen voor Tarsis treft.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 36a.29b)

Alleluia. Mijn hart zij gericht op wat Gij verordent, Heer, geef mij uw wet als gids. Alleluia.

Evangelie (Mt. 11, 20-24)

Het lot van Tyrus en Sidon zal beter te dragen zijn op de oordeelsdag dan dat van u. In die dagen begon Jezus de steden waarin de meeste van zijn wonderen waren gebeurd, te verwijten dat zij zich niet bekeerd hadden. “Wee u, Chórazin; wee u, Betsaïda! Tyrus en Sidon zouden reeds lang, in zak en as, zich bekeerd hebben, indien bij hen de wonderen waren gebeurd, die bij u hebben plaats gevonden. Ja, Ik zeg u: Het lot van Tyrus en Sidon zal beter te dragen zijn op de oordeelsdag dan dat van u. En gij, Kafarnaüm, zult ge soms tot de hemel toe verheven worden? Tot in de onderwereld zult ge neerzinken. Als in Sodom de wonderen gebeurd waren, die bij u zijn geschied, het zou tot op de dag van vandaag zijn blijven bestaan. Toch, Ik zeg u: Het lot van het land van Sodom zal beter te dragen zijn op de oordeelsdag dan dat van u.”

Woensdag 15 juli – H. Bonaventura, bisschop en kerkleraar

Eerste lezing (Jes. 10, 5-7.13-16)

Gaat de bijl het soms opnemen tegen de man die ermee hakt? Zo spreekt de Heer: “Asser is de roede van mijn toorn, de stok, die door mijn verbolgenheid gehanteerd wordt! Ik zend hem uit tegen een trouweloos volk; Ik laat hem oprukken tegen het volk waarop Ik vertoornd ben, om daar te plunderen en te roven en om dat volk te vertrappen als de modder op de straten. Asser zelf echter bedoelt het niet zo, hij ziet het niet zo in zijn hart zijn hart is alleen maar gebrand op vernielen, op het verdelgen van veel volkeren, want hij heeft gezegd: Door mijn eigen kracht heb ik dat gedaan en door mijn eigen inzicht, want ik weet wel wat ik doe. Ik heb de grenzen van de volkeren verschoven en hun schatten geroofd. Ik heb als een machtige held de hooggezetenen doen tuimelen. Naar de rijkdom van de volkeren heeft mijn hand gegrepen als naar een vogelnest en ik heb de hele aarde gepakt, zoals men in de steek gelaten eieren pakt: niemand verroerde een vleugel, deed zijn snavel open of piepte! Want – zo luidt de godsspraak – gaat de bijl het soms opnemen tegen de man die ermee hakt? Of zal de zaag zich iets verbeelden tegen degene die haar hanteert? Het zou zijn alsof een staf zwaaide met degene die hem pakt, alsof een stok iemand optilde die niet van hout is! Daarom zal de Heer, de Heer van de hemelse machten, Assurs koning de tering in zijn vet zenden en zal er onder zijn heerlijkheid een vuur ontbranden, een laaiende vlam.”

Tussenzang (Ps. 94, 5-6.7-8.9-10.14-15)

Refrein: Nooit zal de Heer zijn volk verstoten.
Verwaanden vertrappen uw volk, Heer, uw erfdeel wordt deerlijk mishandeld. Vreemden en weduwen slaan zij neer, wezen brengen zij om.
Zij zeggen: de Heer ziet het toch niet, Hij merkt het niet eens, Jakobs God. Gebruikt uw verstand, kortzichtige mensen, gij dwazen, wanneer wordt ge wijs?
Zou Hij die ons oren gaf zelf niet horen, zou Hij die het oog maakte zelf niet zien? Die volken terecht wijst, zou Hij niet straffen, zou Hij niets weten, die ons onderwijst?
Nooit zal de Heer zijn volk verstoten, zijn erfdeel geeft Hij niet op. Eens zullen de rechters rechtvaardig beslissen en alle rechtvaardigen vallen het bij.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 88)

Alleluia. Wees mij barmhartig en laat mij leven, Heer, dan blijf ik aan wat Gij verordent trouw. Alleluia.

Evangelie (Mt. 11, 25-27)

Deze dingen hebt Gij, Vader, verborgen gehouden voor wijzen en verstandigen, maar geopenbaard aan kinderen.
Op zeker ogenblik nam Jezus het woord en sprak: “Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kinderen. Ja Vader, zo heeft het U behaagd. Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren.”

Donderdag 16 juli – Heilige Maagd Maria van de berg Karmel

Eerste lezing (Jes. 26, 7-9.12.16-19)

Refrein: Wordt wakker en jubelt, gij allen die in het stof ligt bedolven!
Heer, het pad van de vrome is recht. Gij effent de weg voor rechtvaardige. Ook wanneer Gij de weg van uw oordelen gaat, zien wij hoopvol naar U uit; U te roemen en U te gedenken is het verlangen van ons hart. Mijn hart verlangt naar U in de nacht en mijn ziel zoekt U in de morgen. Wanneer uw oordelen de aarde treffen, leren de bewoners van de hele wereld wat gerechtigheid is. Maar geef ons vrede, Heer, want al wat ons ooit overkwam, hebt Gij ons gedaan. Gij, Heer, zijt het die men gaat zoeken in nijpende nood; de harde verdrukking was een straf, door U overgezonden. Als een zwangere vrouw, die in barensnood komt, die zich wringt en schreeuwt in haar weeën, zo waren wij, Heer, voor uw aanschijn. Wij hadden ontvangen, wij kwamen in barensweeën, maar toen wij baarden, baarden wij wind en hebben het land geen heil geschonken; de wereld kreeg er geen bewoners bij. Maar uw doden zullen weer leven, uw gevallenen staan weer op! Wordt wakker en jubelt, gij allen die in het stof ligt bedolven! Want uw dauw, Heer, is lichtende dauw en het land van de schimmen zal baren.

Tussenzang(Ps. 102, 13.14.15.16-18.19-21)

Refrein: De Heer ziet uit de hemel op aarde neer.
Gij, Heer, Gij blijft door de eeuwen, uw Naam van geslacht tot geslacht.
Rijs op en wees Sion genadig, want nu is het tijd om barmhartig te zijn, ja, nu is het uur gekomen!
Uw dienaren hebben die stenen lief, met deernis zien zij die puinhopen liggen.
De heidenen zullen uw Naam weer duchten, de vorsten der aarde uw heerlijkheid, Heer; wanneer Gij de muren van Sion herbouwt, wanneer Gij daar weerkeert in volle luister; wanneer Gij de stem der geplunderden hoort, hun smeekbeden niet naast U neerlegt.
Stelt dit dan op schrift voor het komend geslacht en laat onze zonen de Heer ervoor danken. De Heer ziet omlaag van zijn heilige hoogte, Hij ziet uit de hemel op aarde neer. Hij zal het geschrei der gevangenen horen, verlossen die aan de dood zijn gewijd.

Vers voor het evangelie (Ps. 119, 135)

Alleluia. Laat voor uw dienaar uw Aangezicht stralen, Heer, laat mij uw beschikkingen zien. Alleluia.

Evangelie(Mt. 11, 28-30)

Ik ben zachtmoedig en nederig van hart Op zeker ogenblik nam Jezus het woord en sprak: “Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.”

Vrijdag 17 juli

Eerste lezing (Jes. 38, 1-6.21-22.7-8)

Ik heb uw gebed gehoord en uw tranen gezien
In die dagen werd Hizkia dodelijk ziek. De profeet Jesaja, de zoon van Amos, ging naar hem toe en zei tot hem: “Zo spreekt de Heer: Stel orde op uw huis, want gij gaat sterven, gij zult niet langer in leven blijven”. Toen keerde Hizkia zijn gezicht naar de muur en bad tot de Heer: “Ach Heer, bedenk toch, hoe ik onder uw ogen geleefd heb met een trouw en toegewijd hart, en hoe ik gedaan heb wat U behaagt!” En Hizkia weende luid. Toen kwam het woord van de Heer tot Jesaja: “Ga naar Hizkia en zeg tot hem: Zo spreekt de Heer, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien. Welnu, Ik zal aan uw leven vijftien jaar toevoegen; Ik zal u en deze stad uit de greep van de koning van Assur redden; Ik neem deze stad onder mijn hoede.” Daarop gaf Jesaja opdracht een vijgekoek te halen en die op het gezwel te leggen: dan zou hij genezen. En Hizkia vroeg: “Aan welk teken zal ik zien, dat ik zal opgaan naar het huis van de Heer?” Jesaja antwoordde: “Dit is het teken dat de Heer u zal geven om u te laten weten, dat Hij zijn woord gestand zal doen: De schaduw, die door de zon de trappen van Achaz is afgedaald, zal ik tien trappen terug laten gaan.” En de zon ging op de zonnewijzer de tien trappen terug, die zij reeds had afgelegd.

Tussenzang (Jes. 38, 10.11.12abcd.16)

Refrein: Gij houdt mij terug van de kuil van de dood en schudt van U af mijn zonden.
Ik sprak: in de bloei van mijn leven bereik ik de poort van het dodenrijk, beroofd van de rest van mijn jaren.
Ik sprak: de Heer zal ik nooit meer aanschouwen, geen mens zal ik ooit nog zien.
Mijn woning op aarde wordt afgebroken en neergehaald als een herderstent. De wevers rollen mijn leven op en snijden mij af van de schering.
Ik kan slechts leven door uw genade, bij U alleen vindt mijn geest weer moed. Gij kunt mij genezen, mijn leven bewaren.

Vers voor het evangelie (Joh. 10, 27)

Alleluja. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, zegt de Heer, en ik ken ze en zij volgen Mij. Alleluja.

Evangelie (Mt. 12, 1-8)

De Mensenzoon is Heer van de sabbat Eens ging Jezus op een sabbat door de korenvelden; zijn leerlingen nu kregen honger en begonnen aren te plukken en te eten. De Farizeeën zagen dat en zeiden tot Hem: “Uw leerlingen doen daar iets wat op sabbat niet geoorloofd is.” Hij gaf hun ten antwoord: “Hebt gij niet gelezen wat David deed, toen hij en zijn metgezellen honger kregen? Hoe hij het huis van God binnenging en de toonbroden opat, die noch hij, noch zijn metgezellen, maar alleen de priesters mochten eten? Of hebt gij niet in de Wet gelezen, dat de priesters elke sabbat in de tempel de sabbat schenden en toch niet schuldig zijn? Ik echter zeg u: Hier is meer dan de tempel. Indien het maar tot u doorgedrongen was wat het zeggen wil: Ik wil liever barmhartigheid dan offers, dan zoudt gij deze onschuldigen niet veroordeeld hebben. Want de Mensenzoon is Heer van de sabbat.”

Zaterdag 18 juli

Eerste lezing (Mich. 2, 1-5)

Zij begeren akkers; zij begeren huizen Wee over hen, die onrecht beramen, en in hun bed bedacht zijn op boze daden, die zij bij het eerste morgenlicht bedrijven, machtig als hun handen zijn. Begeren zij akkers, dan roven zij die, begeren zij huizen, dan nemen zij die! Zij leggen beslag op de man en zijn huis, op de bezitter en op zijn bezit. Daarom spreekt de Heer aldus: “Ik ga tegen dat soort lieden een boze daad bedenken, iets dat gij niet van uw nek kunt schudden; gij zult niet meer rechtop gaan, want het wordt beslist een kwade tijd! Op die dag zal men een spotlied op u aanheffen en zal er een droevige klaagzang klinken: Wij zijn te gronde gericht, totaal te gronde gericht! Het erfdeel van mijn volk geeft Hij aan vreemden! Ach, Hij ontrukt het mij! Aan de goddelozen deelt Hij onze akkers uit! Dan zult gij niemand meer hebben die u een erfdeel toewijst in de gemeente van de Heer.”

Tussenzang (Ps. 10, 1-2.3-4.7-8.14)

Refrein: Wil toch de arme niet vergeten, Heer.
Waarom houdt Gij u op een afstand, Heer, verbergt Gij u in tijden van ellende; terwijl de goddeloze in zijn overmoed de arme kwelt, en hem verstrikt in listen en bedrog.
De zondaar pocht op zijn verdorven lusten, en met zijn hebzucht lastert hij de Heer. De goddeloze zegt hoogmoedig: niemand zal het wreken, er is geen God; en denkt niet verder na.
Zijn mond is vol bedrog en sluwheid, onheil en kwelling heeft hij op de tong. Hij ligt in hinderlaag tussen de struiken, slaat heimelijk de schuldeloze neer.
Toch ziet Gij het, ons leed, onze ellende, Gij hebt het immers in uw hand. Aan U geeft de noodlijdende zich over, de vaderloze rekent op uw hulp.

Vers voor het evangelie (Ps. 130, 5)

Alleluia. Op de Heer stel ik mijn hoop, op zijn woord vertrouw ik. Alleluia.

Evangelie (Mt. 12, 14-21)

Jezus drukte hun op het hart Hem niet bekend te maken In die tijd verlieten de Farizeeën de synagoge en smeedden plannen om Jezus uit de weg te ruimen. Maar omdat Jezus dit wist, trok Hij vandaar weg. Velen volgden Hem, en Hij genas ze allen. Hij drukte hun echter op het hart Hem niet bekend te maken, opdat in vervulling zou gaan het woord door de profeet Jesaja gesproken: “Zie, mijn Dienaar die Ik heb verkoren, mijn Welbeminde, in wie mijn ziel behagen vond. Ik zal mijn geest op Hem doen rusten, Gods Wet zal Hij verkondigen aan de volkeren. Hij zal twisten noch schreeuwen en op straat zal men zijn stem niet horen. Een geknakt riet zal Hij niet breken en een smeulende vlaspit niet doven voordat Hij Gods Wet ter overwinning heeft gevoerd; en op zijn Naam zullen de volkeren hopen.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave. Verdere info: www.olvternood.nl

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus Sancta Maria, Mater Dei.
Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi sectundum verbum tuum

Ave Maria . . .

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria . . .

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix,
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus
Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur Per Christum Dominum nostrum. Amen

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.
Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria . . .

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria . . .

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God,
℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden

Laat ons bidden

Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis Door Christus, onze Heer. Amen.