Dagelijks Brood, lezingen van de dag 10 – 15 augustus 2020

maria-ten-hemel-opneming-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood, lezingen van de dag is een klein boekje met de lezingen voor de heilige Mis van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Dagelijks Brood, lezingen van de dag  10 – 15 augustus 2020

19e week door het jaar

Je kunt het boekje downloaden via deze link.

Maandag 10 augustus H. Laurentius, diaken en martelaar

Eerste lezing (2 Kor. 9, 6-10)

God houdt van een blijmoedige gever

Broeders en zusters, bedenkt: wie karig zaait zal karig oogsten; wie overvloedig zaait, zal overvloedig oogsten. Laat ieder wat hij in zijn hart besloten heeft ten uitvoer brengen, zonder pijn en zonder dwang, want God houdt van een blijmoedige gever. En God heeft de macht u met alle gaven te overstelpen, zodat gij, altijd in alle opzichten van al het nodige voorzien, nog ruimschoots overhoudt voor elk goed werk. Zo staat er ook geschreven: “Hij heeft overvloedig gegeven aan de armen, zijn milddadigheid zal immer blijven.” Hij die de zaaier zaad verschaft en voedsel om te eten, zal ook u zaaigoed verschaffen en het vermenigvuldigen en de oogst van uw milddadigheid doen gedijen.

Tussenzang (Ps. 112, 1-2.5-6.7-8.9)

Refrein: Goed gaat het de mens die weggeeft en leent.

Gelukkig de mens die ontzag heeft voor God, die vreugde vindt in zijn geboden.

Zijn kroost zal machtig zijn in het land, gezegend zal zijn het geslacht van de vrome.

Goed gaat het de mens die weggeeft en leent, die eerlijk zijn zaken behartigt.

In eeuwigheid staat de rechtvaardige sterk, men blijft hem voor eeuwig gedenken.

Voor slechte tijding is hij niet bang, hij blijft ongeschokt op de Heer vertrouwen.

Standvastig en zonder vrees zet hij door tot hij op zijn vijanden neerziet.

Met mildheid deelt hij aan armen uit, hij zal zijn gerechtigheid nooit verliezen.

Zijn macht en zijn aanzien vermeerderen steeds; de zondaar zal het met afgunst aanschouwen.

Vers voor het evangelie (Joh. 8, 12b)

Alleluia. Wie Mij volgt dwaalt niet rond in de duisternis, maar zal het levenslicht bezitten. Alleluia.

Evangelie (Joh. 12, 24-26)

Als iemand Mij dient zal de Vader hem eren

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt blijft hij alleen; maar als hij sterft brengt hij veel vrucht voort. Wie zijn leven bemint, verliest het; maar wie zijn leven in deze wereld haat zal het ten eeuwigen leven bewaren. Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Als iemand Mij dient zal de Vader hem eren.”

Dinsdag 11 augustus H. Clara, maagd

Eerste lezing (Ez. 2, 8 – 3, 4)

Ik at de boekrol en zij werd in mijn mond als honing, zo zoet

Zo spreekt de Heer: “Gij, mensenkind, gij moet luisteren naar wat Ik u zeg; gij moet niet weerspannig zijn, zoals dat weerspannige volk. Doe uw mond open en eet wat ik u geef.” Ik keek en ik zag een hand, die naar mij werd uitgestoken, en in die hand een boekrol. Hij rolde die voor mij uit; zij was aan de voor- en aan de achterkant beschreven. Klachten, treurliederen en weegeroep, dat stond erop geschreven. Toen zei de Heer tot mij: “Mensenkind, wat u wordt voorgehouden, eet dat op. Eet deze boekrol op en ga dan en spreek tot het volk Israël.” Ik deed mijn mond open en Hij gaf mij die rol te eten. En de Heer zei tot mij: “Mensenkind, vul uw buik en verzadig uw binnenste met deze rol, die Ik u geef.” Ik at de rol en zij werd in mijn mond als honing, zo zoet. Toen zei de Heer tot mij: “En nu, mensenkind, nu gaat gij naar het volk Israël en brengt gij hun mijn woorden over!”

Tussenzang (Ps. 119, 14.24.72.103.111.131)

Refrein: Hoe heerlijk smaken mij uw beloften!

Mijn vreugde vind ik in wat Gij verordent, dat is mijn rijkste bezit.

Ik neem uw verordeningen ter harte, zij geven mij goede raad.

De wet uit uw mond is mij meer waard dan schatten van zilver en goud.

Hoe heerlijk smaken mij uw beloften, als honing zijn zij in mijn mond.

Mijn erfdeel is altijd wat Gij verordent, dat is de vreugd van mijn hart.

Mijn mond sper ik hijgend open, zo snak ik naar uw gebod.

Vers voor het evangelie (Ps. 145, 13cd)

Alleluia. Waarachtig is God in al zijn woorden en heilig in al wat Hij doet. Alleluia.

Evangelie (Mt. 18, 1-5.10.12-14)

Hoedt u er voor een van deze kleinen te minachten

In die tijd richtten de leerlingen tot Jezus de vraag: “Wie is nu wel de grootste in het Rijk der hemelen?” Hij riep een klein kind, zette het in hun midden en zei: “Voorwaar, Ik zeg u als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult gij het Rijk der hemelen zeker niet binnengaan. Wie dus zichzelf gering acht zoals dit kind, is de grootste in het Rijk der hemelen. En wie in mijn Naam zulk een kind opneemt, neemt Mij op. Hoedt u er voor een van deze kleinen te minachten, want Ik zeg u: zij hebben engelen in de hemel en deze aanschouwen voortdurend het aangezicht van mijn Vader, die in de hemel is. Wat dunkt u? Wanneer een man honderd schapen heeft en één daarvan verdwaalt, zal hij dan niet de negenennegentig in de bergen alleen laten om op zoek te gaan naar het verdwaalde? En gelukt het hem dat te vinden, voorwaar, Ik zeg u, dan zal hij over dat ene meer verheugd zijn dan over de negenennegentig, die niet verdwaald waren. Zo ook wil uw hemelse Vader niet, dat een van deze kleinen verloren gaat.”

Woensdag 12 augustus

Eerste lezing (Ez. 9, 1-7 + 10, 18-22)

Teken een merk op de voorhoofden van hen die zuchten en jammeren over al de gruwelen die in Jeruzalem bedreven worden

De Heer riep met luide stem en het klonk in mijn oren: “Treedt aan, gij die de stad moet straffen, ieder met zijn moordwapen in de hand!” Daar kwamen zes mannen van de kant van de Bovenpoort, die op de Noordkant ligt, ieder met zijn vernielingswapen in de hand. Er was één man bij, in linnen gekleed, die schrijfgerei aan zijn gordel droeg. Zij kwamen naderbij en stelden zich naast het bronzen altaar op. De heerlijkheid van de God van Israël echter had zich verheven van de Kerub, waarop zij stond, en was naar de drempel van het huis gegaan. De Heer riep de in linnen geklede man, die het schrijfgerei aan zijn gordel droeg. En Hij zei tot hem: “Ga midden door de stad, midden door Jeruzalem, en teken een merk op de voorhoofden van hen, die zuchten en jammeren over al de gruwelen, die in die stad bedreven worden.” En tot de anderen zei de Heer -en het klonk in mijn oren- “Gaat door de stad heen, achter hem aan, en slaat toe, zonder iemand te sparen, zonder deernis. Oude mannen, jonge mannen, meisjes, zuigelingen, vrouwen: gij moet hen doden en ombrengen. Alleen zij die het merkteken dragen, moogt gij niet aanraken. Bij mijn heiligdom moet gij beginnen.” Zij begonnen dus met de mannen, de ouderlingen, die zich vóór de tempel bevonden. Nog zei de Heer tot hen: “Verontreinigt de tempel maar en vult de voorhoven met lijken. En nu vooruit! Gaat heen en slaat toe in de stad!” Toen ging de heerlijkheid van de Heer weer weg van de drempel van het huis en zij ging boven de Kerubs staan. De Kerubs hieven hun vleugels omhoog, rezen vóór mijn ogen van de grond en gingen weg, en de raderen gingen met hen mee. Bij de ingang van de oostelijke poort van het huis van de Heer hielden zij stil. En boven hen was de heerlijkheid van de God van Israël. Het waren dezelfde wezens, die ik onder de God van Israël gezien had bij de rivier, de Kebar, en ik begreep nu dat het Kerubs waren. Ieder van hen had vier aangezichten; ieder had vier vleugels en onder hun vleugels hadden zij iets dat leek op een menselijke hand. En wat het voorkomen van hun aangezichten betreft: het waren dezelfde aangezichten, die ik bij de rivier, de Kebar, gezien had. Zij zagen er net zo uit; zij waren het zelf. Zij gingen recht vooruit, zoals ieders aangezicht stond.

Tussenzang (Ps. 113, 1-2.3-4.5-6)

Refrein: De Glorie des Heren beheerst de hemel.

Of: Alleluia.

Verheerlijkt, dienaars des Heren, verheerlijkt de Naam van de Heer.

De Naam van de Heer zij geprezen, vandaag en in eeuwigheid.

Van ochtendgloren tot avondrood moet ieder die Naam aanbidden.

Want boven de volkeren troont de Heer, zijn Glorie beheerst de hemel.

Wie is als de Heer onze God, hoog boven de sterren gezeten?

Die van omhoog overziet het hemelgewelf en de aarde.

Vers voor het evangelie (Mt. 4, 4b)

Alleluia. Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt. Alleluia.

Evangelie (Mt. 18, 15-20)

Wanneer uw broeder die zondigde naar u luistert, dan hebt gij uw broeder gewonnen

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen. Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen. Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de kerk. Wil hij ook naar de kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar. Voorwaar, Ik zeg u: wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn. Eveneens zeg Ik u: wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen -het moge zijn wat het wil- zullen zij het verkrijgen van mijn Vader, die in de hemel is. Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.”

Donderdag 13 augustus H. Pontianus, paus / H. Hippolytus, priester, martelaren

Eerste lezing (Ez. 12, 1-12)

Ik ben voor u een teken; zoals ik gedaan heb, zo zal met hen gebeuren

Het woord van de Heer werd tot mij gericht: Mensenkind, ge woont temidden van een weerspannig volk, dat ogen heeft om te zien maar niet ziet, en oren om te horen maar niet hoort; het is nu eenmaal een weerspannig volk. Mensenkind, pak bij elkaar zoveel als een balling mee kan nemen en ga bij dag, voor aller ogen, in ballingschap. Voor hun ogen moet ge uit uw woonplaats vertrekken naar elders; misschien komen ze dan tot het inzicht dat ze een weerspannig volk zijn. Breng de bagage voor uw ballingschap overdag voor hun ogen naar buiten en vertrek voor hun ogen tegen het vallen van de avond als een balling. Maak voor hun ogen een gat in de muur en stap daar doorheen. Uw bagage moet ge voor hun ogen op uw schouders laden en in het donker vertrekken; ge moet uw gezicht bedekken, zodat ge de grond niet kunt zien; want Ik maak u tot een teken voor het volk van Israël. Ik deed zoals mij bevolen was; ik bracht de bagage die ik als balling nodig had overdag naar buiten, en tegen de avond maakte ik met mijn hand een gat in de muur; in het donker laadde ik voor hun ogen de bagage op mijn schouder en vertrok. De volgende morgen werd het woord van de Heer tot mij gericht:  Mensenkind, heeft het volk van Israël, dat weerspannige volk, u niet gevraagd: Wat doet u?’ Zeg tot hen: Zo spreekt De Heer de Heer: Dit is een boodschap voor de vorst in Jeruzalem en voor heel het volk van Israël dat daar woont. Zeg tot hen: ik ben voor u een teken; zoals ik gedaan heb, zo zal met hen gebeuren: in ballingschap, in gevangenschap zullen ze gaan. Hun vorst zal in het donker zijn bagage op zijn schouder laden en de stad verlaten; men zal een gat in de muur maken om hem naar buiten te laten; hij zal zijn gezicht bedekken, omdat hij deze grond met eigen ogen niet zal weerzien.  

Tussenzang (Ps. 78, 56-57.58-59.61-62)

Refrein: Vergeet toch nooit wat God heeft gedaan.

Zij beproefden en tartten God weer en wilden zijn wetten niet onderhouden.

Zoals hun vaderen dwaalden zij af als pijlen van onbetrouwbare bogen.

Met offerhoogten tergden zij Hem en wekten zijn naijver op met hun beelden.

God zag hun gedrag en ontbrandde in woede, wierp Israël ruw van zich af.

Zijn Sterkte liet Hij in ballingschap gaan, Zijn Luister gaf Hij de vijand in handen.

Zijn volk gaf Hij prijs aan het moordende zwaard, Zijn gramschap kwam neer op zijn erfdeel.

Vers voor het evangelie (Ps. 27, 11)

Alleluia. Toon mij uw weg, Heer, bij tegenstand, Leid mij langs effen paden. Alleluia.

Evangelie (Mt. 18, 21 – 19, 1)

Zo zal ook mijn hemelse Vader met ieder van u handelen, die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt  

Toen kwam Petrus naar Jezus toe en sprak: “Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe?” Jezus antwoordde hem: “Neen, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zevenmaal. Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning die rekening en verantwoording wilde vragen aan zijn dienaren. Toen hij hiermee begon, bracht men iemand bij hem die tienduizend talenten schuldig was. Daar hij niets had om te betalen gaf de heer het bevel hem te verkopen met vrouw en kinderen en al wat hij bezat om zo de schuld te vereffenen. De dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. De heer kreeg medelijden met die dienaar, liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt. Maar toen die dienaar buiten kwam, trof hij daar een andere dienaar die hem honderd denariën schuldig was; hij greep hem bij de keel en zei: Betaal wat je schuldig bent. De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: Heb geduld met mij en ik zal u betalen. Maar hij weigerde en liet hem zelfs in de gevangenis zetten, totdat hij zijn schuld zou hebben betaald. Toen nu de overige dienaren zagen wat er gebeurd was, waren zij diep verontwaardigd en gingen hun heer alles vertellen. Daarop liet de heer hem roepen en sprak: Jij lelijke knecht, heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je mij erom gesmeekt hebt. Had jij dan ook geen medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik met jou medelijden heb gehad? En in toorn ontstoken leverde zijn heer hem over aan de beulen, totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben. Zo zal ook mijn hemelse Vader met ieder van u handelen, die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.”   Toen Jezus deze toespraak geëindigd had, vertrok Hij uit Galilea en ging naar het Overjordaanse gebied van Judea.  

Vrijdag 14 augustus H. Maximiliaan Maria Kolbe, priester en martelaar

Eerste lezing (Ez. 16, 1-15.60.63)

Uw faam verbreidde zich, vanwege uw schoonheid, want die was volmaakt; maar gij zijt ontucht gaan plegen

Het woord van de Heer werd tot mij gericht: “Mensenkind, gij moet Jeruzalem haar verfoeilijke daden onder ogen brengen. Gij moet zeggen: Zo spreekt God de Heer tot Jeruzalem: “Naar herkomst en afstamming zijt gij uit het land van de Kanaänieten. Uw vader was een Amoriet, uw moeder een Hethietische. En wat uw geboorte betreft: op de dag dat gij gebaard werd, is uw navelstreng niet doorgeknipt, zijt gij niet met water schoongewassen, niet met zout gewreven en niet in doeken gewikkeld. Geen oog is met u begaan geweest, men heeft niet naar u gekeken om uit medelijden één van die dingen voor u te doen. Gij zijt neergegooid op het veld, omdat men een afkeer van u had, op de dag van uw geboorte. Toen ben Ik voorbijgekomen en heb Ik u gezien. Ik zag u trappelen in uw bloed en terwijl gij daar zo trappelde in uw bloed, zei Ik: Jij moet in leven blijven! Ja, Ik zei tot u die daar lag in uw bloed: Jij moet inleven blijven! Ik heb u laten opgroeien, als het kruid op het veld, en gij zijt groot geworden en tot volle wasdom gekomen. Uw borsten werden vast en uw haren groeiden aan, maar gij waart nog naakt en bloot. Toen kwam Ik weer voorbij en zag Ik, dat de tijd van de liefde voor u was gekomen. Ik heb de slip van mijn mantel over u uitgespreid en uw naaktheid bedekt. Ik heb u trouw gezworen en een verbond met u gesloten -zo spreekt God de Heer- en gij zijt de mijne geworden. Ik heb u met water gewassen, het bloed van u afgewist en u met olie gezalfd. In bonte weefsels heb Ik u gekleed en met kostelijk leer geschoeid; Ik heb u een linnen hoofddoek omgebonden en u een zijden mantel omgeslagen. Ik heb u met sieraden getooid; om uw polsen heb Ik armbanden gedaan en een snoer om uw hals. Ik gaf u een neusring, oorringen en een schitterende diadeem op uw hoofd. Gij hebt u met goud en met zilver getooid, en uw kleren waren van linnen, van zijde en van geborduurde weefsels; uw voedsel bestond uit het fijnste meel en honing en olie. Gij werd een schone vrouw, een uitzonderlijke schoonheid, het koningschap waardig. En onder de heidense volken verbreidde zich uw faam vanwege die schoonheid, want die was volmaakt, door de luister die Ik u had bijgezet, -zo spreekt God de Heer-. Maar door uw schoonheid zijt gij zelfverzekerd geworden en gij zijt ontucht gaan plegen met uw faam; aan iedere voorbijganger hebt gij uw ontucht aangeboden. Toch zal Ik weer terugdenken aan het verbond, dat Ik in uw jonge jaren met u was aangegaan. Ik zal een eeuwigdurend verbond met u sluiten. Dan zult gij tot inkeer komen en schaamrood worden; van schaamte zult gij uw mond niet meer opendoen wanneer Ik verzoening bewerk voor alles wat gij hebt gedaan.”

Of:

Eerste lezing (Ez. 16, 59-63)

Ik zal weer terugdenken aan het verbond  en gij zult u schamen

Zo spreekt God de Heer: “Met u zal Ik doen zoals gij met Mij hebt gedaan, gij die de eed zo gering hebt geacht dat gij het verbond hebt verbroken. Toch zal Ik weer terugdenken aan het verbond dat Ik in uw jonge jaren met u was aangegaan. Ik zal een eeuwigdurend verbond met u sluiten. Dan zult gij terugdenken aan uw gedragingen en u schamen, wanneer Ik uw zusters, de grotere en de kleinere, zal krijgen en ze u als dochters zal geven, zonder dat het verbond met u Mij daartoe verplicht. Ik zal mijn verbond met u sluiten en gij zult erkennen, dat Ik de Heer ben. Dan zult gij tot inkeer komen en schaamrood worden en van schaamte geen mond meer opendoen wanneer Ik verzoening bewerk voor alles wat gij gedaan hebt.”

Tussenzang Jes. 12, 2-3.4bcd.5-6)

Refrein: Ik dank U, o Heer, Gij waart toornig op mij, maar nu schenkt Gij troost en vergeving.

God is mijn heil, ik verlaat mij op Hem, ik hoef voor geen onheil te vrezen.

De Heer is mijn sterkte, de Heer geeft mij kracht, Hij toont zich mijn helper en redder.

De dag is nabij dat ge water zult putten met opgeruimd hart uit de bron van het heil.

Brengt dank aan de Heer en huldigt zijn Naam, verkondigt de volken zijn machtige daden, maakt alom zijn grootheid bekend.

Zingt luid voor de Heer, die wonderen deed, laat heel de aarde het horen.

Verheugt u en juicht, gij die Sion bewoont, want Israëls Heilige woont in uw midden.

Vers voor het evangelie (1 Tess. 2, 13)

Alleluia. Ontvangt het goddelijk woord, niet als een woord van mensen maar als wat het inderdaad is: het woord van God. Alleluia.

Evangelie (Mt. 19, 3-12)

Om de hardheid van uw hart heeft Mozes u toegestaan uw vrouwen weg te zenden; aanvankelijk was dit echter niet zo

In die tijd kwamen er Farizeeën naar Jezus toe om Hem op de proef te stellen met de vraag: “Staat het een man vrij zijn vrouw te verstoten, om welke reden dan ook?” Hij gaf hun ten antwoord: “Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper in het begin hen als man en vrouw gemaakt heeft en gezegd heeft: Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen worden één vlees? Zo zijn zij dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn. Wat God derhalve heeft verbonden mag een mens niet scheiden.” Zij zeiden Hem: “Waarom heeft Mozes dan voorgeschreven bij het wegzenden van een vrouw een scheidingsbrief te geven?” Hij antwoordde: “Om de hardheid van uw hart heeft Mozes u toegestaan uw vrouwen weg te zenden; aanvankelijk was dit echter niet zo. Ik zeg u dus: wie zijn vrouw wegzendt – en dit niet wegens ontucht – en een ander huwt, begaat echtbreuk; en wie een weggezonden vrouw huwt, begaat echtbreuk.” De leerlingen zeiden Hem: “Als de verhouding tussen man en vrouw zó is kan men beter niet trouwen.” Hij antwoordde: “Niet iedereen kan dit begrijpen, maar alleen zij aan wie het gegeven is. Er zijn onhuwbaren die zo uit de moederschoot zijn voortgekomen; en er zijn onhuwbaren die door de mensen zo gemaakt zijn; maar ook zijn er onhuwbaren die zichzelf onhuwbaar hebben gemaakt omwille van het Rijk der hemelen. Wie bij machte is dit te begrijpen, hij begrijpe het!”

Zaterdag 15 augustus MARIA TENHEMELOPNEMING, Hoogfeest

Eerste lezing (Apok. 11, 19a + 12, 1-6a.10ab)

Een Vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten

Toen ging de tempel van God in de hemel open, en er verscheen een groot teken aan de hemel: een Vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger en kreet in haar weeën en barensnood. Toen verscheen aan de hemel een ander teken: een grote, vuurrode Draak. Hij had zeven koppen en tien horens en op elke kop een diadeem. En zijn staart vaagde een derde deel van de sterren des hemels weg en wierp die op de aarde. En de Draak stond vóór de Vrouw, die zou baren om zodra zij gebaard had, haar kind te verslinden. En zij baarde een kind, een zoon,die alle volken zal weiden met een ijzeren staf. En haar kind werd ijlings weggevoerd naar God en zijn troon. En de vrouw vluchtte naar de woestijn waar zij een plaats heeft, door God bereid. En ik hoorde een stem in de hemel roepen: “Nu is gekomen het heil en de macht en het koningschap van onze God en de heerschappij van zijn Gezalfde.”

Tussenzang (Ps. 45, 10bc.11-12ab.16)

Refrein: Naast u staat de koningin, getooid met goud.

Prinsessen komen u daar tegemoet, en naast u staat de koningin, getooid met goud uit Ofir.

Nu luister, dochter, wees aandachtig, vergeet uw volk, vergeet uw vaderhuis.

Uw schoonheid wekt de liefde van de koning, brengt hem uw hulde, want hij is uw heer.

Men haalt hen in met blijdschap en gejuich, zij treden binnen in de koninklijke woning.

Tweede lezing (1 Kor. 15, 20-26)

Als eerste en voornaamste Christus, vervolgens zij die Christus toebehoren

Broeders en zusters, Christus is opgewekt uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn. Want omdat door een mens de dood is gekomen, komt door een mens ook de opstanding der doden. Zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook allen in Christus herleven. Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens, bij zijn komst die Christus toebehoren: daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader zal overdragen, na alle heerschappijen en alle machten en krachten te hebben onttroond. Want het is vastgesteld, dat Hij het koningschap zal uitoefenen, tot Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. En de laatste vijand, die vernietigd wordt, is de dood.

Vers voor het evangelie

Alleluia. Maria is ten hemel opgenomen: het engelenkoor jubelt. Alleluia.

Evangelie (Lc. 1, 39-56)

Hij deed aan mij zijn wonderwerken en slaat trosten van hart uiteen

In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar de stad in Juda. Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabeth. Zodra Elizabeth de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot. Elisabeth werd vervuld met de heilige Geest en riep uit met luide stem: “Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. Waaraan heb ik het te danken dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt? Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor bereikte sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Zalig zij die geloofd heeft dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is.” En Maria sprak: “Mijn hart prijst hoog de Heer. Van vreugde juicht mijn geest om God, mijn redder, daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid van zijn dienstmaagd. En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig, omdat Hij die machtig is aan mij zijn wonderwerken deed, en heilig is zijn Naam. Barmhartig is Hij, van geslacht tot geslacht, voor hen die Hem vrezen. Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen. Heersers ontneemt Hij hun troon, maar Hij verheft de geringen. Die hongeren overlaad Hij met gaven, en rijken zendt Hij heen met lege handen. Zijn dienaar Israël heeft Hij zich aangetrokken, gedachtig zijn barmhartigheid voor eeuwig jegens Abraham en zijn geslacht, gelijk Hij had gezegd tot onze Vaderen.” Nadat Maria ongeveer drie maanden bij haar gebleven was keerde zij naar huis terug.

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad” (Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99 t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave. Verdere info: www.olvternood.nl

Gebed van de Vrouwe van alle volkeren

Heer Jezus Christus, zoon van de Vader zend nu Uw Geest over de aarde. Laat de Heilige Geest wonen in de harten van alle volkeren opdat zij bewaard mogen blijven voor verwording, rampen en oorlog. Moge de Vrouwe van alle Volkeren, de heilige Maagd Maria, onze voorspreekster zijn. Amen

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen en Gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen

Angelus ad Virginem

℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae
℟.Et concepit de Spiritu Sancto

Ave Maria Gratia plena, Dominus tecum Benedicta tu in mulieribus Et benedictus fructus ventris tui, Jesus Sancta Maria, Mater Dei.
Ora pro nobis peccatoribus Nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

℣.Ecce ancilla Domini
℟.Fiat mihi sectundum verbum tuum

Ave Maria . . .

℣.Et Verbum caro factum est
℟.Et habitavit in nobis

Ave Maria . . .

℣.Ora pro nobis, Sancta Dei Genetrix,
℟.Ut digni efficiamur promissionibus Christi

Oremus
Gratiam tuam, quaesumus, Domine mentibus nostris infunde ut, qui, Angelo nuntiante Christi Filii tui incarnationem cognovimus per passionem eius et crucem ad resurrectionis gloriam perducamur Per Christum Dominum nostrum. Amen

De Engel des Heren

℣.De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt
℟.En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest

Wees gegroet, Maria Vol van genade, de Heer is met U Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.
Heilige Maria, Moeder van God bid voor ons, zondaars nu en in het uur van onze dood. Amen.

℣.Zie de dienstmaagd des Heren
℟.Mij geschiede naar uw woord

Wees gegroet, Maria . . .

℣.En het Woord is vlees geworden
℟.En Het heeft onder ons gewoond

Wees gegroet, Maria . . .

℣.Bid voor ons, heilige Moeder van God,
℟.opdat wij de beloften van Christus waardig worden

Laat ons bidden

Heer, wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus, uw Zoon, leren kennen Wij bidden U stort uw genade in onze harten opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis Door Christus, onze Heer. Amen.