Dagelijks Brood 9 t/m 14 juli 2018

martelaren-van-gorcum-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood is een klein boekje met de lezingen van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Lezingen van maandag t/m zaterdag 9 – 14 juli 2018 (week 14, tijd door het jaar)

U kunt hier deze week downloaden in PDF

Maandag 9 juli – HH. Martelaren van Gorcum

Eerste lezing (2 Kor. 4, 7-25)
Broeders en zusters, wij dragen een schat in aarden potten; duidelijk blijkt dat die overgrote kracht van God komt en niet van ons. Wij worden aan alle kanten bestookt, maar raken toch niet klem; wij zien geen uitweg meer, maar zijn nooit ten einde raad; wij worden opgejaagd, maar niet in de steek gelaten; wij worden neergeveld, maar gaan er niet aan dood. Altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee, want ook het leven van Jezus moet in ons lichaam openbaar worden. Voortdurend wordt ons leven aan de dood uitgeleverd om Jezus’ wil, opdat ook het leven van Jezus zich zou openbaren in ons sterfelijk bestaan. Zo verricht de dood zijn werk in ons en het leven in u. Maar wij bezitten die geest van geloof waarvan de Schrift zegt: “Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken.” Ook wij geloven en daarom spreken wij. Want wij weten, dat Hij die de Heer Jezus van de doden heeft opgewekt, ook ons evenals Jezus ten leven zal wekken om ons tot zich te voeren, samen met u. Want alles gebeurt voor u: de genade moet zich in velen vermenigvuldigen, zodat steeds meer mensen dank brengen aan God, tot eer van zijn Naam.

Tussenzang (Ps. 126/125)
Refrein: Die onder tranen zaaien, oogsten met gejuich.
De Heer bracht Sions ballingen terug, het was alsof wij droomden. Toen lachten alle monden en juichte elk tong.
Toen zei men bij de volken: geweldig is het wat de Heer hen deed. Geweldig was het wat de Heer ons deed, daarom zijn wij zo blij.
Keer nu ons lot ten goede, Heer, zoals een beek doet in de Zuid-woestijn. Die onder tranen zaaien zij oogsten met gejuich.
Vol zorgen gaan zij uit met zaaizakken beladen; maar keren zingend weer beladen met hun schoven.

Vers voor het evangelie
Alleluia. U, God, loven wij, U, Heer, prijzen wij. U looft het blanke heer der martelaren. Alleluia.

Evangelie (Mt. 10, 17-22)
In die tijd zei Jezus tot de twaalf: “Neemt u in acht voor de mensen. Zij zullen u overleveren aan de rechtbanken en u geselen in hun synagogen. Gij zult voor stadhouders en koningen gebracht worden omwille van Mij, om zo ten overstaan van hen en de heidenen getuigenis af te leggen. Maakt u echter wanneer men u overlevert niet bezorgd over het hoe of wat van uw spreken: op dat ogenblik zal u worden ingegeven wat gij moet zeggen. Want niet gij zijt het die spreekt, maar door u spreekt dan de Geest van uw Vader. De ene broer zal de andere overleveren om hem te laten doden; de vader zijn kind; de kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen ter dood doen brengen. Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen, omwille van mijn Naam. Wie echter ten einde toe volhardt, hij zal gered worden.”

Dinsdag 10 juli

Eerste lezing (Hos. 8, 4-7.11-13)
Zo spreekt de Heer: “De kinderen van Israël hebben koningen aangesteld, maar buiten Mij om; zij hebben zich leiders gekozen, maar buiten mijn weten. Van hun zilver en goud maakten zij afgodsbeelden, goed om stukgeslagen te worden. Verwijder toch uw stierenbeeld, Samaria! Mijn toorn ontbrandt tegen hen. Hoelang zal het nog duren? Zijn zij dan niet tot onschuld in staat? Ja, die afgod komt uit Israël, door een kunstenaar daar gemaakt, maar het is geen god. Ja, het zal versplinterd worden, dat stierenbeeld van Samaria! ja, zij zaaien wind, maar storm zullen zij oogsten; de halmen waar geen groei in zit, geven geen meel, en al gaven zij het wel, vreemden vraten het op. Ja, Efraïm heeft zijn altaren talrijk gemaakt, maar ze dienden om te zondigen, altaren om te zondigen! Al schrijf Ik mijn wet ook nog zo vaak aan hem voor, zij geldt als de wet van een vreemde. Zij brengen offers naar hun eigen welbehagen en eten van het offervlees, maar de Heer aanvaardt die niet. Nu herinnert Hij zich hun schuld en straft Hij hun zonden: zij gaan naar Egypte terug!”

Tussenzang (Ps. 115/113B)
Refrein: Israëls volk vertrouwt op de Heer. Of: Alleluia.
De God van Israël is in de hemel, Hij handelt zoals Hij verkiest. Hun afgodsbeelden zijn zilver en goud, door mensenhanden vervaardigd.
Zij hebben een mond, maar zij spreken niet, zij hebben ogen en zien niet; zij hebben oren, maar horen niet, zij hebben een neus, maar zij ruiken niet.
Zij hebben handen en tasten niet, zij hebben voeten en lopen niet, er komt geen geluid uit hun keel. Al even onnozel is hij die ze maakt, en die nu vertrouwt op hun macht.
Israëls volk vertrouwt op de Heer, Hij is hun helper en schild. Aärons stam vertrouwt op de Heer, Hij is hun helper en schild.

Vers voor het evangelie (Ps. 27/26, 11)
Alleluia. Toon mij uw weg, Heer, bij tegenstand leid mij langs effen paden. Alleluia.

Evangelie (Mt. 9, 32-38)
In die tijd bracht men Jezus een stomme, die door de duivel bezeten was. Zodra de duivel was uitgedreven, begon de stomme te spreken. De mensen zeiden vol verbazing: “Nog nooit heeft men in Israël zó iets gezien.” Maar de Farizeeën zeiden: “De vorst der duivels stelt Hem in staat de duivels uit te drijven.” Jezus ging rond door alle steden en dorpen, waar Hij onderricht gaf in hun synagogen en de Blijde Boodschap verkondigde van het Koninkrijk en alle ziekten en kwalen genas. Bij het zien van die menigte mensen werd Hij door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder. Toen sprak Hij tot zijn leerlingen: “De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten.”

Woensdag 11 juli – H. Benedictus, abt, patroon van Europa

Eerste lezing (Spr. 2, 1-9)
Mijn zoon, als gij mijn woorden aanneemt en mijn geboden zorgvuldig bewaart en uw oor dan spitst op de wijsheid en uw hart naar het inzicht keert, ja, als gij de schranderheid tot u roept en tot het inzicht uw stem verheft, als gij ernaar zoekt als naar zilver en speurt als naar verborgen schatten, dan zult gij de vrees voor de Heer verstaan en vindt gij de kennis van God. De Heer immers geeft de wijsheid; uit zijn mond komen kennis en inzicht. Hij verzekert de voorspoed van de rechtvaardigen en de bescherming van wie onberispelijk leven. Hij behoedt de paden van het recht en beschermt de weg van zijn getrouwen. Dan zult gij gerechtigheid verstaan en recht, rechtschapenheid en alle goede wegen.

Tussenzang (Ps. 34/33)
Refrein: De Heer zal ik prijzen iedere dag.
De Heer zal ik prijzen iedere dag, zijn lof ligt mij steeds op de lippen. Mijn geest is fier op de gunst van de Heer, laat elk die het hoort zich verheugen.
Verheerlijkt de Heer te samen met mij en laat ons eendrachtig zijn Naam vereren. Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig, want Hij stelt u niet teleur.
Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is, gelukkig is hij die zijn heil zoekt bij Hem. Komt, kinderen, luistert naar wat ik u zeg; ik leer u de Heer te vrezen.
Weerhoud dan uw tong van boosaardige taal, uw lippen van leugenachtige woorden. Vermijd dan het kwade en doe slechts wat goed is, streef altijd naar vrede en laat die niet los.

Vers voor het evangelie (Mt. 5, 3)
Alleluia. Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. Alleluia.

Evangelie (Mt. 19, 27-29)
In die tijd zei Petrus tot Jezus: “Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen. Wat zullen wij dus krijgen?” Jezus sprak tot hen: “Voorwaar Ik zeg u: bij de wedergeboorte, wanneer de Mensenzoon zal gezeten zijn op de troon van zijn heerlijkheid, zult ook gij die Mij gevolgd zijt, gezeten zijn op twaalf tronen en heersen over de twaalf stammen van Israël. En ieder die zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw, kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn Naam, zal het honderdvoudig terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen.”

Donderdag 12 juli

Eerste lezing (Hos. 2, 1.3-4.8c-9)
Zo spreekt de Heer: “Toen Israël nog jong was, kreeg Ik hem lief en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen. Ik ben het, die Efraïm heb leren lopen, die hem bij zijn armen heb gevat. Zij echter wilden maar niet weten, dat Ik het was die hen behoedde. Met zachte leidsels heb Ik hen gemend, met teugels van liefde. Ik was voor hen als zij die het juk optillen wanneer het tegen de kaken drukt. Ik reikte hem zijn voedsel toe. Mijn hart slaat om, heel mijn binnenste wordt week. Neen, Ik zal mijn vlammende toorn toch niet koelen, Efraïm niet opnieuw te gronde richten, want Ik ben God, Ik ben geen mens, Ik ben de Heilige in uw midden. Ik laat mij niet gaan in mijn toorn.”

Tussenzang (Ps. 80/79)
Refrein: God van de heerscharen, richt ons weer op; lach ons weer toe en wij zullen gered zijn.
Herder van Israël, hoor ons aan, die troont op de Kerubs, verschijn met luister en werp uw macht in de strijd.
God van de heerscharen, keer toch terug, zie neer uit de hemel en let op uw wijngaard. Bescherm wat uw eigen hand heeft geplant, het stekje dat Gij hebt gekweekt.

Vers voor het evangelie (cf. Hand. 16, 14b)
Alleluia. Maak ons hart ontvankelijk, Heer, en dat wij ons richten naar het woord van uw Zoon. Alleluia.

Evangelie (Mt. 10, 7-15)
In die tijd zei Jezus tot de twaalf: “Verkondigt op uw tocht: Het Koninkrijk der hemelen is nabij. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen en drijft duivels uit. Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven. Tracht dus geen goud, zilver of koper te verwerven om er uw gordels mee te vullen. Verschaft u ook geen reiszak voor onderweg, geen tweede onderkleed, geen schoeisel of stok, want de arbeider is zijn onderhoud waard. Als gij in een stad of in een dorp komt, onderzoekt dan wie waard is u te ontvangen, en verblijft daar tot gij weer vertrekt. Wanneer ge dat huis binnentreedt, brengt het uw vredegroet; en wanneer het die waard is moge uw vrede over dat huis komen, maar wanneer het die niet waard is, dan kere uw vrede tot u terug. Als men u ergens niet ontvangt en niet naar uw woorden luistert, verlaat dan dat huis of die stad en schudt het stof van uw voeten. Voorwaar, Ik zeg u: Op de oordeelsdag zal het voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn dan voor die stad.”

Vrijdag 13 juli – H. Henricus

Eerste lezing (Hos. 14, 2-10)
Zo spreekt de Heer: “Bekeer u, Israël, tot de Heer uw God, want over uw schuld zijt gij gestruikeld. Kom met uw woorden als gave, bekeer u tot de Heer en zeg Hem: Gij vergeeft toch alle schuld; aanvaard ook onze goede wil: wij zullen onze woorden als offerdieren geven. Assur kan ons niet redden; wij zullen niet meer op paarden rijden en tegen het maaksel van onze handen zeggen wij nooit meer: Gij zijt onze God. Gij, Heer, zijt immers degene bij wie de wees ontferming vindt. Ik wil hen van hun ontrouw genezen – zegt de Heer – en hun van harte mijn liefde schenken. Mijn toorn heeft zich van hen afgewend. Ik wil voor Israël zijn als de dauw als een lelie zal hij gaan bloeien en hij zal wortels schieten, als op de Libanon. Zijn scheuten lopen uit, zijn luister evenaart die van de olijfboom, zijn geur die van de Libanon. Zij zullen opnieuw in zijn schaduw zitten; zij zullen koren kunnen verbouwen, zij zullen bloeien als de wingerd en vermaard zijn als de wijn van de Libanon. Wat heb Ik dan nog met de afgoden te maken, Efraïm? Ik ben het die hem verhoort en die naar hem omziet. Ik ben als een altijd groene cipres: aan Mij zijn uw vruchten te danken. Wie is zo wijs dat hij dit beseft, wie is zo verstandig dat hij dit inziet? Inderdaad, recht zijn de wegen van de Heer: de rechtschapenen bewandelen die, maar rebellen komen er ten val.

Tussenzang (Ps. 51/50)
Refrein: Heer, maak Gij mijn lippen los, dat mijn mond uw lof kan zingen.
God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid, delg mijn zondigheid in uw erbarmen. Was mijn schuld volkomen van mij af, reinig mij van al mijn zonden.
Want Gij hebt behagen in oprechtheid, Gij hebt mij geleerd in eigen hart te zien. Sprenkel mij met hyssop dat ik rein word, was mij dat ik witter word dan sneeuw.
Schep in mij een zuiver hart, mijn God, geef mij weer een vastberaden geest. Wil mij niet verstoten van uw Aanschijn, neem uw heilige Geest niet van mij weg.
Geef mij weer de weelde van uw zegen, maak mij sterk in edelmoedigheid. Heer, maak mijn lippen los, dat mijn mond uw lof kan zingen.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 18)
Alleluia. Ontsluit mijn ogen om te aanschouwen, Heer, de heerlijkheid van uw wet. Alleluia.

Evangelie (Mt. 10, 16-23)
In die tijd zei Jezus tot de twaalf: “Zie, Ik zend u als schapen tussen wolven. Weest dus omzichtig als slangen en argeloos als duiven. Neemt u in acht voor de mensen. Zij zullen u overleveren aan de rechtbanken en u geselen in hun synagogen. Gij zult voor stadhouders en koningen gebracht worden omwille van Mij, om zo ten overstaan van hen en de heidenen getuigenis af te leggen. Maakt u echter wanneer men u overlevert niet bezorgd over het hoe of wat van uw spreken: op dat ogenblik zal u worden ingegeven wat gij moet zeggen. Want niet gij zijt het die spreekt, maar door u spreekt dan de Geest van uw Vader. De ene broer zal de andere overleveren om hem te laten doden, de vader zijn kind; de kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen ter dood doen brengen. Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen, omwille van mijn Naam. Wie echter ten einde toe volhardt, hij zal gered worden. Wanneer men u in de ene stad vervolgt, vlucht dan naar een andere. Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult niet gereed gekomen zijn met de steden van Israël op het ogenblik dat de Mensenzoon komt.”

Zaterdag 14 juli – Maria op zaterdag / H. Camillus de Lellis, priester

Eerste lezing (Jes. 6, 1-8)
In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon; de sleep van zijn kleed bedekte heel de vloer van de tempel. Serafs stonden om Hem heen; ieder met zes vleugels; twee om het aangezicht, twee om de voeten te bedekken, en twee om te vliegen. En zij riepen elkander toe: “Heilig, heilig, heilig, de Heer van de hemelse machten! Heel de aarde is vol van zijn glorie!” Het luide roepen deed de drempels in hun voegen schudden en het heiligdom stond vol rook. Toen riep ik: “Wee mij, ik ben verloren! Want ik ben een mens met onreine lippen en ik woon te midden van een volk met onreine lippen, en toch hebben mijn ogen de koning, de Heer van de hemelse machten gezien!” Maar een van de serafs vloog naar mij toe met een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar had genomen; hij raakte mijn mond daarmee aan en sprak: “Nu dit uw lippen heeft aangeraakt, zijn uw zonden verdwenen, uw misstappen vergeven.” Daarop hoorde ik de Heer zeggen: “Wie moet Ik zenden? Wie zal er voor ons gaan?” En ik antwoordde: “Hier ben ik: zend mij!”

Tussenzang (Ps. 93/92)
Refrein: De Heer is koning, met luister omkleed.
De Heer is koning, met luister omkleed, met macht heeft de Heer zich omgord.
Zo vast als de aarde, onwankelbaar, zo vast staat uw troon door de eeuwen, van eeuwigheid, God, zijt Gij!
Betrouwbaar is alles wat Gij betuigt, uw huis zij heilig in lengte van dagen.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 27)
Alleluia. Leid mij op de weg van uw bevelen, Heer, dan zal ik uw daden indachtig zijn. Alleluia.

Evangelie (Mt. 10, 24-33)
In die tijd zei Jezus tot zijn apostelen: “De leerling staat niet boven zijn meester en de dienaar niet boven zijn heer. Voor de leerling moet het voldoende zijn behandeld te worden als zijn meester, voor de dienaar als zijn heer behandeld te worden. Als men het hoofd van het huisgezin als Beëlzebub durft noemen, hoeveel te meer dan zijn huisgenoten. Weest niet bang voor hen. Niets is bedekt of het zal onthuld, niets is verborgen of het zal bekend worden. Wat Ik u zeg in het duister, spreekt dat uit in het licht, en wat ge u in het oor hoort fluisteren, verkondigt dat van de daken. Weest niet bevreesd voor hen die wel het lichaam kunnen doden, maar niet de ziel; vreest veeleer Hem die én ziel én lichaam in het verderf kan storten in de hel. Verkoopt men niet twee mussen voor een stuiver? En toch zal buiten de wil van uw Vader niet één mus op de grond vallen. Bij u echter is zelfs ieder haar van uw hoofd geteld. Weest dus niet bevreesd; gij zijt toch méér waard dan een zwerm mussen. Ieder die Mij bij de mensen belijdt, hem zal ook Ik als de mijne erkennen bij mijn Vader, die in de hemel is. Maar ieder die Mij zal verloochenen tegenover de mensen, hem zal Ik ook verloochenen tegenover mijn Vader die in de hemel is.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”
(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl