Dagelijks Brood 5 – 10 maart 2018

jezus-doornen-kroon-via-crucis-olv-ter-nood-heiloo

Dagelijks Brood is een klein boekje met de lezingen van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Wij proberen dit boekje iedere week zondagavond, of uiterlijk maandagmorgen, beschikbaar te stellen op onze site. Wanneer u het print kunt u het als A5 boekje printen door de indeling te kiezen ‘boekbinding’.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Lezingen van maandag t/m zaterdag 5 – 10 maart 2018

Week 3 van de Veertigdagentijd

Download hier deze weekin PDF formaat

Maandag 5 maart

Eerste lezing (2 Kon. 5, 1-15a)
In die dagen was Naäman, de legeroverste van de koning van Aram, zeer gezien bij zijn heer en had grote invloed, want door hem had God de Heer voor Aram uitkomst gebracht. Hij was een groot soldaat, maar de man leed aan een huidziekte. Nu hadden Arameese benden eens een strooptocht ondernomen in Israël en daarbij een jong meisje buitgemaakt, dat was nu in dienst bij de vrouw van Naäman. Ze zei tot haar meesteres: “Och, kon mijn heer maar eens naar de profeet gaan, die in Samaria woont, die zou hem wel van zijn ziekte afhelpen.” Naäman ging aan zijn heer vertellen wat het meisje uit Israël gezegd had. Toen zei de koning van Aram: “Ga erheen, ik zal u een brief meegeven voor de koning van Israël.” Hij ging op weg, nam tien talenten zilver, zesduizend sikkel goud en tien feestgewaden mee, en meldde zich met de brief bij de koning van Israël. Daarin stond: Met deze brief zend ik mijn dienaar Naäman tot u; ik verzoek u hem van zijn huidziekte te genezen. Zodra de koning van Israël de brief gelezen had, scheurde hij zijn kleren en zei: “Ben ik soms God, met macht over leven en dood, dat hij iemand naar mij toestuurt, die ik van zijn huidziekte moet genezen? Let maar eens op mijn woorden: hij zoekt ruzie met mij.” Toen Elisa, de man Gods, hoorde dat de koning van Israël zijn kleren gescheurd had, liet hij de koning vragen: “Waarom hebt gij uw kleren gescheurd? Stuur hem naar mij toe. Dan zal hij weten, dat er een profeet is in Israël.” Toen ging Naäman met zijn paarden en wagen op weg en hield stil voor het huis van Elisa. Deze zond iemand met de boodschap: Was u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw huid weer gezond worden en zult gij gereinigd zijn. Toen werd Naäman boos en ging heen. Hij zei: “Ik had gedacht: hij zal naar buiten komen en voor me gaan staan. Dan zal hij de Naam van de Heer zijn God aanroepen, met zijn hand over de plek strijken en de ziekte wegnemen. Zijn de Abana en de Parpar, de rivieren van Damascus, soms niet beter dan al de wateren van Israël? Kan ik mij daarin niet wassen om gereinigd te worden?” Hij keerde zich om en ging verontwaardigd heen. Maar zijn dienaren gingen naar hem toe en zeiden: “Vader, gesteld dat de profeet u iets moeilijks opgedragen had, dan had gij het toch ook gedaan? Waarom dan niet, nu hij u zegt, dat ge u maar hoeft te wassen om weer rein te worden?” Toen ging hij naar de Jordaan en dompelde zich zevenmaal onder, zoals de man Gods gezegd had. Zijn huid werd weer als die van een klein kind en hij was gereinigd. Hij keerde met heel zijn gevolg naar de man Gods terug, trad het huis binnen, ging vóór hem staan en zei: “Nu weet ik, dat er alleen in Israël een god is, en nergens anders op aarde.”

Tussenzang (Ps. 42/41)
Refrein: Mijn ziel heft dorst naar God, de God die leeft, zal ik Hem ooit bereiken en zijn Aanschijn zien?
Zoals het hert de beekjes zoekt, zo zoekt mijn geest naar U, mijn God. Mijn ziel heeft dorst naar God, de God die leeft, zal ik Hem ooit bereiken en zijn Aanschijn zien?
Zend mij uw licht, uw steun om mij te leiden, om mij te voeren naar uw berg en in uw tent. Dan ga ik naar uw altaar, God die blijdschap geeft, en loof U bij de citer, God, mijn God.

Vers voor het evangelie (Joh. 11, 25a.26)
Ik ben de verrijzenis en het leven, zegt de Heer, wie in Mij gelooft zal in eeuwigheid niet sterven.

Evangelie (Lc. 4, 24-30)
Toen Jezus in Nazareth kwam, zei hij tot het volk in de synagoge: “Voorwaar, Ik zeg u: geen profeet wordt aanvaard in zijn eigen vaderstad. En het is waar wat Ik u zeg: in de tijd van Elia immers, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef en een grote hongersnood uitbrak over het hele land, waren er veel weduwen in Israël, toch werd Elia tot niemand van haar gezonden dan tot een weduwe te Sarepta, in het gebied van Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er vele melaatsen in Israël, toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syriër Naäman.” Toen ze dit hoorden werden allen die in de synagoge waren woedend. Ze sprongen overeind, joegen Hem de stad uit en dreven Hem voort tot aan de steile rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem daar in de afgrond te storten. Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.

Dinsdag 6 maart

Eerste lezing (Dan. 3, 25.34-43)
In die dagen verrichtte Azarja staande dit gebed: “Terwille van uw Naam: verstoot ons toch niet voorgoed en verbreek niet uw verbond, trek uw barmhartigheid niet van ons terug terwille van Abraham, uw vriend, terwille van Isaak, uw dienaar, en van Israël, uw heilige. Aan hen hebt Gij beloofd hun nakomelingen even talrijk te maken als de sterren aan de hemel en de zandkorrels aan het strand der zee. Maar nu zijn wij, Heer, het kleinste volk geworden van alle volkeren op aarde en nergens ter wereld hebben wij nog iets te betekenen
vanwege onze zonden. Wij hebben nu geen koning meer, geen profeet, geen leider, geen brand- en slachtoffers, geen spijsoffers en reukwerk, zelfs geen heilige plaats waar wij U kunnen offeren om zo uw barmhartigheid te kunnen ervaren. Maar laat ons bij U gehoor vinden vanwege ons vermorzeld hart en onze ootmoedige geest. Moge vandaag ons offer bestaan in volmaakte aanhankelijkheid aan U en moge het U evenzeer behagen als kwamen we met brandoffers van rammen en stieren en met tienduizenden vette lammeren, want geen smaad treft hen, die op U vertrouwen. Thans volgen wij U van ganser harte, wij eerbiedigen U en zoeken U. Laat ons toch niet te schande worden, maar handel met ons naar uw goedheid en naar uw grote barmhartigheid. Red ons op uw wonderbare wijze en verheerlijk, Heer, uw Naam.”

Tussenzang (Ps. 25/24)
Refrein: Gedenk uw barmhartigheid, Heer.
Wijs mij uw wegen, Heer, leer mij uw paden kennen. Leid mij volgens uw woord, want Gij zijt mijn God en Verlosser.
Gedenk uw barmhartigheid, Heer, uw altijd geschonken ontferming. Herinner u niet het kwaad van mijn jeugd, maar denk aan mij met erbarmen.
De Heer is goed en rechtschapen, daarom wijst Hij zondaars de weg. Hij leidt de geringe langs eerzame paden, Hij leert de eenvoudige wat hij moet doen.

Vers voor het evangelie (Joël, 2, 12-13)
Bekeert u tot Mij met heel uw hart, spreekt de Heer, want Ik ben genadig en barmhartig.

Evangelie (Mt. 18, 21-35)
In die tijd kwam Petrus naar Jezus toe en sprak: “Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe?” Jezus antwoordde hem: “Neen zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe maar tot zeventig maal zevenmaal. Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning, die rekening en verantwoording wilde vragen aan zijn dienaren. Toen hij hiermee begon, bracht men iemand bij hem die tienduizend talenten schuldig was. Daar hij niets had om te betalen, gaf de heer het bevel hem te verkopen met vrouw en kinderen en al wat hij bezat, om zo de schuld te vereffenen. De dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. De heer kreeg medelijden met die dienaar, liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt. Maar toen die dienaar buiten kwam, trof hij daar een andere dienaar, die hem honderd denariën schuldig was, hij greep hem bij de keel en zei: Betaal wat je schuldig bent. De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: Heb geduld met mij en ik zal u betalen. Maar hij weigerde, en liet hem zelfs in de gevangenis zetten, totdat hij zijn schuld betaald zou hebben. Toen nu de overige dienaars zagen wat er gebeurd was, waren zij diep verontwaardigd en gingen hun heer alles vertellen. Daarop liet de heer hem roepen en sprak: Jij, lelijke knecht, heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je mij erom gesmeekt hebt. Had jij dan ook geen medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik met jou medelijden heb gehad? En in toorn ontstoken leverde zijn heer hem over aan de beulen, totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben. Zo zal ook mijn hemelse Vader met ieder van u handelen, die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.”

Woensdag 7 maart HH. Perpetua en Felicitas (g)

Eerste lezing (Deut. 4, 1.5-9)
In die dagen sprak Mozes tot het volk; “Luister dan, Israël, naar de voorschriften en bepalingen, die ik u leer, en handel daarnaar. Dan zult gij leven en bezit gaan nemen van het land dat de Heer, de God van uw vaderen, u schenkt. Ik heb u nu de voorschriften en bepalingen geleerd, zoals de Heer uw God mij had opgedragen. Handel ernaar in het land, dat gij in bezit gaat nemen en breng ze stipt ten uitvoer, want daaruit zal voor de volken uw wijsheid en uw inzicht blijken. Als zij al deze voorschriften horen, zullen ze zeggen: Dat machtige volk is wijs en verstandig. Is er soms een andere grote natie, aan wie hun goden zo nabij zijn als de Heer onze God ons nabij is, zo vaak wij Hem aanroepen? Of is er een andere grote natie, die zulke volmaakte voorschriften en bepalingen heeft als de wet, die ik u heden geef? Wees dus op uw hoede en zorg er voor, dat gij niet vergeet wat gij met eigen ogen gezien hebt. Laat dat uw leven lang niet uit uw gedachten gaan en geef het door aan uw kinderen en kleinkinderen.”

Tussenzang (Ps. 147)
Refrein: Loof nu de Heer, Jeruzalem!
Loof nu de Heer, Jeruzalem, Sion, verheerlijk uw God! Want Hij heeft uw poorten stevig gegrendeld, uw zonen gezegend binnen uw muur.
Hij zendt zijn bevel uit over de aarde en haastig rept zich zijn woord. De sneeuw laat Hij vallen als vlokken wol, en rijp strooit Hij uit als as.
Hij is het die Jakob zijn woord heeft gezonden, zijn wet en geboden voor Israël. Nooit was er een volk dat Hij zo heeft behandeld, geen ander maakt Hij zijn wegen bekend.

Vers voor het evangelie (cf. Lc. 8,15)
Zalig zij, die het woord, dat zij hoorden in een goed en edel hart bewaren en vrucht voortbrengen door hun standvastigheid.

Evangelie (Mt. 5, 17-19)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Denkt niet dat Ik gekomen ben om Wet en Profeten op te heffen; Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om de vervulling te brengen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eerder nog zullen hemel en aarde vergaan, dan dat één jota of haaltje vergaat uit de Wet, voordat alles geschied is. Wie dus een van die voorschriften, zelfs het geringste, opheft en zo de mensen leert, zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen, maar wie ze onderhoudt en leert zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen.”

Donderdag 8 maart H. Johannes de Deo (g)

Eerste lezing (Jer. 7, 23-28)
Zo spreekt de Heer: “Dit alleen heb Ik hen bevolen: Luistert naar Mij, dan zal Ik uw God zijn en gij zult mijn volk zijn. Volgt de weg die Ik u wijs, dan zal het u goed gaan. Maar ze hebben niet geluisterd en Mij niet gehoorzaamd. Ze blijven hardnekkig in de boosheid. Hoe langer hoe meer keerden ze zich van Mij af. Sinds de uittocht van uw voorvaderen uit Egypte, tot heden toe, heb Ik u mijn dienaren de profeten gezonden, telkens weer. Maar ze hebben niet naar Mij geluisterd en Mij niet gehoorzaamd. Ze bleven hardnekkig, meer nog dan hun voorvaderen. Zeg hun dat alles, luisteren zullen ze niet, roep het hun toe, antwoorden zullen ze niet. Dan moet ge tegen hen zeggen: Hier is nu het volk dat niet wil luisteren naar de Heer, zijn God, dat zich niet laat beleren. Weg is de oprechtheid, ze komt niet meer over hun lippen.”

Tussenzang (Ps. 95/94)
Refrein: Luistert heden naar de stem van de Heer en weest niet halsstarrig.
Komt, laat ons de Heer met gejubel begroeten, juichen wij toe de Rots van ons heil. Laat ons verschijnen voor Hem met een lofzang, Hem met liederen eren.
Komt, laat ons aanbiddend ter aarde vallen, neerknielen voor Hem die ons schiep. Hij is onze God en wij zijn volk, Hij is de herder en wij zijn kudde.
Luistert heden dan naar zijn stem: weest niet halsstarrig als eens in Meriba, zoals in Massa in de woestijn, waar uw vaderen Mij wilden tarten, ofschoon zij mijn daden hadden gezien.

Vers voor het evangelie (Mt. 4, 17)
Bekeert u, zegt de Heer, want het Rijk der hemelen is nabij.

Evangelie (Lc. 11, 14-23)
Eens dreef Jezus een duivel uit die stom was. Zodra de duivel was uitgevaren, kon de stomme weer spreken. De mensen stonden er verbaasd van. Maar enkelen van hen zeiden: “Door Beëlzebub, de vorst der duivels, drijft Hij de duivels uit.” Anderen – om Hem op de proef te stellen – verlangden van Hem een teken uit de hemel. Maar Hij kende hun gedachten en sprak tot hen: “Elk rijk dat innerlijk verdeeld is vervalt tot een woestenij, het ene huis valt op het andere. Als nu ook de satan met zichzelf in strijd is, hoe kan zijn rijk dan standhouden? Ge zegt immers, dat Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf. Als Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf, door wie drijven uw zonen ze dan uit? Daarom zullen zij uw rechters zijn. Maar als Ik door
de vinger Gods de duivels uitdrijf, dan is inderdaad het Rijk Gods tot u gekomen. Wanneer een sterke, welbewapend, zijn huis en hof bewaakt, is zijn bezit veilig. Komt er echter iemand, die sterker is dan hij en die hem overwint, dan rooft deze zijn volle uitrusting, waarop hij zijn vertrouwen stelde, en verdeelt wat hij bezit als buit. Wie niet met Mij is, is tegen Mij, en wie niet met Mij bijeenbrengt, die verstrooit.”

Vrijdag 9 maart H. Francisca Romana (g) en Domenico Savio (g)

Eerste lezing (Hos. 14, 2-10)
Zo spreekt de Heer: “Bekeer u, Israël, tot de Heer uw God, want over uw schuld zijt gij gestruikeld. Kom met uw woorden als gave, bekeer u tot de Heer en zeg Hem: Gij vergeeft toch alle schuld, aanvaard ook onze goede wil: wij zullen onze woorden als offerdieren geven. Assur kan ons niet redden, wij zullen niet meer op paarden rijden en tegen het maaksel van onze handen zeggen wij nooit meer: Gij zijt onze God. Gij Heer, zijt immers degene bij wie de wees ontferming vindt. Ik wil hen van hun ontrouw genezen en hun van harte mijn liefde schenken. Mijn toorn heeft zich van hen afgewend. Ik wil voor Israël zijn als de dauw: als een lelie zal hij gaan bloeien en hij zal wortels schieten, als op de Libanon. Zijn scheuten lopen uit, zijn luister evenaart die van de olijfboom, zijn geur die van de Libanon. Zij zullen opnieuw in zijn schaduw zitten, zij zullen koren kunnen verbouwen, zij zullen bloeien als de wingerd en vermaard zijn als de wijn van de Libanon. Wat heb Ik dan nog met de afgoden te maken, Efraïm? Ik ben het die hem verhoort en die naar hem omziet. Ik ben als een altijd groene cypres aan Mij zijn uw vruchten te danken. Wie is zo wijs dat hij dit beseft, wie is zo verstandig dat hij dit inziet? Inderdaad, recht zijn de wegen van de Heer: de rechtschapenen bewandelen die, maar rebellen komen er ten val.”

Tussenzang (Ps. 81/80)
Refrein: Ik ben de Heer, uw enige God, hoor dan, mijn volk, als Ik u waarschuw!
Nu hoor ik een stem, die ik nooit heb gehoord, Ik heb u de last van uw schouders genomen. Uw handen lieten de draagkorven staan, gij hebt Mij geroepen, Ik heb u bevrijd.
Uit onweerswolken gaf Ik u antwoord, bij Meriba stelde Ik u op de proef. Hoor dan, mijn volk, als Ik u waarschuw, Israël, luister naar Mij!
Nooit mag er een vreemde god zijn bij u, aanbid geen goden uit andere landen. Want Ik ben de Heer, uw enige God, die u uit Egypte geleid heb.
Ach, luisterde nu mijn volk maar naar Mij, bewandelde Israël nu maar mijn paden, dan zou Ik mijn volk met tarwebloem voeden, met honing verzadigen uit de rots.

Vers voor het evangelie (Ps. 95/94, 8ab)
Luistert heden naar de stem van de Heer, en weest niet halsstarrig.

Evangelie (Mc. 12, 28b-34)
In die tijd trad een schriftgeleerde op Jezus toe en legde Hem de vraag voor: “Wat is het allereerste gebod?” Jezus antwoordde: “Het eerste is: Hoor, Israël! De Heer onze God is de enige Heer. Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht. Het tweede is dit: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Er is geen ander gebod voornamer dan deze twee.” Toen zei de schriftgeleerde tot Hem: “Juist Meester, terecht hebt Ge gezegd: Hij is de enige en er bestaat geen andere
buiten Hem, en Hem beminnen met heel zijn hart, heel zijn verstand en heel zijn kracht en de naaste beminnen als zichzelf dat gaat boven alle brand- en slachtoffers.” Omdat Jezus zag dat hij wijs gesproken had zei Hij hem: “Gij staat niet ver af van het Koninkrijk Gods.” En niemand durfde Hem nog een vraag te stellen.

Zaterdag 10 maart

Eerste lezing (Hos. 6, 1-6)
Zo spreekt de Heer: “In zijn ellende zal mijn volk Mij zoeken van de vroege morgen af en zeggen: Kom, laten we terugkeren tot de Heer, Hij heeft ons verscheurd, Hij zal ons ook genezen, Hij heeft wonden geslagen, Hij zal ze ook verbinden. Na twee dagen maakt Hij ons weer levend, op de derde dag laat Hij ons weer opstaan om weer te leven voor zijn aanschijn. Wij willen de Heer liefhebben, ons inspannen om Hem te kennen. En zeker als de dageraad vertoont Hij zich, komt Hij over ons als de regen, als de lenteregen die de aarde drenkt. Wat moet Ik met u beginnen, Efraïm? Wat moet Ik met u beginnen, Juda? Uw vroomheid is als de morgennevel, als de dauw die vroeg in de morgen verdwijnt. Daarom heb Ik op u ingeslagen door de profeten, heb Ik de dood gebracht door de woorden van mijn mond: mijn oordeel brak door als het licht. Want vroomheid wens Ik, geen offergaven, en liefde voor God méér dan brandoffers.”

Tussenzang (Ps. 51/50)
Refrein: In liefde heb Ik behagen, en niet in brandoffers (Hos. 6, 6).
God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid, delg mijn zondigheid in uw erbarmen. Was mijn schuld volkomen van mij af, reinig mij van al mijn zonden.
In geschenken hebt Gij geen behagen, wat ik U ook bied, Gij wilt het niet. Wat ik offer, God, is mijn boetvaardigheid, een vermorzeld en vernederd hart wijst Gij niet af.
Wees ook Sion in uw goedheid weer genadig, bouw de muren van Jeruzalem weer op. Dan ontvangt Gij alle offers die Gij hebt bevolen, dan komt men weer offeren op uw altaar.

Vers voor het evangelie (Am.5, 14)
Zoekt het goede en niet het kwade, opdat gij leeft en God met u blijft.

Evangelie (Lc. 18, 9-14)
In die tijd vertelde Jezus, met het oog op sommigen die, – overtuigd van eigen gerechtigheid – de anderen minachtten, de volgende gelijkenis. “Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden, de een was een Farizeeër en de andere een tollenaar. De Farizeeër stond met opgeheven hoofd en bad bij zichzelf als volgt: God, ik dank U, dat ik niet zo ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar daar. Ik vast tweemaal per week en geef tienden van al mijn inkomsten. Maar de tollenaar bleef op een afstand en wilde zelfs niet zijn ogen opheffen naar de hemel, maar hij klopte zich op de borst en zei: God, wees mij, zondaar genadig. Ik zeg u: deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere, want al wie zich verheft zal vernederd, maar wie zich vernedert zal verheven worden.”

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten,
een licht op mijn pad” (Psalm 119)

Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl
(bron)