Dagelijks Brood 30 juli t/m 5 augustus 2018
Dagelijks Brood is een klein boekje met de lezingen van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.
Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!
Lezingen van maandag 30 juli t/m zaterdag 4 augustus 2018 17e week door het jaar
U kunt hier deze week downloaden in PDF.
Maandag 30 juli – H. Petrus Chrysologus, bisschop en kerkleraar
Eerste lezing (Jer. 13, 1-11)
Dit zegt de Heer tot mij: “Ga een linnen lendendoek kopen, sla die om uw middel, en zorg dat hij niet nat wordt.” Ik kocht dus een lendendoek, zoals de Heer had gevraagd, en sloeg die om mijn middel. Weer kwam het woord van de Heer tot mij: “Ga naar de Eufraat met de lendendoek, die gij gekocht hebt, om uw middel, en verberg hem daar in een rotsspleet.” Ik ging naar de Eufraat en verborg hem daar, zoals de Heer mij bevolen had. Geruime tijd nadien zei de Heer tot mij: “Ga naar de Eufraat en haal de lendendoek op die gij daar op mijn bevel hebt verborgen.” Ik ging naar de Eufraat, zocht de plek op waar ik de lendendoek had verborgen en haalde hem weer te voorschijn. Maar de lendendoek was vergaan, hij deugde nergens meer voor. Daarna kwam het woord van de Heer tot mij: “Dit zegt de Heer: Op dezelfde manier zal Ik de trots van Juda en van Jeruzalem laten vergaan. Dit verdorven volk dat niet naar mijn woorden wil luisteren, dat hardnekkig zijn eigen weg gaat, dat achter vreemde goden aanloopt, hen dient en vereert, het wordt als deze lendendoek die nergens meer voor deugt. Want zo vast als een lendendoek zit om het middel van een man, zo vast had Ik heel Israël en heel Juda aan Mij gehecht – zegt de Heer – ze zouden mijn volk, mijn eer, mijn roem en mijn glorie zijn. Maar ze hebben niet geluisterd.”
Tussenzang (Deut. 32)
Refrein: De rots die u voortbracht hebt ge verlaten!
De rots die u voortbracht hebt ge verlaten, vergeten de God die u heeft verwekt! De Heer zag het aan en in toorn ontbrand, verwierp Hij zijn zonen en dochters.
Hij sprak: mijn gelaat verberg Ik voor hen, Ik wil eens zien hoe dit afloopt. Het is een geslacht dat verdorven is, het zijn onbetrouwbare lieden.
Zij tarten Mij met hun goden van niets, zij tergen Mij met armzalige wezens: dan tart Ik hen ook met een volk van niets, dan terg Ik hen ook met armzalige mensen.
Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 27)
Alleluia. Leid mij op de weg van uw bevelen, Heer, dan zal ik uw daden indachtig zijn. Alleluia.
Evangelie (Mt. 13, 31-35)
In die tijd hield Jezus de menigte deze gelijkenis voor: “Het Rijk der hemelen gelijkt op een mosterdzaadje dat iemand op zijn akker zaaide. Weliswaar is dit het allerkleinste zaadje, maar wanneer het is opgeschoten is het groter dan de andere tuingewassen; het wordt een boom, zodat de vogels in zijn takken komen nestelen.” Nog een andere gelijkenis vertelde Hij hun: “Het Rijk der hemelen gelijkt op gist, die een vrouw in drie maten bloem verwerkte, totdat deze in hun geheel gegist waren.” Dit alles sprak Jezus tot het volk in gelijkenissen en zonder gelijkenissen leerde Hij hun niets, opdat in vervulling zou gaan het door de profeet gesproken woord: Ik zal mijn mond openen in gelijkenissen, Ik zal openbaren wat verborgen is geweest vanaf de grondvesting der wereld.
Dinsdag 31 juli – H. Ignatius van Loyola, priester
Eerste lezing (Jer. 14, 17-22)
Ik zou moeten wenen, dag en nacht, zonder ophouden, want een vreselijke ramp heeft mijn dochter getroffen, door een zware slag ligt mijn volk geveld. Ga ik de stad uit, dan zie ik ze daar geveld door het zwaard. Ga ik de stad in, dan zie ik ze daar, uitgeteerd door de honger. Zelfs profeten en priesters worden weggesleept naar een onbekend land. Hebt Gij, Heer, Juda verworpen, hebt Ge van Sion een afkeer gekregen? Waarom hebt Ge ons zo geslagen dat er geen genezing meer is? We hoopten op vrede, maar die bleef uit, op een tijd van herstel, maar de verschrikking bleef duren. Heer, wij erkennen onze misdaden en de schuld van onze voorvaderen. Wij hebben inderdaad tegen U gezondigd. Omwille van uw Naam, verwerp ons niet, haal uw roemrijke troon niet door het slijk. Denk toch aan uw verbond met ons en verbreek het niet. Brengen de goden der volken soms regen of laat de hemel zelf die neerstromen? Neen, Gij zijt het, Heer onze God. Wij hopen op U, want dit alles komt van U.
Tussenzang (Ps. 79/78)
Refrein: God van ons heil, om uw Naam, bevrijd ons.
Laat ons niet boeten voor vroegere zonden, kom met uw barmhartigheid ons tegemoet. want wij zijn maar zwakke mensen.
Ach help, ons, God van ons heil, om uw Naam, bevrijd ons, vergeef onze zonden; laat niemand zeggen: waar is nu hun God?
Tot U stijge op het gekerm der geboeiden, bevrijd met uw macht die de dood zijn gewijd.
Maar wij zijn uw volk, Heer, uw eigen kudde, wij zullen U prijzen in eeuwigheid, uw lof van geslacht tot geslacht bezingen.
Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 18)
Alleluia. Ontsluit mijn ogen om te aanschouwen, Heer, de heerlijkheid van uw wet. Alleluia.
Evangelie (Mt. 13, 36-43)
In die tijd liet Jezus de menigte gaan en keerde naar huis terug. Zijn leerlingen kwamen nu naar Hem toe en zeiden: “Leg ons de gelijkenis uit van dat onkruid op de akker.” Hij gaf hun ten antwoord: “Die het goede zaad zaait, is de Mensenzoon; de akker is de wereld. Het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Rijk; het onkruid zijn de kinderen van het kwaad, en de vijand die het zaaide, is de duivel. De oogst is het einde van de wereld en de maaiers zijn de engelen. Zoals nu het onkruid wordt bijeengebracht en in het vuur verbrand, zo zal het ook gaan op het einde van de wereld. De Mensenzoon zal zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit zijn Rijk bijeenbrengen allen die tot zonde verleiden en ongerechtigheid bedrijven om hen in de vuuroven te werpen, waar geween zal zijn en tandengeknars. Dan zullen de rechtvaardigen in het Koninkrijk van hun Vader schitteren als de zon. Wie oren heeft, hij luistere.”
Woensdag 1 augustus – H. Alfonsus Maria de’Liguori, bisschop en kerkleraar
Eerste lezing (Jer. 15, 10.16-21)
Wee mij, moeder, dat gij mij het leven schenkt, een man met wie het hele land strijdt en twist. Ik heb niets uitgeleend en niets in leen ontvangen, en toch vervloekt mij iedereen. Zodra uw woord mij bereikte, Heer, verslond ik het, het was mijn vreugde, het maakte mij zielsgelukkig. Ik draag immers uw naam, U behoor ik toe, Heer, God van de hemelse machten. Nooit zat ik in vrolijk gezelschap, nooit heb ik vreugde gekend. Ik leefde eenzaam en was van uw toorn vervuld. Waarom komt er geen eind aan mijn smart, waarom is mijn wonde niet te helen, waarom wil ze niet genezen? Gij zijt voor mij een onbetrouwbare beek waarop geen staat valt te maken. Daarop antwoordde de Heer: “Neem uw woorden terug, dan neem Ik u weer in mijn dienst. Spreek een edele, geen onwaardige taal, dan moogt ge weer mijn tolk zijn. Zij moeten zich richten naar u, gij moogt u niet richten naar hen. Dan maak Ik u voor dit volk tot een onneembare, koperen muur. Ze zullen u bestrijden, maar u niets kunnen doen, want Ik ben bij u om u te helpen en u te redden – zo luidt de godsspraak van de Heer – Ik red u uit de greep van de machtigen.”
Tussenzang (Ps. 59/58)
Refrein: God is mijn toevlucht in dagen van nood.
Verlos mij, mijn God, uit de macht van mijn vijand, bescherm mij wanneer men mij overvalt. Bevrijd mij van hen die onrecht bedrijven, van mannen die dorsten naar bloed.
Want zie, zij belagen gedurig mijn leven, de machthebbers trekken één lijn tegen mij. Toch heb ik geen misdaad, geen zonde bedreven.
Mijn sterkte, op U alleen stel ik mijn hoop, want Gij zijt mijn God, mijn beschermer. Verleen mij uw bijstand, genadige God.
Maar ik zal voortdurend uw macht bezingen, van ochtend tot avond uw goedheid voor mij. Want Gij zijt voor mij een sterke burcht, een toevlucht in dagen van nood.
Mijn sterkte zijt Gij, voor U wil ik zingen, Gij zijt mijn beschermer, genadige God.
Vers voor het evangelie (Ps.119/118, 36a.29b)
Alleluia. Mijn hart zij gericht op wat Gij verordent, Heer; geef mij uw wet als gids. Alleluia.
Evangelie (Mt. 13, 44-46)
In die tijd zei Jezus tot de menigte: Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker. Toen iemand hem vond verborg hij hem weer en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker. Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels. Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar.”
Donderdag 2 augustus – H. Eusebius van Vercelli, bisschop; H. Petrus Julianus Eymard, priester
Eerste lezing (Jer. 18, 1-6)
Dit woord van de Heer kwam tot Jeremia: “Ga naar het huis van de pottenbakker. Daar zal Ik u laten horen wat Ik heb te zeggen.” Ik ging naar het huis van de pottenbakker. Deze was juist aan het werk op de schijf. Toen de pot die hij aan het boetseren was onder zijn handen mislukte, begon hij met de leem een andere pot te maken, die hem wel beviel. Daarop kwam het woord van de Heer tot mij: “Huis van Israël, kan Ik niet met u doen als deze pottenbakker, zo luidt de godsspraak van de Heer? Als leem in de hand van een pottenbakker zijt gij in mijn hand, huis van Israël.”
Tussenzang (Ps. 146/145)
Refrein: Gelukkig wie hulp zoekt bij Jakobs God.
De Heer zal ik loven mijn leven lang, mijn God zal ik al mijn dagen bezingen. Vertrouwt op geen vorst, die mens is als wij, hij kan het geluk niet schenken.
Eens geeft hij de geest, keert terug naar de aarde, dan is het gedaan met zijn macht.
Gelukkig wie hulp zoekt bij Jakobs God, zijn hoop stelt op God de Heer; op Hem die hemel en aarde gemaakt heeft, de zee met al wat daar leeft.
Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 88)
Alleluia. Wees mij barmhartig en laat mij leven, Heer, dan blijf ik aan wat Gij verordent trouw. Alleluia.
Evangelie (Mt. 13, 47-53)
In die tijd zei Jezus tot de menigte: “Het Rijk der hemelen gelijkt op een sleepnet dat, in zee geworpen, vissen van allerlei soort bijeenbracht. Toen het vol was, trok men het op het strand; men zette zich neer om de goede vissen uit te zoeken en in manden te doen, de slechte echter werden weggeworpen. Zo zal het ook gaan op het einde van de wereld: de engelen zullen uittrekken om de slechten tussen de rechtvaardigen uit te zoeken en in de vuuroven te werpen. Daar zal geween zijn en tandengeknars. Hebt gij dit alles begrepen?” Zij antwoordden Hem: “Ja.” Hij zei hun: “Daarom is iedere schriftgeleerde, die onderwezen is in het Rijk der hemelen, gelijk aan een huisvader, die uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn haalt.” Toen Jezus deze gelijkenissen had beëindigd, ging Hij vandaar weg.
Vrijdag 3 augustus
Eerste lezing (Jer. 26, 1-9)
In het begin van de regering van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, kwam dit woord van de Heer tot Jeremia: „Dit zegt de Heer: Ga naar de tempel van de Heer en zeg in de voorhof tot hen die uit de steden van Juda naar de tempel komen om de Heer te aanbidden, alles wat Ik u opdraag, zonder één woord weg te laten. Misschien luisteren zij en komen ze tot inkeer, zodat Ik spijt krijg over de rampen die Ik tegen hen om hun zondig leven beraamde. Zeg daarom tot hen: “Dit zegt de Heer: Als ge niet naar Mij luistert en niet leeft volgens de wet die Ik u heb gegeven, als ge niet luistert naar mijn dienaars, de profeten die Ik telkens weer maar vergeefs, naar u zond, dan doe Ik met dit huis hetzelfde als Ik met Silo gedaan heb, en maak Ik deze stad tot een vloek bij alle volken op aarde.” De priesters, de profeten en alle aanwezigen hoorden de rede die Jeremia in de tempel hield. Nauwelijks had Jeremia de rede die hij in opdracht van de Heer voor alle aanwezigen hield, beëindigd, of de priesters, de profeten en alle aanwezigen grepen hem vast en schreeuwden: „Sterven zult ge! Hoe durft ge als profeet van de Heer te zeggen: Deze tempel zal het vergaan als de tempel van Silo en deze stad wordt een puinhoop, zonder bewoners.” En allen stormden tegelijk op Jeremia af in de tempel van de Heer.
Tussenzang (Ps. 69/68)
Refrein: Verhoor mij omdat Gij barmhartig zijt, Heer.
Zo talrijk als haar op mijn hoofd zijn zij die mij zonder grond haten. Zij die mij kwellen zijn machtig, zij eisen onrecht van mij. Zou ik terug moeten geven wat ik nooit heb geroofd?
Om U heb ik iedere smaad verdragen, al steeg mij het schaamrood naar het gelaat. Een vreemdeling werd ik voor mijn verwanten, mijn eigen broers kennen mij niet meer. De zorg voor uw huis heeft mij uitgeteerd, op mij kwam de hoon neer van hen die U honen.
Maar mijn gebed, Heer, richt ik tot U, nu is het de tijd van genade. Verhoor mij omdat Gij barmhartig zijt en trouw in het hulp verlenen.
Vers voor het evangelie (Ps. 119/118)
Alleluia. Laat voor uw dienaar uw Aangezicht stralen, Heer, laat mij uw beschikkingen zien. Alleluia.
Evangelie (Mt. 13, 54-58)
In die tijd begaf Jezus zich naar zijn vaderstad en onderwees hen in hun synagoge, zodat ze verbaasd zeiden: „Waar heeft Hij die wijsheid vandaan en de macht om wonderen te doen? Is Hij niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus, Jozef, Simon en Judas? Wonen zijn zusters niet allen bij ons? Waar heeft Hij dat alles vandaan?” En zij namen er aanstoot aan. Maar Jezus sprak tot hen: „Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad en in zijn eigen kring.” En wegens hun ongeloof deed Hij daar niet veel wonderen.
Zaterdag 4 augustus – H. Johannes Maria Vianney (pastoor van Ars), priester
Eerste lezing (Jer. 26, 11-16.24)
In die dagen zeiden de priesters en de profeten tot de edelen en tot alle aanwezigen: “Deze man, Jeremia, is de dood schuldig. Hij heeft tegen deze stad geprofeteerd; gij hebt het zelf gehoord.” Maar Jeremia zei tot de edelen en tot alle aanwezigen: “Alle bedreigingen tegen deze tempel en tegen deze stad, die gij hebt gehoord, heb ik uitgesproken in opdracht van de Heer. Betert dus uw leven, luistert naar de Heer uw God. Misschien krijgt Hij dan spijt over het onheil waarmee Hij u heeft bedreigd. Met mij kunt gij natuurlijk doen wat ge wilt: ik ben in uw macht. Maar als ge mij doodt, moet gij wel weten, dat ge onschuldig bloed brengt over uzelf, over deze stad en over haar inwoners, want het is in opdracht van de Heer, dat ik dit alles verkondig.” Daarop zeiden de edelen en alle aanwezigen tot de priesters en de profeten: “Deze man is de dood niet schuldig. Hij heeft tot ons gesproken namens de Heer.” Het was vooral aan Achikam, zoon van Safan, te danken, dat Jeremia niet in de handen viel van het gepeupel, dat hem wilde doden.
Tussenzang (Ps. 69/68)
Refrein: Mijn gebed, Heer, richt ik tot U, nu is het de tijd van genade.
Red mij uit de modder waarin ik verzink, bevrijd mij van hen, die mij haten. Geef dat ik niet in de diepte verdrink, niet meegevoerd word door de stroom. Zorg dat de afgrond mij niet verslindt, de mond van de put niet boven mij dichtslaat.
Ik ga gebogen onder mijn smart; God, laat; uw hulp mij beschermen. Gods Naam zal ik loven in mijn gezang, Hem dankbaar overal prijzen.
Ziet toe, geringen, en weest verheugd, schept moed, gij allen die God zoekt. God luistert naar wat een arme Hem vraagt, vergeet zijn gevangenen niet.
Vers voor het evangelie (Ps. 130/129, 5)
Alleluia. Op de Heer stel ik mijn hoop, op zijn woord vertrouw ik. Alleluia.
Evangelie (Mt. 14, 1-12)
In die tijd begon Jezus’ vermaardheid tot de viervorst Herodes door te dringen, en hij zei daarom tot zijn hovelingen: “Dat moet Johannes de Doper zijn; hij is uit de doden opgestaan; vandaar dat die wonderkrachten in hem werken.” Want omwille van Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, had Herodes Johannes laten grijpen en geboeid in de gevangenis geworpen, omdat Johannes tot hem gezegd had: “Het is u niet geoorloofd haar als vrouw te hebben. Daarom had Herodes hem eigenlijk ter dood willen brengen, maar hij was hiervoor teruggeschrokken, omdat het volk Johannes voor een profeet hield. Toen de dochter van Herodias echter op de verjaardag van Herodes voor het gezelschap danste, beviel zij hem zozeer, dat hij een eed zwoer haar alles te zullen geven wat zij zou vragen. Haar moeder had haar het antwoord ingescherpt en daarom zei ze: “Geef mij, hier nog, op een schotel het hoofd van Johannes de Doper.” Ofschoon dit de koning aan zijn hart ging wilde hij toch, ook wegens zijn tafelgenoten, zijn eed gestand doen en hij gelastte het te geven. Hij gaf daarom opdracht Johannes in de gevangenis te onthoofden. Zijn hoofd werd op een schotel binnengebracht en aan het meisje gegeven, dat het aan haar moeder bracht. Zijn leerlingen kwamen het lijk halen en begroeven het; daarna gingen zij het aan Jezus melden.
Zondag 5 augustus – 18e zondag door het jaar B
Eerste lezing (Ex., 16, 2-4. 12-15)
In die dagen, toen ze in de woestijn waren begon heel de gemeenschap van de Israëlieten te morren tegen Mozes en Aäron. De Israëlieten zeiden tegen hen: “Waren we maar door de hand van de Heer gestorven in Egypte, waar we bij de vleespotten zaten en volop brood konden eten. Jullie hebben ons alleen maar naar de woestijn gebracht om al deze mensen van honger te laten omkomen.” Toen sprak de Heer tot Mozes: “Ik zal brood voor u laten regenen uit de hemel. De mensen moeten er dagelijks op uit gaan en de hoeveelheid voor een dag verzamelen. Dan ken ik vaststellen of het mijn leiding wil volgen of niet. Ik heb het gemor van de Israëlieten gehoord. Dit moet ge hun zeggen: Tegen de avond kunt ge vlees eten en morgenochtend zult ge volop brood hebben. Dan zult ge weten dat ik de Heer, uw God, ben.” En het was avond toen kwartels kwamen aangevlogen die neervielen over heel het kamp. De volgende morgen hing er dauw rondom het kamp. En toen deze was opgetrokken lag er over de woestijn een fijn korrelige laag, alsof de grond met rijp was bedekt. De Israëlieten zagen het en vroegen: “Wat is dat?” Ze wisten werkelijk niet wet het was. Mozes legde hun uit: “Dit is het brood dat de Heer u te eten geeft.”
Tweede lezing (Ef., 4 17. 20-24)
Broeders en zusters, Ik bezweer u in de Heer: leeft niet langer zoals de heidenen in hun waanwijsheid. Maar gij hebt de Christus zo niet leren kennen! Want gij hebt van Hem gehoord en zijt in Hem onderricht naar de waarheid die in Jezus is: dat gij de oude mens van uw vroegere levenswandel, die te gronde gaat aan zijn bedrieglijke begeerten moet afleggen en dat geheel uw denken zich moet vernieuwen. Bekleedt u met de nieuwe mens, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid.
Vers voor het evangelie (Ef. 1, 17-18)
Alleluia. De Vader van onze Heer Jezus Christus verlichte ons innerlijk oog. Alleluia.
Evangelie (Joh. 6, 24-35)
In die tijd, toen de mensen bemerkten dat noch Jezus noch zijn leerlingen daar waren, gingen zij in de boten en voeren in de richting van Kafarnaum op zoek naar Jezus. Zij vonden Hem aan de overkant van het meer en zeiden: “Rabbi, wanneer bent U hier gekomen ?” Jezus nam het woord en zeide: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Niet omdat gij tekenen gezien hebt zoekt ge Mij, maar omdat gij van de broden hebt gegeten tot uw honger was gestild. Werkt niet voor het voedsel dat vergaat maar voor het voedsel dat blijft ten eeuwigen leven en dat de Mensenzoon u zal geven. Op Hem immers heeft de Vader, God zelf, zijn zegel gedrukt.” Daarop zeiden zij tot Hem: “Welke werken moeten wij voor God verrichten?” Jezus gaf hun ten antwoord: “Dit is het werk dat God u vraagt: te geloven in Degene die Hij gezonden heeft.” Zij zeiden tot Hem: “Wat voor teken doet Gij dan wel waardoor wij kunnen zien dat wij in U moeten geloven? Wat doet Gij eigenlijk? Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn, zoals geschreven staat: Brood uit de hemel gaf hij hun te eten.” Jezus hernam: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wat Mozes u gaf was niet het brood uit de hemel; het echte brood uit de hemel wordt u door mijn Vader gegeven; want het brood van God daalt uit de hemel neer en geeft leven aan de wereld.” Zij zeiden tot Hem: “Heer, geef ons te allen tijde dat brood.” Jezus sprak tot hen: “Ik ben het brood des levens: wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen.
“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”
(Psalm 119)
Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl
Recommended Posts
Vriendenmagazine OLV ter Nood maart 2024
maart 15, 2024
Lezing | Ervaringsverhaal: van verslaafde tot jeugdzorgwerker
februari 09, 2024
Liturgisch programma rond de jaarwisseling
december 30, 2023