Dagelijks Brood 25 – 30 juni 2018

hh.petrus.en.paulus.olv.ter.nood

Dagelijks Brood is een klein boekje met de lezingen van de dagen door de week. Zodat u, ook wanneer u op doordeweekse dagen naar de H. Mis gaat, de lezingen, het Woord van God, goed kunt volgen. De titel is ontleend aan een Italiaanse uitgave (Pane Quotidiano) van de gemeenschap Paus Johannes XXIII, gesticht door de dienaar Gods Don Oreste Benzi.

Dat het Woord van God u extra mag raken en voeden op deze wijze!

Lezingen van maandag t/m zaterdag 25 t/m 30 juni 2018 (week 12, tijd door het jaar)

U kunt hier deze week downloaden in PDF

Maandag 25 juni – H. H. Adalbert, diaken

Eerste lezing (2 Kon. 17, 5-8.13-15a.18)
In die dagen ondernam Salmanassar, de koning van Assur, een veldtocht tegen het land; hij rukte op naar Samaria en belegerde de stad, drie jaar lang. In het negende regeringsjaar van Hosea nam de koning van Assur Samaria in; hij deporteerde de Israëlieten naar Assur en wees hun een woonplaats aan in Chalach, aan de Chabor, een rivier in Gozan en in enige steden van Medië. Dit alles is gebeurd, omdat de Israëlieten gezondigd hadden tegen de Heer hun God, die hen had weggeleid uit Egypte, uit de macht van Farao, de koning van Egypte, en omdat zij andere goden vereerd hadden. De Israëlieten waren gaan leven naar de zeden van de volken, die de Heer voor hen verdreven had. Het waren de koningen van Israël, die dit gedaan hadden. De Heer had Israël en Juda bij monde van zijn profeten en zieners gewaarschuwd en gezegd: “Keert u af van uw slechte wegen en onderhoudt mijn geboden, mijn voorschriften, overeenkomstig de wet, die Ik uw vaderen gegeven heb en waarmee Ik mijn dienaren, de profeten, tot u heb gezonden.” Maar zij wilden niet luisteren en waren even halsstarrig als hun vaderen, die ook niet in de Heer hun God geloofden. Zij trokken zich niets aan van zijn voorschriften, van het verbond dat Hij gesloten had met hun vaderen en van de verordeningen, die Hij had uitgevaardigd. Daarom was de Heer hevig vertoornd geworden op Israël; Hij duldde het niet langer onder zijn ogen en vaagde het weg. Er bleef niets over, alleen de stam Juda.

Tussenzang (Ps. 60/59)
Refrein: Reik ons uw hand, Heer, hoor ons gebed.
Gij hebt. ons neergeslagen, God, ons front doorbroken. Gij zijt vertoornd: keer tot ons weer.
De aarde beeft, haar rotsen splijten; herstel haar scheuren vóór zij breekt. Gij hebt uw volk een harde les gegeven, een beker wijn, die ons doet duizelen.
Wie anders, God, dan Gij die ons verstoten hebt, die onze legers niet meer vergezelt? Wees onze bondgenoot tegen de vijand, want mensenhulp betekent niets.

Vers voor het evangelie (Ps. 119/118, 135)
Alleluia. Laat voor uw dienaar uw Aangezicht stralen, Heer, laat mij uw beschikkingen zien. Alleluia.

Evangelie (Mt. 7, 1-5)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met het oordeel dat gij velt, zult gij geoordeeld worden, en de maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken. Waarom kijkt gij naar de splinter in het oog van uw broeder en merkt gij de balk niet op in uw eigen oog? Of hoe kunt ge tot uw broeder zeggen: Laat mij de splinter uit uw oog halen, en zie, in uw eigen oog zit de balk nog! Huichelaar, haal eerst die balk uit uw eigen oog, en dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen uit het oog van uw broeder.”

Dinsdag 26 juni

Eerste lezing (2 Kon. 19, 9b-11.14-21.31-35a.36)
In die dagen zond Sanherib van Assur opnieuw gezanten naar Hizkia, met de boodschap: “Dit moet gij zeggen tot Hizkia, de koning van Juda: Laat u niet bedriegen door uw God, op wie ge vertrouwt, en meen niet dat Jeruzalem aan de handen van de koning van Assur zal ontsnappen. Gij hebt toch zelf gehoord wat de koningen van Assur alle landen hebben aangedaan, die ze met de ban geslagen hebben? En zoudt gij dan gered worden?” Hizkia nam de boodschap van de gezanten aan en las die. Toen ging hij naar de tempel en legde de brief open voor de Heer. En voor de Heer sprak Hizkia daar het volgende gebed: “Heer, God van Israël, die op de kerubs troont, Gij alleen zijt God over alle koninkrijken der aarde, Gij die de hemel en de aarde hebt gemaakt. Heer, neig uw oor en luister; Heer, open uw ogen en zie toe hoor met welke woorden Sanherib de levende God laat honen. Inderdaad, Heer, de koningen van Assur hebben de volken en hun landen verwoest en hebben hun goden in het vuur geworpen: het waren dan ook geen goden, maar slechts maaksels van mensenhanden, hout en steen; daarom konden zij die vernietigen. Maar Gij, Heer onze God, verlos ons toch uit zijn greep, opdat alle koninkrijken der aarde erkennen dat alleen Gij, Heer, God zijt.” Toen liet Jesaja, de zoon van Amos, tot Hizkia zeggen: “Zo spreekt de Heer, de God van Israël: Ik heb het gebed gehoord dat gij tot Mij hebt gericht omwille van Sanherib, de koning van Assur. Dit is het woord dat de Heer tegen hem heeft uitgesproken Zij veracht u, zij bespot u, de maagd, de dochter Sion; achter uw rug schudt zij het hoofd, de dochter van Jeruzalem! Want uit Jeruzalem komt een rest, van de berg Sion komt wat gespaard blijft; de ijverzuchtige liefde van de Heer zal dit bewerken. Daarom spreekt de Heer aldus over de koning van Assur: Hij komt deze stad niet binnen, geen pijl schiet hij op haar af, met geen schild komt hij haar te na, geen wal werpt hij tegen haar op. Langs de weg die hij gekomen is, keert hij terug, en deze stad komt hij niet binnen. Zo luidt het orakel van de Heer: Ik neem deze stad onder mijn hoede om haar te redden, omwille van Mijzelf en omwille van David, mijn dienaar.” Die nacht trok de engel van de Heer uit en hij doodde in de legerplaats van de koning van Assur honderdvijfentachtigduizend man. Sanherib, de koning van Assur, brak op, keerde naar zijn land terug en bleef in Nineve.

Tussenzang (Ps. 48/47)
Refrein: De stad van de Heer, God houdt haar voor eeuwig in stand.
Groot is de Heer, Hij zij hooggeprezen in onze Godsstad Jeruzalem. Zijn heilige berg rijst daar schitterend op, een vreugde voor ieder op aarde.
Voor ons is de Sion de Godenberg, de stad van de Grote Koning. God zelf, die binnen haar burchten verblijft, Hij toont zich een veilige vesting.
Wij vieren uw goedertierenheid, God, hier binnen uw tempelmuren. Zover als uw Naam reikt, reikt ook uw roem tot aan de grenzen der aarde. Weldadig is alles wat komt uit uw hand.

Vers voor het evangelie (Ps. 130/129, 5)
Alleluia. Op de Heer stel ik mijn hoop, op zijn woord vertrouw ik. Alleluia.

Evangelie (Mt. 7, 6.12-14)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij ze niet met hun poten vertrappen, zich omkeren en u verscheuren. Alles wat gij wilt dat de mensen voor u doen, doet dat ook voor hen. Dat is Wet en Profeten. Gaat binnen door de nauwe poort; want de weg die naar de ondergang voert is wijd en breed, en velen zijn er die hem inslaan. Hoe nauw toch is de poort en hoe smal is de weg, die voert naar het leven, en weinigen zijn er die hem vinden.”

Woensdag 27 juni – H. H. Cyrillus van Alexandrië, bisschop en kerkleraar

Eerste lezing (2 Kon. 22, 8-13; 23, 1-3)
In die dagen zei de hogepriester Chilkia tot de schrijver Safan: “Ik heb in de tempel van de Heer het boek van de wet gevonden. Chilkia gaf het boek aan Safan en deze las het. Daarop begaf de schrijver Safan zich naar de koning; hij bracht hem verslag uit en zei: “Uw dienaren hebben het geld dat zich in de tempel bevond te voorschijn gehaald en het overhandigd aan de werklieden, die het toezicht hebben over het werk in de tempel van de Heer.” Verder deelde schrijver Safan de koning mee, dat de priester Chilkia hem een boek had gegeven. En Safan las het de koning voor. Zodra de koning hoorde wat het boek van de wet zei, scheurde hij zijn kleren doormidden, en hij gaf de volgende opdracht aan de priester Chilkia, aan Achikam, de zoon van Safan, aan Akbor, de zoon van Mikaj, aan de schrijver Safan en aan zijn hoveling Asaja: “Gij gaat de Heer raadplegen, voor mij en voor het volk, voor heel Juda, met betrekking tot wat er te lezen staat in het boek dat wij gevonden hebben. De Heer moet tegen ons wel in hevige toorn zijn ontbrand, aangezien onze vaderen niet geluisterd hebben naar de woorden van dit boek en niet hebben gehandeld naar alles wat daarin geschreven staat.” De koning ontbood toen al de oudsten van Juda en Jeruzalem en zij kwamen bij hem samen. Hij ging naar de tempel van de Heer, vergezeld van alle mannen van Juda, alle bewoners van Jeruzalem, de priesters, de profeten en geheel het volk, van klein tot groot. Hij las hun alles voor wat er geschreven stond in het boek van het verbond, dat in de tempel van de Heer gevonden was. De koning ging op de verhoging staan en hij sloot het verbond voor het aanschijn van de Heer: zij zouden de Heer volgen en met heel hun hart en heel hun ziel zijn geboden, verordeningen en voorschriften onderhouden, om daardoor de bepalingen van het verbond, die in het boek geschreven stonden, te doen herleven. Het gehele volk beaamde dit verbond.

Tussenzang (Ps. 119/118)
Refrein: Toon mij de weg, Heer, die Gij beschikt hebt.
Toon mij de weg, Heer, die Gij beschikt hebt, dan wijk ik daar nooit van af. Geef mij begrip om uw wet na te leven, om hem te volgen met heel mijn hart.
Leid mij langs de paden van uw geboden, daar vind ik mijn vreugde in. Mijn hart zij gericht op wat Gij verordent en niet op ijdel gewin.
Weerhoud mijn oog van nietswaardige zaken, maar laat mij leven volgens uw weg. Zie, ik verlang uw bevelen te volgen: laat mij dan leven, rechtvaardige God.

Vers voor het evangelie (Ps. 145/144, 13cd)
Alleluia. Waarachtig is God in al zijn woorden en heilig in al wat Hij doet. Alleluia.

Evangelie (Mt. 7, 15-20)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Wacht u voor de valse profeten, mensen die tot u komen in schaapskleren, maar van binnen roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zult ge ze kennen. Plukt men soms druiven van dorens of vijgen van distels? Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de zieke boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, noch een zieke boom goede vruchten. Iedere boom die geen goede vruchten voortbrengt wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Aan hun vruchten dus zult ge ze kennen.”

Donderdag 28 juni – H. Ireneüs, bisschop en martelaar

Eerste lezing (2 Kon. 24, 8-17)
Jojakin was achttien jaar oud toen hij koning werd en hij regeerde drie jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Nechusta en was een dochter van Elnatan, afkomstig uit Jeruzalem. Hij deed wat de Heer mishaagde, juist zoals zijn vader gedaan had. In die tijd trokken de veldheren van Nebukadnessar, de koning van Babel, naar Jeruzalem en sloegen het beleg voor de stad. Tijdens het beleg verscheen Nebukadnessar, de koning van Babel, zelf voor de stad. Toen gaf koning Jojakin van Juda met zijn moeder, zijn hovelingen, zijn hoge ambtenaren en kamerheren zich over aan de koning van Babel. En deze nam hem gevangen. Het was in het achtste jaar van zijn regering. Nebukadnessar sleepte alle schatten van de tempel van de Heer en van het koninklijk paleis uit Jeruzalem weg en haalde het goud af van alle voorwerpen die koning Salomo van Israël in de tempel van de Heer had laten maken, juist zoals de Heer voorzegd had. Uit Jeruzalem voerde hij alle hoge ambtenaren en alle krijgers, een konvooi van tienduizend man, met alle smeden en slotenmakers, in ballingschap weg; niemand bleef er over dan alleen de armsten van het land. Hij voerde Jojakin naar Babel; ook de moeder van de koning, zijn vrouwen, zijn kamerheren en de voornaamsten van het lan, voerde hij van Jeruzalem naar Babel. Zeventienduizend krijgers, duizend smeden en slotenmakers, alle dappere mannen die bij de oorlog betrokken waren, werden door de koning van Babel in ballingschap weggevoerd, Daarna stelde de koning van Babel Mattanja, die een oom was van Jojakin, in diens plaats tot koning aan en veranderde zijn naam in Sidkia.

Tussenzang (Ps. 79/78)
Refrein: God van ons heil, om uw Naam, bevrijd ons.
God, heidenen zijn in uw erfdeel gedrongen, zij hebben uw heilige tempel ontwijd en maakten uw stad tot een puinhoop. Uw dienaren hebben zij omgebracht, hun lijken liggen als aas voor de vogels, de wilde dieren eten hun vlees.
Als water vloeide hun bloed van de muren en niemand was er die hen begroef. Wij wekken de spotlust van onze buren, die rondom ons wonen smalen op ons. Hoelang nog, Heer, blijft Gij eeuwig verbolgen en laat Gij uw gramschap branden als vuur?
Laat ons niet boeten voor vroegere zonden, kom met uw barmhartigheid ons tegemoet, want wij zijn maar zwakke mensen. Ach, help ons, God van ons heil, om uw Naam, bevrijd ons, vergeef onze zonden.

Vers voor het evangelie (cf. Hand. 16, 14b)
Alleluia. Maak ons hart ontvankelijk, Heer, en dat wij ons richten naar het woord van uw Zoon. Alleluia.

Evangelie (Mt. 7, 21-29)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is. Velen zullen op die dag tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet in uw Naam geprofeteerd en hebben wij niet in uw Naam duivels uitgedreven en in uw Naam veel wonderen gedaan? Maar dan zal Ik hun onomwonden verklaren: Nooit heb Ik u gekend; gaat weg van Mij, gij die ongerechtigheid doet! Ieder nu die deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt, kan men vergelijken met een verstandig man die zijn huis op rotsgrond bouwde. De regen viel neer, de bergstromen kwamen omlaag, de storm stak op en zij stortten zich op dat huis, maar het viel niet in, want het stond gegrondvest op de rots. Maar ieder die deze woorden van Mij hoort doch er niet naar handelt, kan men vergelijken met een dwaas die zijn huis bouwde op het zand. De regen viel neer, de bergstromen kwamen omlaag, de storm stak op en zij beukten dat huis, zodat het volledig verwoest werd.” Toen Jezus deze toespraak geëindigd had was het volk buiten zichzelf van verbazing over zijn leer. Want Hij onderrichtte niet zoals hun schriftgeleerden, maar als iemand die gezag bezit.

Vrijdag 29 juni – HH. Petrus en Paulus – apostelen – hoogfeest

Eerste lezing (Hand. 12, 1-11)
In die dagen legde koning Herodes de hand op enkele leden van de kerk om hen te mishandelen: Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen. Omdat hij bemerkte dat dit de joden aangenaam was, liet hij ook nog Petrus gevangen nemen. Het was juist in de dagen van het ongedesemde brood. Toen hij hem in handen had gekregen, wierp hij hem in de gevangenis en liet hem bewaken door vier groepen soldaten, elk van vier man; het was zijn bedoeling Petrus na het paasfeest voor het volk te leiden. Terwijl Petrus in de gevangenis zat, werd door de kerk vurig voor hem tot God gebeden. In de nacht vóórdat Herodes hem wilde laten voorleiden, lag Petrus met twee kettingen vastgebonden, te slapen tussen twee soldaten, terwijl ook voor de poort van de gevangenis wacht werd gehouden. Opeens stond een engel des Heren bij hem en was de cel hel verlicht. Hij stootte Petrus in de zij, wekte hem en sprak: “Sta vlug op.” Meteen vielen de kettingen van zijn handen. Vervolgens zei de engel: “Doe uw gordel om en bind uw sandalen onder.” Petrus deed het. De engel hernam: “Sla uw mantel om en volg mij.” Hij ging mee naar buiten zonder nog te beseffen dat het werkelijkheid was wat de engel deed: hij meende een visioen te zien. Zij passeerden de eerste en de tweede wacht en kwamen aan de ijzeren poort, die toegang gaf tot de stad; deze ging vanzelf voor hen open. Zij traden naar buiten, liepen een straat ver en eensklaps was de engel verdwenen. Toen kwam Petrus tot zichzelf en zei: “Nu weet ik zeker, dat de Heer zijn engel heeft gezonden en mij heeft ontrukt aan de macht van Herodes en aan alles wat het volk der Joden verwachtte.”

Tussenzang (Ps. 34/33)
Refrein: De Heer heeft mij gered uit al wat ik vreesde.
De Heer zal ik prijzen iedere dag, zijn lof ligt mij steeds op de lippen. Mijn geest is fier op de gunst van de Heer, laat elk die het hoort zich verheugen.
Verheerlijkt de Heer te zamen met mij en laat ons eendrachtig zijn Naam vereren. Ik ging tot de Heer en Hij heeft mij verhoord, Hij heeft mij gered uit al wat ik vreesde.
Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig, want Hij stelt u niet teleur. Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer en redt hen uit hun ellende.
De engel van God legt een schans om hen heen, om elk die God vreest te beschermen. Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is, gelukkig is hij die zijn heil zoekt bij Hem.

Tweede lezing (2 Tim. 4, 6-8.17-18)
Dierbare, wat mij betreft, mijn bloed wordt weldra geplengd, het uur van mijn heengaan is nabij. Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop voleind, het geloof bewaard. Nu wacht mij de krans der gerechtigheid waarmee de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij zal belonen op de grote dag, en niet alleen mij, maar allen die met liefde uitzien naar zijn komst. De Heer heeft mij terzijde gestaan en mij kracht gegeven om mijn ambt als prediker van het evangelie ten einde toe te vervullen, zodat alle volken ervan horen, en ik werd verlost uit de muil van de leeuw. De Heer zal mij blijven beschermen tegen alle boze aanslagen en mij behouden overbrengen naar zijn hemels koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid in de eeuwen der eeuwen! Amen.

Vers voor het evangelie (Mt. 16, 18)
Alleluia. Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Alleluia.

Evangelie (Mt. 16, 13-19)
In die tijd, toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag: “Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?” Zij antwoordden: “Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.” “Maar gij – sprak Hij tot hen – wie zegt gij dat Ik ben?” Simon Petrus antwoordde: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Jezus hernam: “Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg Ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn.”

Zaterdag 30 juni – HH. Eerste Martelaren van de kerk van Rome

Eerste lezing (Lam. 2, 2.10-14, 18-19)
Meedogenloos heeft de Heer het gebied van Jakob verwoest en in zijn woede heeft Hij de sterkten van Juda geslecht. Eerloos zijn rijk en bestuurders ter aarde geworpen. Zwijgend zitten de oudsten van Sion neer op de grond, in zakken gekleed en met as op het hoofd. Jeruzalems meisjes laten het hoofd hangen. Mijn ogen zijn moe van geween; hoe branden mijn ingewanden, ontzonken is mij de moed mijn volk is zozeer geslagen, kinderen en zuigelingen sterven op straat. Zij vroegen hun moeder nog: “Waar is het brood en de wijn?” maar streden gewond met de dood inde straten der stad, en gaven de geest op de schoot van hun moeder. Wat kan ik nog zeggen, waarmee Jeruzalem, u vergelijken? Wat kan ik nog aanvoeren, Sion, om u te troosten ? Uw wonden zijn groot als de zee en niemand die u geneest. De visioenen van uw profeten zijn leugen en bedrog. Ze wekken geen schuldbesef en wenden de rampen niet af. Waardeloos zijn hun orakels, misleidend. Roep met uw hart tot de Heer, de schutsmuur van Sion. Houd met wenen niet op, geef aan uw ogen geen rust en de vrije loop aan uw tranen, dag en nacht. Roep, geheel de nacht,, tot de Heer, stort uw hart als water uit. Bid, met de handen geheven, dat uw kinderen leven, die nu op de hoeken der straten van honger verkwijnen.

Tussenzang (Ps. 74/73)
Refrein: Vergeet niet achteloos het leven van uw kleinen, Heer.
Hebt Gij uw kudde nu voorgoed verstoten? Mijn God, laait dan uw gramschap telkens op? Denk aan uw volk, dat Gij U hebt verworven, de stammen die Gij hebt gekocht als uw bezit, de Sion die Gij U als woonplaats hebt gekozen.
Richt weer uw schreden naar die eindeloze puinhoop; de vijand heeft al wat daar stond verwoest. Waar wij U zochten schreeuwen nu uw tegenstanders en plaatsen er hun standaard als trofee.
Zoals men met de aks een weg baant door het oerwoud, zo slaan zij met houweel en bijl uw poorten in. Uw tempel heeft men prijsgegeven aan de vlammen, de woonplaats van uw Naam op aarde is ontwijd. Zij zeiden: laat ons alles tot de grond verwoesten; uw heiligdommen werden platgebrand in heel het land.
Denk, Heer, aan uw verbond : de maat is vol, uit alle holen en spelonken loert de boosheid. Stel het vertrouwen der verdrukten niet teleur, laat armen en behoeftigen U loven.

Vers voor het evangelie (2 Tim. 1, 10b)
Alleluia. Onze Heiland Jezus Christus heeft de dood vernietigd, en onvergankelijk leven doen aanlichten door het evangelie. Alleluia.

Evangelie (Mt. 8, 5-17)

Toen Jezus in Kafarnaüm aangekomen was, kwam een honderdman naar Hem toe die, zijn hulp inriep met de woorden: “Heer, mijn knecht ligt verlamd in mijn huis en lijdt vreselijk pijn?” Hij sprak tot hem: “Ik zal hem komen genezen?” Maar de honderman antwoordde: “Heer, ik ben het niet waard dat Gij onder mijn dak komt; maar een enkel woord van U is voldoende om mijn knecht te doen genezen. Want al ben ik zelf een ondergeschikte, ik heb weer manschappen onder mij; en tot de een zeg ik: ga, en hij gaat; en tot een ander: kom, en hij komt; en aan mijn knecht: doe dit, en hij doet het.” Toen Jezus dit hoorde stond Hij verwonderd en zei tot hen die Hem volgden: “Voorwaar, Ik zeg u: Bij niemand in Israël heb Ik een zó groot geloof gevonden. Ik zeg u, dat velen uit het oosten en het westen zullen komen en met Abraham en Isaak en Jakob zullen aanzitten in het Rijk der hemelen; maar de kinderen van het Rijk zullen buitengeworpen worden in de duisternis; daar zal geween zijn en tandengeknars.” En tot de honderdman sprak Jezus: Ga: zoals gij geloofd hebt geschiede u.” En op datzelfde ogenblik werd de knecht gezond. Toen Jezus in het huis van Petrus gekomen was vond Hij diens schoonmoeder met koorts te bed liggen. Hij raakte haar hand aan en zij werd vrij van koorts; zij stond op en bediende Hem. Toen de avond gevallen was bracht men veel bezetenen bij Hem; Hij dreef door een woord de geesten uit, en alle zieken genas Hij, opdat in vervulling zou gaan wat door de profeet Jesaja gezegd was: Hij heeft onze zwakheden weggenomen en onze ziekten heeft Hij gedragen.

“Uw Woord is een lamp voor mijn voeten, een licht op mijn pad”
(Psalm 119)

Dagelijks Brood is een uitgave van het heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Giften voor het heiligdom zijn van harte welkom
via Ideal op onze doneerpagina
of IBAN NL42 RABO 0120 5023 99
t.n.v. Dioc. Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood.
Hartelijk dank voor uw gave.
Verdere info: www.olvternood.nl