Boekje Paaswake

Boekje Paaswake

* Volgens een zeer oud gebruik wordt deze nacht wakend en biddend doorgebracht, ter ere van de Heer. Aldus geven de Christenen gehoor aan de aansporing van het evangelie (Lc. 12,35 v.v.): de lampen brandend te houden en te zijn als mensen die wachten op de terugkomst van de Heer.

 

* De Paaswake bestaat uit 4 delen:

  1. De lichtritus en de aankondiging van het paasfeest.
  2. De dienst van het Woord

(3. De viering van het heilig doopsel)

  1. De viering van de heilige Eucharistie

 

* Terecht werd de Paaswake door de heilige Augustinus (354-430), bisschop en kerkleraar, ‘de moeder van alle nachtwaken’ genoemd, daar uit het ondoorgrondelijk  mysterie van ons geloof, de  verrijzenis van onze Heer Jezus Christus, alle andere liturgische vieringen  zijn ontsprongen.

 

* Vertrouwend op het woord en op de belofte van de Heer, overweegt de Kerk, door lezing en meditatie van lezingen uit de H. Schrift, na dank te hebben gebracht voor het licht, de grote heilsdaden die Hij vanaf den beginne voor zijn volk heeft verricht. Door de wedergeboorte in het doopsel ontvangt zij nieuwe leden en met hen neemt zij in de Paaswake, vóór het aanbreken van de paasmorgen, in deze heilige nachtwake ook zelfdeel aan het mysterie van zijn dood en verrijzenis, zoals zich dat voltrekt in iedere H. Mis.

 

Plechtige opening van de paaswake

 

ZEGENING VAN HET VUUR

EN DE ONTSTEKING VAN DE PAASKAARS

 

Zo mogelijk komende samen met de misdienaars, van wie er één de paaskaars draagt, komt/komen  de priester(s),  diaken en assistenten  naar die plaats in/buiten  de kerk waar het paasvuur ontstoken wordt.

 

– De priester begroet de gelovigen met de woorden:

Allen staan

V/ De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen.

A/ En met uw Geest.

 

V/ Broeders en zusters.
In deze heilige nacht waarin onze Heer Jezus Christus van de dood naar het leven is overgegaan, nodigt de kerk alle gelovigen over heel de wereld uit bijeen te komen om te waken en te bidden. Samen gaan wij nu het Pasen van de Heer herdenken:
wij gaan luisteren naar Zijn woord en Zijn sacramenten vieren. En wij hopen eens te mogen delen in Zijn overwinning op de dood om voor altijd met Hem te leven in God.

 

– Na  de opening wordt het vuur gezegend, waarbij de priester het volgende zegengebed uitspreekt:

 

V/ God, door uw Zoon hebt Gij aan de gelovigen Uw licht geschonken, gelijkend op een vuur. Zegen  dit nieuwe vuur en laat ons door deze paasviering branden van zo’n groot verlangen naar de hemel, dat wij met een zuiver hart mogen komen op het feest van het eeuwige licht. Door Christus onze Heer.

A/ Amen.

 

– de priester kan met de volgende woorden de bezijndere betekenis van de paaskaars onderstrepen:

 

V/ Christus gisteren en heden (1) Begin en Einde (2) Alfa (3) en Omega (4) Hem behoren tijd (5) en eeuwigheid (6) heerlijkheid en heerschappij (7) door alle eeuwen der eeuwen. Amen (8).

 

– Nu worden de 5 wierookkorrels (nagels) door de priester in  een kruisvorm in het kruis gestoken, waarbij hij bidt:

 

V/ Door zijn heilige (1) en glorievolle wonden (2) bescherme (3) en behoedde ons (4) Christus de Heer (5).

 

– Vervolgens wordt aan het gezegende vuur  de paaskaars ontstoken, waarbij de priester zegt:

 

V/ Het licht van Christus’ glorievolle verrijzenis moge uit ons hart en onze geest de duisternis verdrijven.

 

– Nu neemt de diaken of, indien deze ontbreekt, de priester zelf de paaskaars, en trekken zij in processie naar het altaar.  Tijdens deze processie gaat priester of diaken met de paaskaars voorop en hij zingt tot drie maal toe:

 

V/ Lumen Christi        V/ Licht van Christus

A/ Deo Gratias            A/ Heer wij danken u

 

– Wanneer de priester(s en diaken)  bij het altaar is/zijn aangekomen, gaan zij naar de zitplaats. De diaken plaatst de paaskaars op de standaard en vervolgens  worden  de paaskaars en het missaal,  bewierookt. Na de bewieroking zingt de diaken de paasjubelzang (z.o.z.).

 

Paasjubelzang

Laat juichen heel het hemelkoor van engelen,

laat juichen om die grote Koning, juichen om de overwinning!

Laat de trompetten klinken in het rond!

Vol vreugde zij ook de aarde, omstraald door zulk een heerlijkheid!

De glorie van de eeuwige Koning!

Heel de aarde zij vol vreugde, daar alle duister thans verdreven is.

Vol luister straalt de kerk van God op aarde,

en juichend klinken paasgezangen.

Laat ook onze eigen tempel luide weerklinken van ons jubellied.

 

De Heer zij met u;

en met uw geest.

Verheft uw harten;

Wij hebben ze bij de Heer.

Zeggen wij dank

aan de Heer  onze God.

dat is passend en rechtvaardig.

 

Ja, Gij zijt onze dankbaarheid waardig, Vader en Heer van al wat

bestaat. Met hart en ziel zingen wij U lof om Jezus Christus, uw Zoon, wiens bloed ons vrijheid en vergeving heeft gebracht. Hij is het Paaslam, dat tot redding van Gods volk in deze nacht voor ons geofferd wordt. In deze nacht trekt Israël uit Egypte en gaat droogvoets door de Rode Zee. In deze nacht wijst een stralend licht de weg, het licht dat alle duisternis verdrijft. In deze nacht heeft Jezus Christus de ketenen van de dood verbroken en is Hij als overwinnaar uit de doen opgestaan. Hoe goed zijt Gij, Heer God, hoezeer hebt Gij ons liefgehad. Gij hebt uw Zoon gegeven voor onze bevrijding, zijn dood heeft onze schuldigheid doorkruist, ons lot heeft Hij ten goede gekeerd. Dit is de heilige nacht waarin duisternis wijkt en zonde wordt vergeven, vreugde komt voor droefheid, een gelukkige nacht, waarin God en mensen elkander vinden. Heilige Vader, aanvaard in deze glorierijke paasnacht het loflied dat de kerk U toezingt nu zij haar licht heeft ontstoken. Laat dit licht onverminderd schijnen, morgen en alle dagen, in alles wat wij doen, in heel ons leven. Laat het zijn als de verrezen Christus, de

morgenster, die, eens verrezen, nu nimmermeer zal ondergaan.

Wij bidden U, Heer, die ons geschapen heeft, geef vrede in onze

dagen, laat de vreugde van dit paasfeest voor ons een blijvende

vreugde zijn door Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer.

 

– Nu worden  de kaarsen  gedoofd  en gaan allen zitten.

 

Dienst van het Woord

Allen zitten– Nu volgt de lezingendienst met extra aandacht voor Gods Woord, daar dit een van de basiselementen vormt van de Paaswake. Na de lezingen en de psalm volgt steeds een gebed door de priester gebeden, waarvoor iedereen uitgenodigd wordt te gaan staan, als teken van de verrijzenis.

 

V/ Broeders en zusters,
luisteren wij nu – na dit plechtig begin van deze paaswake- naar het woord van God. Wij gaan nu overwegen hoe in het verre verleden God, die ons geschapen heeft, zijn volk heeft gered en hoe Hij in de volheid van de tijden zijn Zoon heeft gezonden om ons te verlossen. Bidden wij de Heer die dit heilswerk is begonnen in het mysterie van zijn sterven en verrijzen, dat Hij het in ons tot voltooiing brengt.

 

Eerste lezing

Gn, 1,1-2,2

Uit het boek Genesis

 

In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte en een hevige wind joeg de wateren op. Toen sprak God: “Er moet licht zijn!” En er was licht. En God zag dat het licht goed was. God scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde God dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de eerste dag. God sprak: “Er moet een uitspansel zijn tussen de wateren, een afscheiding tussen het ene water en het andere.” En God maakte het uitspansel; Hij scheidde het water onder het uitspansel van het water erboven. Zo gebeurde het. Het uitspansel noemde God hemel. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de tweede dag. God sprak: “Het water onder de hemel moet naar één plaats samenvloeien, zodat het droge zichtbaar wordt.” Zo gebeurde het. Het droge noemde God land, en het samengevloeide water noemde Hij zee. En God zag dat het goed was. God sprak: “Het land moet zich tooien met jong groen gras, zaadvormend gewas en vruchtbomen die ieder naar zijn soort hun vruchten dragen met zaad erin.” En uit het land schoot jong groen gras op, zaadvormend gewas, in allerlei soorten, en bomen die ieder naar zijn soort hun vruchten droegen, met zaad erin. En God zag dat het goed was. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de derde dag. God sprak: “Er moeten lichten zijn aan het hemelgewelf, die de dag van de nacht zullen scheiden; zij moeten als tekens dienen, zowel voor de feesten, als voor de dagen en de jaren en tevens als lampen aan het hemelgewelf om de aarde te verlichten.” Zo gebeurde het. God maakte de twee grote lampen, de grootste om over de dag te eersen, de kleinste om te heersen over de nacht en Hij maakte ook de sterren. God gaf ze een plaats aan het hemelgewelf om de aarde te verlichten, om te heersen over de dag en over de nacht en om het licht en de duisternis uiteen te houden. En God zag dat het goed was. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de vierde dag. God sprak: “Het water moet wemelen van dieren en boven het land moeten de vogels vliegen langs het hemelgewelf.” Toen schiep God de grote gedrochten van de zee en al de krioelende dieren waar het water van wemelt, soort na soort, en al de gevleugelde dieren, soort na soort. En God zag dat het goed was. God zegende ze en Hij sprak: “Weest vruchtbaar en wordt talrijk; gij moet het water van de zee bevolken en de vogels moeten talrijk worden op het land.” Het werd avond en het werd ochtend; dat was de vijfde dag. God sprak: “Het land moet levende wezens voortbrengen van allerlei soort: tamme dieren, kruipende dieren en wilde beesten van allerlei soort.” Zo gebeurde het. God maakte de wilde beesten, soort na soort, de tamme dieren, soort na soort. En God zag dat het goed was. God sprak: “Nu gaan wij de mens maken, als beeld van ons, op ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.” En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. God zegende hen en God sprak tot hen: “Weest vruchtbaar en wordt talrijk, bevolkt de aarde en onderwerpt haar; heerst over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht en over al het gedierte dat over de grond kruipt.” En God sprak: “Hierbij geef Ik alle zaadvormende gewassen op de hele aardbodem aan u en alle bomen met zaaddragende vruchten: zij zullen u tot voedsel dienen. Maar aan alle wilde beesten, aan alle vogels van de lucht en aan alles wat over de grond kruipt, aan al wat dierlijk leven heeft geef Ik het groene gras als voedsel.” Zo gebeurde het. God bezag alles wat Hij gemaakt had en Hij zag dat het heel goed was. (Het werd avond en het werd ochtend; dat was de zesde dag. Zo werden de hemel en de aarde voltooid en alles waarmee ze toegerust zijn. Op de zevende dag bracht God het werk dat Hij verricht had tot voltooiing. Hij rustte op de zevende dag van het werk dat Hij verricht had.

 

L/ Verbum Domini

A/ Deo gratias

 

 

 

L/ Woord van de Heer

A/ Wij danken God.

 

Antwoordpsalm

Ps. 104, 1-2a, 5-6, 10 en 12, 13-14, 24 en 35c

Refrein:     Zend uw geest, Heer, dan komt er weer leven

                   dan maakt Gij uw schepping weer nieuw.

Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,

wat zijt Gij groot, Heer mijn God!

Met glorie en luister zijt Gij bekleed,

uw mantel is zuiver licht. Ref.

 

Gij hebt ook de aarde geplaatst op haar zuilen,

in eeuwigheid wankelt zij niet.

Gij hebt haar de oerzee als kleed gegeven,

het water stond boven de bergen uit. Ref.

 

De bronnen deedt Gij uitstromen in beken,

die dringen zich tussen de bergen voort.

En aan hun oevers nestelen vogels

en zingen tussen het struikgewas. Ref.

 

Vanuit uw schuren besproeit Gij de bergen,

de grond wordt gevoed door wat Gij hem geeft.

Gij doet voor de dieren het gras opschieten

en graan dat de mensen ten dienste staat. Ref.

 

Hoe veel is het wat Gij gedaan hebt, Heer,

en alles in wijsheid gemaakt.

De aarde is vol van uw schepsels;

de Heer zij altijd geprezen. Ref.

Gebed

Allen staan

V/ Almachtige eeuwige God,

Gij zijt wonderbaar in de ordening van al uw werken. Laat alleen die door U verlost zijn begrijpen dat de schepping van de wereld in den beginne overtroffen is op het einde der tijden, toen Christus, ons paaslam, is geslacht. Die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen.

A/ Amen.

Allen zitten

 

tweede lezing

Ex, 14,15-15,1

Uit het boek Exodus

 

In die dagen sprak de HEER tot Mozes: “Wat roept gij Mij toch? Beveel de Israëlieten verder te trekken. Gij zelf moet uw hand opheffen, uw staf uitstrekken over de zee en ze in tweeën splijten. Dan kunnen de Israëlieten over de droge bodem door de zee trekken. Ik ga de Egyptenaren halsstarrig maken zodat zij hen achterna gaan. En dan zal Ik Mij verheerlijken ten koste van Farao en heel zijn legermacht, zijn wagens en zijn wagenmenners. De Egyptenaren zullen weten dat Ik de HEER ben, als Ik Mij verheerlijk ten koste van Farao, zijn wagens en zijn wagenmenners.” De engel van God die aan de spits van het leger der Israëlieten ging, veranderde van plaats en stelde zich achter hen op, tussen het leger van de Egyptenaren en het leger van de Israëlieten. De wolk bleef die nacht donker zodat het heel die nacht niet tot een treffen kwam. Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee en de HEER deed die hele nacht door een sterke oostenwind de zee terugwijken. Hij maakte van de zee droog land en de wateren spleten vaneen. Zo trokken de Israëlieten over de droge bodem de zee door, terwijl de wateren links en rechts een wand vormden. De Egyptenaren zetten de achtervolging in; alle paarden van Farao, zijn wagens en zijn wagenmenners gingen achter de Israëlieten aan de zee in. Tegen de morgenwake richtte de HEER zijn blikken vanuit de wolkkolom en de vuurzuil op de legermacht van de Egyptenaren en bracht ze in verwarring. Hij liet de wielen van de wagens scheeflopen zodat ze slechts met moeite vooruit kwamen. De Egyptenaren riepen uit: “Laten we vluchten voor de Israëlieten, want de HEER strijdt voor hen tegen ons.” Toen sprak de HEER tot Mozes: “Strek uw hand uit over de zee, dan zal het water terugstromen over de Egyptenaren en hun wagens en wagenmenners.” Mozes strekte zijn hand uit over de zee en toen het licht begon te worden vloeide de zee naar haar gewone plaats terug. Daar de Egyptenaren er tegenin vluchtten dreef de HEER hen midden in de zee. Het water vloeide terug en overspoelde wagens en wagenmenners, heel de strijdmacht van Farao die de Israëlieten op de bodem van de zee achterna waren gegaan. Niet één bleef gespaard. De Israëlieten daarentegen waren over de droge bodem door de zee heen getrokken, terwijl de wateren links en rechts van hen een wand vormden. Zo redde de HEER op deze dag Israël uit de greep van Egypte: Israël zag de Egyptenaren dood op de kust liggen. Toen Israël het machtige optreden van de HEER tegen Egypte gezien had, kreeg het volk ontzag voor de HEER: zij stelden vertrouwen in de HEER en in Mozes zijn dienaar. Toen hieven Mozes en de Israëlieten ter ere van de HEER een lied aan.

 

L/ Verbum Domini

A/ Deo gratias

 

L/ Woord van de Heer

A/ Wij danken God.

 

Tussenzang

Ex. 15, 1-2, 3-4, 5-6, 17-18

 

Refrein: De Heer bezing ik de overwinnaar

 

De Heer bezing ik de Overwinnaar,

paarden en ruiters dreef Hij in zee.

De Heer is mijn kracht, Hem dank ik mijn redding,

De Heer is mijn God, voor Hem is mijn lied.  Refr.

 

De God van mijn vaderen, Hem zal ik prijzen,

een machtig strijder, zijn naam is de Heer.

Farao’s wagens zijn legers verdronken,

de Rietzee verzwolg de keur van zijn volk.  Refr.

 

De golven zijn over hen heen geslagen,

zij zijn als een steen in de diepte gestort.

Uw hand, Heer, die machtiger is dan de mensen,

uw hand heeft de vijand ten val gebracht.   Refr.

 

Gij hebt hen gebracht naar uw eigen bezit,

geplant op de berg waar Gij zelf wilde wonen;

de heilige plaats Heer, die Gij hadt gemaakt:

De Heer zal daar heersen voor altijd en eeuwig.  Refr.

 

Gebed

Allen staan

V/ God uw wonderen van weleer zien wij ook in onze dagen schitteren. Want wat Gij eens met machtige hand hebt gedaan om één volk te bevrijden uit de greep van Farao, doet Gij nu voor het heil van alle volkeren door het water van de werdergeboorte. Neem de gehele mensheid op onder de kinderen van Abraham en verhef allen tot de waardigheid van Israël. Door Christus onze Heer.

A/ Amen.

Allen zitten

Derde lezing

Jes, 54,5-14

Uit de profeet Jesaja

 

Hij die u schiep… Hij is uw Bruidegom, Hij is uw Schepper; zijn Naam is: HEER der Hemelse Machten; Hij wordt genoemd: Uw verlosser Israëls Heilige, God van Geheel de Aarde! Een verlaten, zielsbedroefde vrouw zijt gij maar de HEER roept u weer bij uw naam. Want – zo zegt uw God – kan iemand de geliefde van zijn jeugd wel verstoten? In een plotselinge opwelling heb Ik u in de steek gelaten maar met een grote barmhartigheid zoek Ik u weer op; In een vlaag van toorn heb Ik voor een ogenblik mijn aangezicht van u afgewend maar – zo spreekt de HEER, uw Verlosser – met een eeuwige liefde ontferm Ik Mij weer over u. Zoals Ik ten tijde van Noach gezworen heb dat de wateren de aarde nooit meer zouden bedekken, zo zweer Ik nu nooit meer op u vertoornd te zijn en u nooit meer te bedreigen. Want de bergen mogen wankelen, de heuvels schudden, maar mijn trouw jegens u zal niet wankelen en mijn verbond van liefde niet breken, zegt de HEER die u barmhartig is. Ongelukkige Stad, door stormen geplaagd en troosteloos, zie, uw grondvesten leg Ik met jaspis, uw fundamenten met saffier; uw tinnen maak Ik van robijnen, uw poorten van karbonkels, uw muren van kostbare stenen. Uw kinderen zullen door de HEER onderricht worden en een diepe vrede valt uw zonen ten deel. Gij zult gegrondvest zijn op gerechtigheid: weet u dus vrij van onderdrukking: gij hebt niets te vrezen! En vrij van verschrikking: want geen verschrikking zal u nog ooit overvallen!

 

L/ Verbum Domini

A/ Deo gratias

 

L/ Woord van de Heer

A/ Wij danken God.

 

Antwoordpsalm

Ps. 30 (29), 2 en 4, 5-6, 11 en 12a en 13b

Refrein: U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd.

 

U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd,

Gij hebt mijn vijanden niet laten zegevieren.

Heer, uit het dodenrijk hebt Gij mijn ziel verlost,

Gij hebt mij losgemaakt van die ten grave dalen.  Refr.

 

Bezingt de Heer dan met mij, al zijn vromen,

en dankt zijn Naam die hoogverheven is.

Zijn toorn duurt kort, maar zijn genade levenslang,

de avond brengt geween, de ochtend blijdschap.  Refr.

 

Heer, luister en ontferm U over mij,

mijn God, sta mij terzijde met uw hulp. 

 

Gij hebt mijn rouwklacht in een vreugdedans veranderd,

mijn rouwkleed losgemaakt, met blijdschap mij omgord.  Refr.

 

Mijn ziel zal U bezingen zonder te verstommen,

U zal ik loven, Heer mijn God, in eeuwigheid.    Refr.

Gebed

Allen staan

V/ Almachtige eeuwige God, vermeerder tot eer van uw Naam wat Gij aan onze vaderen beloofd hebt omwille van hun geloof: maak de kinderen van de belofte talrijk door de genade van het kindschap, zodat de kerk reeds voor een groot deel vervuld ziet wat de heiligen van het oude Verbond zonder te twijfelen hebben geloofd. Door Christus onze Heer.

A/ Amen.

 

– Na de laatste lezing uit het Oude Testament, gevolgd door de psalm met refrein en het gebed, worden de kaarsen van het altaar aangestoken en wordt het Eer aan God gezongen, terwijl de klokken luiden als de plaatselijke omstandigheden dit toelaten, als teken dat het oude voorbij is. 

 

Gloria

 

Gloria in excelsis Deo. Et in terra pax hominibus bonae voluntatis. Laudamus te. Benedicimus te. Adoramus te. Glorificamus te. Gratias agimus tibi propter magnam gloriam tuam. Domine Deus, Rex caelestis, Deus Pater omnipotens. Domine Fili unigenite, Jesu Christe. Domine Deus, Agnus Dei, Filius Patris, Qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Qui tollis peccata mundi, suscipe depreca-tionem nostram. Qui sedes ad dexteram Patris, miserere nobis. Quoniam tu solus Sanctus. Tu solus Dominus. Tu solus Altissimus:  Jesu Christe, cum Sancto Spiritu in gloria Dei Patris. Amen. Eer aan God in den hoge, en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft. Wij loven U. Wij prijzen en aanbidden U. Wij verheerlijken U en zeggen U dank voor uw grote heerlijkheid. Heer God, hemelse Koning. God almachtige Vader; Heer, eniggeboren Zoon, Jezus Christus; Heer God, Lam Gods, Zoon van de Vader; Gij, die wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons; Gij, die wegneemt de zonden der wereld, aanvaard ons gebed; Gij, die zit aan de rechterhand van de Vader, ontferm U over ons. Want Gij alleen zijt de Heilige. Gij alleen de Heer.  Gij alleen de Allerhoogste: Jezus Christus, met de heilige Geest in de heerlijkheid van God de Vader. Amen.

 

Gebed

 

V/ God, Gij verlicht in deze heilige nacht door de glorievolle verrijzenis van de Heer. Verlevindig in uw kerk de geest van ahet kindschap en geef dat wij, naar lichaam en geest vernieuwd, U steeds in volle overgave dienen. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen.

A/ Amen.

Allen zitten


Vierde lezing

Rom, 6,3-11

 

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome

 

Broeders en zusters, gij weet toch dat de doop waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus ons heeft doen delen in zijn dóód? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij een nieuw leven zouden leiden zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt. Zijn wij één met Hem geworden door het beeld van zijn dood dan moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding, in de overtuiging dat onze oude mens met Hem gekruisigd is; daardoor is aan het bestaan in de zonde een einde gekomen, zodat wij niet langer aan de zonde dienstbaar zijn. Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. Indien wij dan met Christus gestorven zijn geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven; want wij weten dat Christus, eenmaal van de doden verrezen, niet meer sterft: de dood heeft geen macht meer over Hem. Door de dood die Hij gestorven is heeft Hij eens voor al afgerekend met de zonde; het leven dat Hij leeft heeft alleen met God van doen. Zo moet ook gij uzelf beschouwen: als dood voor de zonde en levend voor God in Christus Jezus.

 

L/ Verbum Domini

A/ Deo gratias

 

L/ Woord van de Heer

A/ Wij danken God.

 

Alleluia, alleluia,

alleluia, alleluia,

alleluia, alleluia

Evangelie

Allen staan

 

V/ Dominus vobiscum

A/Et cum spiritu tuo

V/ Lectio sancti evangelii secundum Marcum

A/Gloria tibi Domine

 

 

V/ De Heer zij met U

A/ En met uw geest

V/ Lezing uit het heilige evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus

A/Lof zij U, Christus

 

Marcus 16, 1-8

Toen de sabbat voorbij was kochten Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus, en Salóme welriekende kruiden om Hem te gaan balsemen. Op de eerste dag van de week, heel vroeg, toen de zon juist op was, gingen zij naar het graf. Maar ze zeiden tot elkaar: ‘Wie zal de steen voor ons van de ingang van het graf wegrollen?’ Opkijkend bemerkten ze echter dat de steen weggerold was; en deze was zeer groot. Binnengetreden in het graf zagen ze tot hun ontsteltenis aan de rechterkant een jongeman zitten in een wit gewaad. Maar hij sprak tot haar: “Schrikt niet. Gij zoekt Jezus de Nazarener die gekruisigd is. Hij is verrezen, Hij is niet hier. Kijk, dit is de plaats waar men Hem neergelegd had. Gaat aan zijn leerlingen en aan Petrus zeggen: Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult ge Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft.” De vrouwen ging naar buiten en vluchtten weg van het graf, want schrik en ontsteltenis hadden hen overweldigd. En uit vrees zeiden ze er niemand iets van.

 

V/Verbum Domini

A/Laus tibi Christe

 

 

 

 

Verkondiging

Allen zitten

Hernieuwing van de doopbeloften

 

In verband met de coronamaatregelen word van de doopliturgie alleen de hernieuwing van de doopbeloften bewaard.

 

– Nu gaan allen, met de kaars brandend, staan om hun doopbeloften te hernieuwen

 

Opening door de priester

 

V/ Broeders en zusters, door het paasmysterie zijn wij in het doopsel begraven met Jezus Christus, om met Hem een nieuw leven te kunnen leiden. Daarom willen wij, nu de veertigdaagse voorbereiding op het paasfeest ten einde is, onze doopbeloften opnieuw uitspreken. Want eens hebben wij ons verzet tegen de boze macht en tegen het kwaad dat hij sticht, en wij hebben beloofd God in zijn heilige katholieke Kerke te dienen. Daarom:

 

V/ Wilt u kwaad en onrecht afwijzen om te leven in de vrijheid van Gods kinderen?

A/ Ja, dat wil ik.

V/ Wilt u de bekoringen van de zonde afwijzen, om niet in de greep van het kwaad te komen?

A/ Ja, dat wil ik.

V/ Wilt u de Satan afwijzen, de aanstichter van alle zonde?

A/ Ja, dat wil ik

 

Geloofsbelijdenis

 

V/ Geloof U in God de almachtige Vader,

Schepper van hemel en aarde?

A/Ik geloof

V/ Gelooft U in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon,

onze Heer, die geboren is uit de maagd Maria,

die geleden heeft, gestorven en begraven is;

die uit de dood is opgestaan en zit aan Gods rechterhand?

A/ Ik geloof

V/ Gelooft U in de Heilige Geest,

de heilige katholieke Kerk,

de gemeenschap van de heiligen,

de vergeving van de zonden,

de verrijzenis van het lichaam?

 A/ Ik geloof

 

V/ Moge de almachtige God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons heeft doen herboren worden uit water en de heilige Geest en ons vergeving heeft geschonken van onze zonden, ons door zijn genade bewaren  tot het eeuwige leven

in Christus Jezus onze Heer.

 

– Nu besprenkelt de priester, bij wijze van boete-act alle aanwezigen  met het gewijde water waarbij wordt gezongen

 

Voorbeden en intenties

A/ Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons.

 

Dienst van de Eucharistie

 

Altaarvoorbereiding

–  Onderwijl wordt het offertorium gezongen

Allen staan

 

V/ Bidt broeders en zusters, dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God de almachtige Vader

A/ Moge de Heer het offer uit uw handen aannemen, tot lof en eer van zijn Naam, tot welzijn van ons en van heel zijn heilige Kerk.

 

Gebed over de gaven

 

V/ Heer, aanvaard  de gebeden  van uw volk met de offergaven die U worden aangeboden. Laat deze eucharistie die haar oorsprong vindt in het paasmysterie ons kracht geven tot eeuwig leven. Door Christus onze Heer.

A/ Amen.

 

Prefatie

 

V/Dominus vobiscum

A/Et cum spiritu tuo

V/Sursum corda

A/Habemus ad Dominum

 

V/Gratias agamus Domino

Deo nostro

A/Dignum et iustum est

 

 

 

V/De Heer zij met u

A/En met uw geest

V/Verheft uw hart

A/Wij zijn met ons hart bij de Heer

V/Brengen wij dank aan de Heer onze God

A/Hij is onze dankbaarheid waardig

 

Vere dignum et iustum est, aequum et salutare, Te quidem Domine, omni tempore confiteri, sed in hac potissimum nocte gloriosius preadicare, cum Pascha nostrum immolatus est Christus. Ipse enim verus est Agnus, qui abstulit peccata mundi. Qui mortem nostram moriendo destruxit et vitam resurgendo reparavit. Qua propter profusus paschalibus gaudiis, totus in orbe terrarum mundus exsultat. Sed et supernae virtutes atque angelicae potestates hymnum gloriae tuae concinunt, sine fine dicentes: U danken wij Heer onze God, omwille van uw heerlijkheid en om heil en genezing te vinden, zullen wij uw Naam verkondigen, al onze dagen. Maar vooral in deze nacht, bezingen wij U, want ons Paaslam Christus is voor ons geslacht. Hij die voor ons geworden is het Lam, dat wegdraagt de zonden der wereld. Onze dood is Hij gestorven, voorgoed heeft Hij de dood ontwapend en gedood. Hij is opgestaan ten leven en alles heeft Hij nieuw gemaakt.  Vreugde om het paasfeest vervult ons mensen die op aarde wonen, vreugde vervult de engelen in de hemel, de machten en de krachten die U loven, die U dit lied toejuichen zonder einde:
Sanctus, Sanctus, Sanctus

Dominus Deus Sabaoth.

Pleni sunt caeli et terra gloria tua.

Hosanna in excelsis.

Benedictus qui venit in nomine Domini.

Hosanna in excelsis.

Heilig, heilig, heilig de Heer

de God der hemelse machten.

Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid.

Hosanna in den hoge.

Gezegend Hij die komt in de naam des Heren.

Hosanna in den hoge.

 

Romeinse Canon

Allen knielen

 

Wij bidden U, genadige God, Vader van onze Heer Jezus Christus, wij smeken U door Hem die is uw Zoon en onze Heer: dat Gij wilt aanvaarden en zegenen, deze gaven hier, die wij u aan­bieden: dat Gij zult heiligen dit brood en deze beker opdat zij ten goede komen aan heel de kerk, die Gij geroepen hebt en uitverkoren overal in deze wereld. Regeer uw kerk, Heer onze God, wees onze herder; breng ons bijeen van heinde en ver en geef ons uw vrede. Dat vragen wij U in eenheid met de bisschop van Rome, paus N., in eenheid met onze bisschop N., verenigd ook met allen die, oprecht en trouw, uw woord bewaren en het geloof belijden van uw apostelen overal in deze wereld.

 

Herinner U de namen Heer van allen die u toebehoren N. en N. en van alle mensen die hier voor U staan. Gij kent hun geloof, Gij weet dat zij u willen dienen. In naam van hen die U het offer brengen van hun aanbidding en hun dankbaarheid, in naam van allen smeken wij U: houd hen in leven want op U hopen zij, bevrijd hun hart en maak hen heilig, Gij, eeuwige en waarachtige, levende God.

 

Wij zegenen en aanbidden U omdat in deze nacht Jezus Christus uit de dood is opgestaan, en wij smeken U samen met Maria altijd maagd, die bij U verheerlijkt is, de Moe­der Jezus Christus, onze Heer en onze God, met de heilig Jozef, en met uw apostoelen en bloedgetuigen Petrus en Paulus, Andreas, Jakobus, Johannes; met Tomas, Jakobus, Filippus, Bartolomeüs, Matteüs, Simon en Taddeüs; met Linus en Cletus, Clemens en Sixtus, met Cor­nelius, Cyprianus, Laurentius en Chrysogonus, met Jo­hannes en Paulus, Cosmas en Damia­nus, en met al uw heiligen. Om hunnentwil en op hun voorspraak vragen wij: wees onze toevlucht, waar wij ook gaan, wees onze kracht (door Christus onze Heer. Amen).

 

Neem deze gaven van ons aan, Heer God, waain wij onszelf willen geven en toevertrouwen aan U. Mgoen zij vooral ten goede komen aan hen die dezer dagen herboren zijn uit water en heilige Geest tot vergeving van hun zonden: beschik over ons en voor ons van dag tot dag naar uw vrede; dat wij niet verloren gaan maar bij uw uitverkorenen worden geteld. (door Chistus onze Heer. Amen)

 

Ontvang uit onze handen, Heer, dit brood en deze beker; bekrachig en voltooi en zegen deze gaven dat zij voor ons het Lichaam worden en het Bloed van Jezus Christus, uw beminde Zoon.

 

Die op de avond voor zijn lijden en dood het brood in zijn handen heeft genomen en zijn ogen op­geslagen heeft naar U, God, zijn almachtige Vader, de zegen uitgesproken heeft het brood gebroken en aan zijn leerlingen gegeven met de woorden:

 

NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN,

WANT DIT IS MIJN LI­CHAAM,

DAT VOOR U GEGEVEN WORDT.

 

Zo nam Hij ook, toen zij gegeten hadden, deze beker in zijn handen, Hij sprak de zegen en het dankgebed, reikte hem over a an zijn leerlingen en zei:

 

NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT,

WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE

ALTIJDDURENDE VERBOND,

DIT IS MIJN BLOED

DAT VOOR U EN VOOR ALLE MENSEN

WORDT  VER­GOTEN

TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN.

BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN.

 

 

Mysterium fideï

 

A/ Mortem tuam annuntiamus Domine et tuam resurrectionem confitemur donec venias 

Verkondigen wij het mysterie van het geloof

A/ Heer Jezus wij verkondigen uw dood en wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt.

 

 

Daarom gedenken wij, Heer, het lijden en de dood van Jezus Chris­tus, Uw Zoon, dat hij verrezen is, dat Hij is opgestegen naar de hemel. Tot uw dienst geroepen, tot uw volk gemaakt, geven wij U wat Gij ons zelf in handen hebt gelegd: dit ongebroken, vlekkeloze Lam, dit brood van eeuwig leven, en deze beker die onze redding is in eeuwigheid.

 

Keer U niet af, wees ons genadig, zoals Gij in genade hebt aanvaard het offer van uw dienar Abel en dat van Abraham die onze vader is, het heilig offer ook van brood en wijn dat uw priester Melchisédek U heeft gebracht.

 

Zend dan uw engel, machtige God, om deze gaven en gebeden op te dragen naar het altaar van uw heerlijkheid: wij bidden U, dat wij die de gemeenschap vieren van deze tafel en delen in het Lichaam van uw Zoon en in zijn Bloed, van U gezegend zullen zijn vol van genade.

 

Herinner U de namen, Heer, van onze broeders en zusters N. en N. die ons in de dood zijn voorgegaan, getekend met het geloof. Dat zij, en allen die in Christus zijn ontslapen, in vrede mogen rusten en binnengaan in uw land verlicht en vertroost.

 

Wij zijn van U, met al ons kwaad, op uw barmhartigheid hopen wij. Neem ons op in de gemeenschap van uw heiligen, van uw apostelen en bloedgetuigen Johannes, Stefanus, Mattias, Barnabas, Ignatius, Alexander, Marcellinus en Petrus, Felicitas en Perpetua, Agatha en Lucia, Agnes, Cecilia en Anastasia, en van al die anderen die reeds door U verheelijkt zijn. Behandel ons niet zoals wij verdienen, maar schenk ons vergeving – opdat wij mogen delen in hun geluk. Door Jezus Chris­tus onze Heer. In Hem hebt Gij al wat betaat geschapen en gezegend, in Hem ontvangen wij al uw genade, Hij is ons leven.

 

Per ipsum, et cum ipso, et in ipso, est tibi Deo Patri omnipotenti, in unitatie spiritus sancti, omnis honor et gloria, per omnia seacula saeculorum.

A/Amen.

 

Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest hier en nu en tot in eeuwigheid.

A/Amen.

 

 

Allen staan

 

V/ Preceptis salutaribus moniti et divina institutione formati audemus dicere

 

 

 

A/Pater noster, Qui es in caelis, Sanctificetur nomen tuum. Adveniat regnum tuum. Fiat voluntas tua, sicut in caelo et in terra. Panem nostrum quotidianum da nobis hodie, Et dimitte nobis debita nostra, Sicut et nos dimittimus debitoribus nostris. Et ne nos inducas in tentationem, Sed libera nos a malo.

V/ Aangespoord door een gebod van de Heer en door zijn goddelijk woord onderricht, durven we zeggen:

 

 

A/ Onze Vader, die in de hemel zijt, uw naam worde geheiligd. Uw rijk kome.

Uw wil geschiede op aarde  zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood,

en vergeef ons onze schulden,

zoals ook vergeven aan onze schuldenaren, en breng ons niet in beproeving,  maar verlos ons van het kwade.

 

V/ Verlos ons, Heer, van alle kwaad. Geef vrede in onze dagen. Dat wij, gesteund door Uw barmhartigheid, vrij mogen zijn van zonde, en beveiligd tegen alle onrust, hoopvol wachtend op de komst van Jezus  Messias, Uw Zoon.

 

A/ Want van U is het koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid,  amen.

 

V/ Heer Jezus Christus, Gij hebt aan Uw apostelen gezegd: “Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u”. Let niet op onze zonden, maar op het geloof van  uw kerk. Vervul uw belofte: geef vrede in Uw Naam, en maak ons één, Gij die leeft in eeuwigheid. Amen.

V/ De vrede des Heren zij altijd met u.

A/ En met Uw geest.

 

Agnus Dei,

qui tollis peccata mundi,

miserere nobis.

Agnus Dei,

qui tollis peccata mundi,

miserere nobis.

Agnus Dei,

qui tollis peccata mundi,

dona nobis pacem.

Lam Gods,

dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons.

Lam Gods,

dat wegneemt de zonden der wereld,  ontferm U over ons.

Lam Gods,

dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons de vrede.

 

V/ Zalig zij, die genodigd zijn tot de Maaltijd des Heren.

Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld

A/ Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt,

maar spreek en ik zal gezond worden.

 

Gebed na de Communie

V/ Heer, laat over ons uw geest van liefde komen.

Maak allen één van hart die zich met U verbonden weten, en verzadig hen met de gaven die Gij in deze paasviering hebt geschonken. Door Christus onze Heer.

 A/ Amen.

 

Zegen en Wegzending

V/Ite missa est alleluia, alleluia

A/Deo gratias alleluia, alleluia

V/Gaat in vrede heen alleluia, alleluia

A/God zij dank gebracht alleluia, alleluia

 

 

 

 

Het Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood wenst u Zalig Pasen